Banden in de landbouw B anden op landbouwtrekkers en wagens hebben als voornaamste taak het leveren van draagvermogen. Dit draagvermogen wordt bepaald door de hoeveelheid lucht, die in de band is gepompt. Een kleine band zal daarom tot een veel hogere spanning moeten worden opgepompt dan een grote band om hetzelfde draagvermogen te bereiken. Ónder deze omstandigheden zal de kleine band een stijf karkas met veel koordlagen moeten bezitten. Bij grote banden zal het gevraagde draagvermogen bij een veel lagere spanning worden bereikt en kan het karkas vrij soepel blijven. D e vorm en grootte van het profiel op landbouwbanden is afhankelijk van de funktie die de band krijgt en de omstandigheden. De trekker- voorband zal ribben in langsrichting hebben om goed op het land te kun nen sturen. Voor gronden met zeer weinig draagkracht worden wel bre dere voorbanden gemonteerd. Om dat het centrum van het aanrakings oppervlak dan niet meer in het snij punt van de lijn door de fusée met de grond ligt, zal dit een zwaardere be lasting op de lagers en de stuurin richting tot gevolg hebben. Bij wagenbanden is het profiel voor namelijk bedoeld om zijdelings wegglijden tegen te gaan en om bij remmen een goed kontakt met de weg te hebben. D e lading en het eigen gewicht van landbouwwagens wordt langzamer hand zo groot dat het draagvermo gen van een as niet meer toereikend is bij de gewenste bandenspanning. Door de wagens te voorzien van tandemstellen wordt het draagver mogen aanzienlijk groter en kan het insporen worden beperkt. Een wa gen met een vrijbewegend tandem- stel rijdt op ongelijk terrein veel rus tiger dan een eenasser. Een bezwaar bij de normale tandemstellen is, dat in bochten de bandentdoorwringing erg zwaar worden belast. Bij het be palen van het totale draagvermogen van een gewoon tandemstel moet men rekenen met 3 x het draagver mogen van een band. Dit wringen is verdwenen als men uitgaat van ges- H et vermogen dat de motor van de trekker ontwikkelt, zal door de ban den in de vorm van trekkracht op de grond moeten worden overgebracht. Behalve van het profiel is de trek kracht afhankelijk van het gewicht dat op de aangedreven banden rust en bovendien van de toestand van de grond. Tijdens het trekken rust bij een tweewielaangedreven trekker ca. 85$> van het gewicht op de aandrijf- wielen. Bij vierwielaandrijving rust uiteraard 100% van het gewicht op aangedreven wielen, terwijl boven dien de trekker ca. 500 kg zwaarder is. Deze beide aspekten kunnen een extra trekkracht van 400 a 500 kg tot gevolg hebben. Voorwaarde is dat de voorwielen voldoende zijn belast, vooral als men ook trekkrachtver groting wil bereiken met gewichtso B O, I Ir. J.A. Hoenderken Zeer belangrijk is dat elke band wordt gebruikt bij de juiste spanning. Een te hoge spanning is niet goed, een te lage spanning betekent overbelasting en daartegen is niets bestand. Informatie op en over banden p elke band wordt informatie gegeven over de maat van de band en de sterkte en bouwwijze van het kar kas. Deze informatie wordt in een code op de zijkant van de banden aangebracht. Bij een niet-aangegeven voorband van een trekker betekent een code 7.50-18 /6PR het volgende: 7.50 de breedte van de band in inches; een diagonaalkarkas; 18 de diameter van de velg in inches; 6PR het karkas heeft een sterkte van 6 katoenen koordlagen. In de maataanduiding 16.0/70-20 voor wagenbanden betekent: 16.0 de breedte van de band in inches; breedbedvelg worden gemonteerd en heeft dan een hoogte die 0,70 x de breedte bedraagt; 20 de diameter van de velg in inches. Bij de aangedreven trekkerbanden kan men twee codes tegenkomen: 12.4R36/8PR of 12.4/11R36/8PR. In deze codes hebben de cijfers en letters de volgende betekenis: 12.4 de breedte van de band op een breedbedvelg in inches; smalle velg. De hoogte van de band was daarbij gelijk aan de breedte; R een radiaalkarkas; 36 de