Teeltsystemen en opbrengst van wintertarwe M et name in 1978 werden alom hoge tot zeer hoge opbrengsten ge haald, waarbij enkele percelen de 10 ton per ha zelfs overschreden. Een indruk van de ontwikkeling van de korrelopbrengsten van wintertarwe in de laatste 30jaren is in (figuur 1) als vijfjaarlijks voortschrijdende gemid delde aangegeven. De sterke stijging van de korrelopbrengsten van de laatste jaren komt duidelijk naar vo ren; tegenover een jaarlijkse toena me van 60 kg/ha in de jaren 1950-1970 was in de laatste jaren een stijging aanwezig van 175 kg/ha per jaar. I n de praktijk is de laatste jaren veel belangstelling getoond voor inten sieve teeltsystemen, welke in Slees- wijk-Holstein worden toegepast. Uitgangspunt van dit intensieve teeltsysteem is het verkrijgen van zeer dichte gewasbestanden, welke lang groen blijven. Aan de voor waarden voor hoge korrelopbreng sten, t.w. voldoende korrels en goede korrelvulling, wordt dan ruim schoots voldaan. Dit intensieve teeltsysteem kenmerkt zich door: D e resultaten van de proeven in 1977 en 1978 zijn reeds gepubliceerd (en zijn in tabel 2 kort samengevat). Bij het toen onderzochte tarweras Caribo konden geen duidelijke ver schillen tussen beide teeltsystemen, noch tussen de zaaitijden worden vastgesteld. De korrelopbrengsten van de proeven in 1979 zijn weerge geven in tabel 3. I n de 5 proeven heeft het intensieve teeltsysteem ruim 500 kg/ha meer opgebracht dan het gangbare sys teem. Gezien het grotere gebruik van meststoffen en bestrijdingsmiddelen kan men zich afvragen, of het inten sieve systeem ook in financieel op zicht wel zo aantrekkelijk is geweest. 9mSÊtM dr. ir. A. Darwinkel K. orrelopbrengsten van 10.5 11 ton per ha worden bij de teelt van wintertarwe voor Nederlandse omstandigheden als potentieel haalbaar beschouwd; door theoretici in Engeland en Duitsland worden nog ho gere opbrengsten, van 12 k 15 ton per ha, genoemd. Het bereiken van dergelijke hoge opbrengsten kan alleen plaatsvinden onder optimale omstandigheden van gewasontwikkeling, bodem en weer. Voor de praktijk zijn dergelijke opbrengsten voorlopig echter weinig realistisch. Desalniettemin heeft wintertarwe in de laatste jaren een sterke stijging vertoond en een opbrengstniveau bereikt, dat 10 jaar geleden door velen voor onmogelijk werd gehouden. 1978 hoge opbrengsten Voor het bereiken van hoge korre lopbrengsten is het nodig dat er vol doende korrels worden aangelegd en een goede korrelvulling plaats heeft. Dit kan alleen geschieden, indien het gewas zich ongestoord kan ontwik kelen en gedurende langere tijd het ingestraalde licht kan benutten voor korrelzetting en korrelvulling. On gunstige invloeden als mineraalte korten, ziekten en plagen moeten worden vermeden. Door de beschikbaarheid van diver se hulpmiddelen kan thans aan een ongestoorde groei en een langdurig, produktief bladerdek in toenemende mate worden tegemoet gekomen. Voor de uitvoering van de diverse teelthandelingen kan bij wintertarwe gebruik worden gemaakt van kunst mest en een pakket aan chemische middelen ter voorkoming van on kruiden, legering, ziekten en plagen. De aanwending van deze hulpmid delen kan zeer verschillend zijn: meer of minder bewust, meer of minder frequent, preventief dan wel curatief. De toepassing van de hulp middelen zal vooral samenhangen met de kennis van het gewas ener zijds en met de aandacht, die aan het gewas besteed zal worden, ander zijds. Als gevolg hiervan kan de teelttechniek van wintertarwe nogal variëren. In de praktijk komen naast extensieve systemen met weinig teelthandelingen zeer intensieve sys temen, waarbij frequent gebruik ge maakt wordt van diverse hulpmid delen, voor. Teeltsystemen