H, De Dc E en goede gelegenheid om najaarsbekalking toe te pas sen biedt het snijmaisstoppelveld. De grond is dan vrijwel altijd goed berijdbaar voor de grote kalkstrooiers. Evenals bij de graanstoppel is het ook voor het snijmaisstoppel goed om oppervlakkig te worden bewerkt ten gunste van een vlotte vertering van stoppelresten en onkruidbestrij- ding. SUIKERBIETENOOGST1 U A.F. Peeters, Nu kalk op de snijmaisstoppel Onze land- en tuinbouw niet groter maar beter! Bij de suikerbietenoogst staat de laatste jaren vooral de hoedanigheid van het geleverde produkt aan de fabriek in de belangstelling. Hiernaast zijn er de verliezen in en op de grond tijdens het rooien en de grond- en koptarra. Ten aanzien van de verliezen kan gesteld worden dat alles wat is gegroeid, ook geoogst moet worden en wat de tarra betreft dat alle tarra eigenlijk te veel is. Vooral de grondtarra vormt een steeds groter probleem. Dit heeft tot gevolg gehad dat sinds vorig jaar op de fabriek een boetesysteem wordt gehanteerd op de meegeleverde tarra, die 10,— per ton tarra bedraagt. Het is dus aantrekkelijk om tarra zoveel mogelijk te beperken. Dit jaar zal dat ekstra moeilijk zijn omdat de struktuur van de grond zeer matig is en er veel vertakte bieten voorkomen. Oogstverliezen 'at er tijdens het rooien bieten op het veld achter bleven en dat er ook andere verliezen waren, was bekend maar waar en hoe ze ontstonden was minder duidelijk. Daarom is er in 1976 een praktijkonderzoek uitge voerd door I.R.S., onderzoek en voorlichting. Tijdens dit oriënterend onderzoek zijn de verliezen onderverdeeld in kopverlies, puntbreuk en verliezen op de grond. Het resultaat van onge veer 120 waarnemingen was in kg/ha. Ten aanzien van de feelttechnische oorzaken werd het verlies hoger naarmate: de regelmaat in de rij ongunstiger was grote verschillen voorkwamen in kophoogte het verschil in bietgrootte hoger was. Hieruit is af te leiden dat een regel matig gewas met een juiste punten verdeling de minste verliezen geeft. Kleigrond 20-40% Kleigrond 40% Kopverlies 1.400 kg 1.400 kg Puntbreuk 1.400 kg 1.400 kg Verlies op de grond 900 kg 1.500 kg Totaal 3.700 kg 4.300 kg Laagste - hoogste 800-7.250 kg 700-9.150 kg De gevonden cijfers geven aan dat er ongeveer 4.000 kg biet per ha verlo ren ging en dat de verliezen per per ceel sterk varieerden. Hiervoor wa ren verschillende oorzaken aan te wijzen, zowel teelttechnische als ma chine-technische, maar ook de zwaarte van de grond en de weer somstandigheden speelden hierbij een rol. Zwaarte van de grond en weersom standigheden Loe zwaarder de grond hoe groter de verliezen. Meestal is hier weinig aan te doen, alhoewel sommige gronden niet alleen uit oogpunt van verliezen en tarra maar ook om an dere redenen door mengfrezen beter bruikbaar gemaakt kunnen worden. Duidelijk werd (en was ook al wel bekend) dat rooien tijdens natte weersomstandigheden meer tarra gaf. Wachten tot de laatste rooibare dagen houdt nu eenmaal een risiko in. MACHINE-TECHNISCHE OOR ZAKEN Kopverlies "Vaak werd er te diep ontbladerd ofschoon te ondiep ontbladeren weer te veel tarra geeft. Daarom wordt als richtlijn wel gebruikt dat 'A van de bieten te ondiep gekopt mogen zijn. Het is dan de taak van de nakoppers (dus altijd gebruiken) deze bieten nog te "bewerken". Puntbreuk Puntbreuk komt vaak voor door te ondiep rooien maar ook door een te hoge draaisnelheid van de zeefrade- ren van rooier en lader waardoor punten afbreken. Verliezen op de grond 'eze bestaan uit stukken die van bieten zijn geslagen en hele bieten die niet door de lader zijn opgeno men of die bij het laden en transport worden verloren. Verlaging van het verlies is te ver krijgen door sekuur te werken bij het laden en de rekjes om de zeefraderen voldoende nauw af te stellen. Tarra 'e tarra die met de suikerbieten meegeleverd wordt, vormt een steeds groter probleem. Daarom ook is er in 1978 een oriënterend onderzoek ge weest naar mogelijke oorzaken van grondtarra. Dit onderzoek is uitge voerd door voorlichting en onder zoek in samenwerking met de suike rindustrie. Uit het samenvattend verslag "Grondtarra bij suikerbieten" wor den de volgende resultaten weerge geven. Bij de 149 waarnemingen uitge voerd op allerlei grondsoorten