velgdiameter in inches; 8PR de sterkte van het karkas in katoenen koordlagen. De maataanduiding 600-38 heeft betrekking op Zweedse banden met een handbreedte van 600 mm en een extra brede velg met een diameter van 38 inch. Het Ply-rating-getal (PR) geeft de sterkte aan in katoenen koordlagen. Thans worden veelal sterkere mate rialen voor de opbouw van het kar kas gebruikt. Het uiteindelijke aantal koordlagen kan daardoor kleiner zijn dan het PR-getal in eerste in stantie doet vermoeden. Dit vermin deren van het aantal koordlagen is de soepelheid ten goede gekomen. De sterkte van het karkas bepaalt tot welke spanning de band maximaal mag worden opgepompt. Het konstruktie-verschil tussen ra diaal- en diagonaalbanden zit in de fabrikage van het karkas. Bij de diagonaalbanden is de richting van de koorden schuin, d.w.z. onder Konsulentschap in algemene dienst voor Landbouwwerktuigen en Arbeid te Wageningen wikkelen op akkerbouwgronden en zijn hiervoor minder geschikt. Di- verse~fabrikanten brengen thans ra- diaalbanden met half-hoge nokken op de markt. Onder vrijwel elke om standigheid voldoen deze banden op het akkerbouwbedrijf uitstekend. Dergelijke banden hebben weinig last van vollopen, terwijl zode-be schadiging toch binnen de perken blijft. Banden met een hoogkammig een hoek van ca. 45 gr. met de rij richting, terwijl bij de radiaalbanden de koorden vrijwel haaks op de rij richting zijn aangebracht. Over de koordlagen heen, vlak onder het loopvlak, is daarna een gordel van nylon of staal aangebracht, die er voor zorgt dat de band in model blijft. De radiaalband heeft door de ze konstruktie zeer soepele zijkanten (wangen), waardoor tijdens het rij den een wat groter en wat meer rechthoekig kontaktoppervlak met de grond ontstaat dan bij de diago naalband. De radiaalband rolt zich a.h.w. af op de gordel; men krijgt een beetje het effekt van een rupsband. Uit onderzoek is gebleken dat onder de meeste omstandigheden de ra diaalband meer trekkracht kan overbrengen dan een diagonaal band. Vanwege het grotere kontak toppervlak wordt ook minder slit; verkregen. Onder zeer natte en on gunstige omstandigheden verdwijnt het zgn. rupseffekt en daardoor het trekkrachtvoordeel. Hoewel de ra diaalband duurder is dan de diago naalband pleiten de voordelen en het feit dat de slijtage van radiaalbanden geringer is dan van diagonaalbanden toch voor de radiaalband. Behalve de gegevens op de band wordt ook informatie verstrekt in de bandenboekjes van de firma's. De daarin vermelde bandentabellen ge ven voor de diverse maten bij ver schillende spanningen het draagver mogen weer bij een rijsnelheid van maximaal 30 km/h. Het maximum draagvermogen mag met 20% wor den vefhoogd, indien de snelheid wordt beperkt tot maximaal 20 km/h. Tevens wordt in de tabellen informatie verstrekt over de werke lijke afmetingen van de band, over de belaste straal en de afrolomtrek. Bij het kiezen van banden voor dub bellucht en/of bij wijziging van de maten, speciaal bij vierwielaandrij- ving, is vooral het laatste gegeven, de afrolomtrek, erg belangrijk. De ver houding tussen de afgelegde weg per omwenteling tussen voor- en achter as is namelijk vrij nauw begrensd. In de bandenboekjes wordt tevens in formatie verstrekt over de profielen van de band en de velgen. Bandenspanning en insporing n zijn algemeenheid mag worden gesteld dat een niet te losse grond een draagvermogen heeft van tenminste 2 kg/cm2. Wanneer een wiel over de grond rijdt, zal de band afplatten en een evenwichtstoestand gaan inne men. Hoe groter het afsteuningsop- pervlak wordt, des te geringer wordt de last die per cm2 moet worden ge- Om een groot vermogen om te zetten in trekkracht dient men veel gewicht en het juiste bandenprofiel te hebben. wWÜ» u - w Met dubbellucht zijn bij lage spanning grote draagvermogens te realiseren. dragen en des te minder zal de in sporing zijn. De relatie