een vroege zaaitijd, vanaf half september een hoge zaaizaadhoeveelheid, 180-250 kg/ha een hoge (driedelige) stikstofbe mesting aanwending van sporenelementen een (2-malige)j bespuiting van chloormequat een frequente bestrijding van ziekten en plagen. De perspektieven van zo'n intensief teeltsysteem voor de Nederlandse tarweteelt werden in 1977 en 1978 nagegaan te Lelystad en in 1979 te Nieuw-Beerta, Wieringerwerf, Westmaas, Wijnandsrade en Lelys tad. In het onderzoek werd dit in tensieve systeem vergeleken met een "gangbaar" teeltsysteem, waarbij werd uitgegaan van: .A. 1 i 12 «I '81 Att i 120-150 kg zaaizaad pëk M een stikstofbemesting op basis van grondonderzoek een vroegtijdige toepassing van chloormequat een bestrijding vdn afrijpings- ziekten bij de bloei een bestrijding van voetziekten, bladziekten en bladluizen, af hankelijk van de aantasting. Tabel 1 bevat een schematisch over zicht van de teelthandelingen van beide systemen. In alle proeven zijn deze beide teeltsystemen uitgevoerd bij een vroege zaaitijd (periode 20 sept. - 10 okt.) en een normale zaai tijd (periode 15 okt. - 31 okt.). Korrelopbrengsten Voor een goede interpretatie van de resultaten van dit onderzoek moet rekening worden gehouden met het gebruik van meerdere rassen en met regionale verschillen in gevoeligheid voor ziekten en plagen. Vandaar dat enkele bijzonderheden van de diver se proeven onder aan de tabel zijn toegevoegd. Bij een gezamenlijke beschouwing van de resultaten van de proeven in 1979 blijkt, dat het intensieve teelt systeem een hogere korrelopbrengst heeft gegeven dan het gangbare sys teem. De oorzaken hiervan zullen van proef tot proef verschillen, sa menhangend met variaties in rassen, ziektedruk en luisbezetting tussen de proeven. Wel kon worden vastgesteld dat de hogere korrelopbrengst niet aan het intensieve teeltsysteem als totaliteit, maar eerder aan één of enkele on derdelen van dit systeem, moet wor den toegeschreven. Door de vrij ge zonde gewasontwikkeling werd bij het gangbare teeltsysteem slechts een bespuiting tegen afrijpingsziekten bij de bloei uitgevoerd. Waarschijnlijk i< dit onvoldoende geweest voor de be strijding van Septoria bij het ras Do- nata (BEM, WS) en voor de bestrij ding van laat opgetreden bruine roest bij het ras Caribo (PAGV, EH), terwijl ook de bestrijding van mas saal optredende bladluizen (BEM, WS, WR) wellicht niet optimaal is geweest. Bovendien werd de indruk verkregen, dat ook de 3e N-gift in het "gezonde" gewas van het intensieve teeltsysteem aan de hogere op brengst heeft bijgedragen. In de proeven lijkt een duidelijke positieve invloed van vroeg zaaien aanwezig te zijn. Echter, bij de proe ven te Lelystad (PAGV) en Wij nandsrade (WR) is na het zaaien bij de normale zaaitijd zeer aanzienlijke schade opgetreden als gevolg van vogelvraat en wielsporen. Dit heeft later geresulteerd in onregelmatige en hollere gewassen. Uit de proeven te Nieuw-Beerta (EH), Wieringer werf (BEM) en Westmaas (WS) zijn geen duidelijke verschillen tussen de zaaitijden aantoonbaar. Bij inzaai onder goede omstandigheden van bodem en weer in de periode eind september - eind oktober zal de zaaitijd niet of nauwelijks van in vloed zijn op de korrelopbrengst van wintertarwe. Financiële resultaten 5000. 