tussen ban denspanning, de stugheid van het karkas van de band en de druk die een wiel op de grond aanbrengt is met de volgende vuistregel aan te geven: de specifieke wieldruk 1,1 1,25 x bandenspanning. Daarin is de faktor 1,1 k 1,25 afhan kelijk van de stugheid van de band. Een band met 16 PR en een spanning van 1,6 bar zal een specifieke druk op de grond veroorzaken van 1,25 x 1,6 2,0 kg/cm2. Om in zijn alge meenheid te diep insporen te ver mijden moet de bandenspanning niet hoger worden dan ca. 1,7 bar. Bij veel kombinaties van trekker en aanhangwagen zal de grootte van de trekkerachterbanden en de wagen banden voldoen aan de gestelde eis. De trekkervoorbanden zullen echter te hard moeten worden opgepompt om het gewenste draagvermogen te leveren. Deze zijn ook de veroorza kers van het te diep insporen. Het insporen is tevens afhankelijk van de bandbreedte en de banddiameter. Onder gunstige omstandigheden geeft een bredere band minder rol- weerstand en insporing dan een smallere. Onder ongunstige omstan digheden zal een brede band van niet te grote diameter veel meer rolweer- stand ondervinden, omdat de band gaat "bulldozeren". Naarmate de diameter van de band groter is, verdwijnt dit effekt en wordt de rol- weerstand kleiner, evenals de inspo ring. Vooral op gronden met een weinig draagkrachtige toplaag ver dienen banden met grote diameter de voorkeur. Het profiel Bij aangedreven trekkerbanden moet het profiel zorgen voor de greep op de grond. Om houvast te krijgen zal het profiel in de grond moeten dringen. Op sportvelden en ook op grasland zal men zode-be schadiging zo veel mogelijk willen beperken. Men zal daarvoor een band moeten kiezen met lage nop pen of een groot aantal lage kam men. Banden met dit z.g. wegland- profiel kunnen t.o.v. andere profie len een minder grote trekkracht ont verdracht via de hefinrichting. Juist als de trekker wil gaan slippen treedt de hefinrichting in werking en wordt niet alleen het werktuig geheven maar ook de vooras ontlast. Wan neer daardoor het kontakt van de voorwielen met de grond wordt ver broken, dan betekent voorwielaan drijving op dat moment dat men een duur soort frontgewichten .heeft aangebracht. Tandemstellen onder landbouwwa- gens Bij vierwielaandrijving moeten de voorbanden groot zijn en behoorlijk zwaar worden belast. Het viersporige tandemstel geeft op bedrijven met slappe grond mogelijkheden. profiel dringen zeer diep in losse of natte grond en kunnen dan veel trekkracht leveren. Op droge grond zullen de kammen niet volledig kunnen indringen en dientengevolge ombuigen bij het leveren van trek kracht. Dit veroorzaakt slip. Ook het rijden op de harde weg gaat nogal eens gepaard met stoten. Deze ban den zijn djjidelijk bedoeld voor spe ciale omstandigheden. De trekkracht tuurde of spoorvolgende tandeni- stellen. Men mag dan voor het totale draagvermogen van het tandemstel ook 4 x het draagvermogen van een band rekenen. Het conventionele tandemstel met vier sporen geeft de zelfde bezwaren bij het maken van bochten, en vraagt iets meer trek kracht. Het insporen wordt tot een minimum beperkt. Een dergelijk tandemstel heeft vooral toepassings mogelijkheden op graslandbedrijven met zomerstalvoedering. In 't kort anden voor trekkers en wagens kunnen in vele maten en typen wor den geleverd. Welke keuze men gaat maken, is voor een groot deel afhan kelijk van de situatie waarin men verkeert en van wat men de trekker en de wagen moet worden gedaan. Algemeen is wel te stellen, dat de gevraagde draagkrachten toenemen en dat royaal bemeten banden de voorkeur verdienen. Daarbij speelt de diameter van de banden een gro tere rol dan de breedte. Bij de trek kerbanden zal de radiaalband van wege zijn gunstige eigenschappen nog meer plaats krijgen. (uit: Bedrijfsontwikkeling jaargang 10 (1979) 8/9 (september)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1979 | | pagina 8