4000 3000 PAGV te Lelystad In dit verband is in tabel 4 een glo baal overzicht gegeven van de kosten voor bemesting, chloormequat en de bestrijding van ziekten en plagen; kosten voor het uitvoeren van deze behandelingen zijn daarbij niet in rekening gebracht. Uit deze tabel blijkt, dat het intensieve teeltsysteem ongeveer 350,— per ha meer heeft gekost dan het gangbare systeem. Ten kompensatie van deze hogere kosten is een opbrengstverhoging van ongeveer 750 kg/ha noodzake lijk. Wordt nog rekening gehouden met het grotere aantal werkgangen, dan had het intensieve teeltsysteem toch al gauw 900 kg/ha meer moeten opbrengen. Welk systeem? Z) e resultaten van het onderzoek in 1977, 1978 en 1979 geven geen aanleiding om over te gaan tot in tensieve teeltsystemen. Systemen, waarbij de uitvoering van teelt maatregelen wordt afgestemd op de ontwikkeling van het gewas en op het optreden van ziekten en plagen in het gewas zullen, zeker in financieel opzicht, de beste re sultaten geven. Het streven naar zeer dichte, lang groenblijvende gewassen, zoals bij intensieve sys- temen plaatsheeft, verhoogt niet alleen de kans op het optreden van ziekten en plagen, maar tevens het risiko van legering. De oogstze- kerheid van dergelijke gewassen laat, ondanks alle teeltmaatrege len, te wensen over: ook een 2- malige bespuiting met chloorme quat is nog geen garantie voor het uitblijven van legering. Uit oogpunt van korrelopbrengst en oogstzekerheid zijn gewassen met ongeveer 500 aren per m2 erg gunstig. Om dit te bereiken kan het beste worden uitgegaan van 200-250 planten/m2. Dergelijke gewassen hébben in de laatste ja ren, ook in de praktijk, even goed hoge korrelopbrengsten gegeven als de verspreid, met meer kosten toegepaste, intensieve teeltsyste men. Tabel 1Overzicht van de uitgevoerde teelthandelingen bij het intensieve en het gangbare teeltsysteem. teelthandeling teeltsysteem intensief gangbaar N-bemesting (kg/ha) ca 110+60+60 vlg. advies (ca 8O+6O) Chloormequat 2 x 1 X Sporenelementen 2 x Bestrijding voetziekten 2 x 1 x* Bestrijding bladziekten 2 x 1 X Bestrijding aarziekten 1 X 1 X Bestrijding van luizen 2 x 1-2 x* Zwavel/maneb 2 x - bij onvoldoende aantasting niet toegepast Tabel 2. Korrelopbrengsten (kg/ha) van wintertarwe geteeld met een intensief en een gangbaar teeltsysteem in 1977 en 1978 (Lelystad). systeem 1977 1978 zaaidatum 13/9 19/10 zaaidatum 19/9 2U/10 1continuteelt intensief 6750 6790 9550 9250 gangbaar 6690 67UO 9500 8800 2. in vruchtwisseling intensief 7680 8300 6290* 8250 gangbaar 7650 81UO 6U50* 9280 vroegtijdige, ernstige legering Tabel 3. Korrelopbrengsten bij gangbare en intensieve teeltsystemen PAGV EH BEM WS WR gemiddeld a^_vroege zaaitijd gangbaar systeem 9010 6920 8860 7010 7890 79fc0 intensief systeem 8900 7780 9310 7780 79U0 83U0 b. normale zaaitijd gangbaar systeem 7180 6320 8560 7290 6170 7100 intensief systeem 7380 7710 9190 8230 6190 77U0 Figuur 1. Korrelopbrengsten van wintertarwe in de periode 1948 tot 1979, weergegeven als 5-jaarlijkse voortschrijdende gemiddelden, (CBS-cijfers). kg/ha 6000 - PAGV (Lelystad): Caribo - matig-Septoria, veel bruine roest (laat), weinig meeldauw, weinig luizen. EH (Nieuw-Beerta): Caribo - weinig Septoria, veel bruine roest (laat), matig meeldauw, matig Fusarium, geen luizen. BEM (Wieringerwerf): Donata - zeer veel Septoria, veel Fu sarium, veel luizen. WS (Westmaas): Donata - veel Septoria, vrij veel meeldauw, veel luizen. WR (Wijnandsrade): Okapi - weinig Septoria, veel meel dauw, veel luizen. Tabel U Globale berekening van de kosten voor bemesting, chloormequat en de bestrijding van ziekten en plagen bij het intensief en het gangbaar teeltsysteem in 1979 (in guldens per ha). I I I 51/55 56/60 i I l I I l I I I I I I I l 61/65 66/70 71/75 teeltsysteem intensief gangbaar verschil Lelystad 690 (10) 320 (5) 370 Nieuw-Beerta 670 (10) 330 (5) 31*0 Wieringerwerf 720 (11) 300 (6) U20 Westmaas 690 (10) uoo (7) 390 Wijnandsrade 610 (10) 320 (6) 290 gemiddeld 680 (10) 330 (6) 350 aantal werkgangen

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1979 | | pagina 6