varieerde het grondtarrapercen- tage van 2,4-36,9% Rooien onder droge omstandig heden gaf op kleigrond gemid deld 7% minder grondtarra. Ook tussen goed en slecht verkruimei- baarheid van de grond was 7% verschil in grondtarra. Vooral dit jaar kan door de slechte struktuur van de grond de grondtarra tegenvallen. In enkele gevallen is op eenzelfde perceel een vergelijking gemaakt tussen verschillende rooidiepten. Door van 9 cm diepte te gaan rooien op 5 cm werd 2 keer 4% en 1 keer zelfs 10% minder grond tarra gemeten. De puntbreuk nam echter met 1% toe. De rijsnelheid is van invloed op de puntbreuk. Een hogere rijs nelheid van 4 km/uur t.o.v. een rijsnelheid lager dan 4 km/uur gaf 1-1 lA% meer puntbreuk. Bij de meeste rooimachines wor den de bieten door zeefraderen gereinigd en getransporteerd. Op kleigronden bleek een toerental tussen 75 en 100 omwentelingen per minuut, zowel voor rooiers als laders, te leiden tot een behoor lijke reiniging en een aanvaard baar verlies door puntbreuk. In enkele gevallen had de trekker een afwijkende spoorbreedte waardoor in één geval de grond tarra met 9% toenam. Ook de bandbreedte moet aangepast worden. Bij de gebruikelijke rij afstand van 50 cm mag een be laste band niet breder zijn dan 30 cm. De bandenmaat 9'A 48 past dan ook uitstekend. Konklusies Zowel bietverlies als grondtarra is door de juiste maatregelen te beper ken. Teelttechnisch zal gezorgd moeten worden voor een bietenge was met een regelmatige plantver- deling. Verder zal met name op de zwaardere kleigronden onder gun stige grond- en weersomstandighe den moeten worden gerooid. De rocimachines dienen als volgt af gesteld te zijn: De ontbladermachine zo instellen dat lA nog te ondiep is gekopt. De nakoppers zullen deze bij moeten koppen. Ondieper rooien geeft minder grondtarra. Door langzamer te rijden, zal de puntbreuk afne men. Toerentallen van de zeefraderen van zowel rooier als lader geven bij omwentelingen tussen de 75 en 100 per minuut een goede rei niging en een aanvaardbaar ver lies door puntbreuk. Banden niet te breed en de juiste spoorbreedte aanhouden. C.A.R. Zevenbergen Specialist Landbouwwerktuigen en Arbeid. Door een juist toerental (75-100/min.) voldoende reiniging. Veel aanklevende grond in het bietenzwad."% Tijdens deze bewerking wordt dan de gestrooide kalk reeds meteen ingewerkt. Zonder enig bezwaar kan daarna nog heel goed drijfmest worden uitgereden. Indien wenselijk kan ook eerst drijfmest worden aangewend. Zodra deze organische mest wat opgedroogd is de bekalking uitvoeren en daarna alles in werken. Op het moment dat dit artikel wordt geschreven is de maisoogst in volle gang. In een korte tijd zullen vele hectares snijmais door de "brullende" machines worden verwerkt. De oogst van dit voor de rundveehouderij zo belangrijke pro dukt is dan weer achter de rug. De vrijgekomen stoppel is echter Het snijmaisstoppelland lëent zich uitstekend-voor een herfst- bekalking. ook daarna nog uitstekend te benutten voor het uitvoeren van de noodzakelijke reparatie- of onderhoudsbekalking. Direkt na de oogst heeft men de meeste kans op goed berijdbaar en bewerk baar land. Stel het kalkstrooien dus niet uit want van uitstel komt vaak afstel. Voordelen van de najaarsbekalking In het najaar gestrooide en ingewerkte kalk heeft ruimschoots de tijd om volledig tot werking te komen. IR. DE ZEEUW: Voor de agrarische sektor zal ook in de toekomst aanpas sing van de bedrijfsvoering noodzakelijk blijven. Doordat de omstandigheden zich drastisch hebben gewijzigd, kun nen de aanpassingsmogelijkheden minder dan voorheen gevonden worden in verdere intensivering van de bedrijfs voering en vergroting van de bedrijfsomvang. Daarom zal de land- en tuinbouwer de aanpassingen in zijn bedrijfs voering vooral moeten proberen te vinden in de optimali sering van het produktieproces op zijn bedrijf. Voor de Nederlandse land- en tuinbouw zal de slogan "niet groter maar beter" opgeld moeten doen. Dit o.m. zei ir. A. de Zeeuw, direkteur-generaal voor land bouw en voedselvoorziening, in zijn rede t.g.v. het jaarlijkse kongres van de Internationale Vereniging van handelaren en servicebedrijven voor landbouwwerktuigen (CLIM- MAR) vorige week in het Apollo Paviljoen, Amsterdam. "Niet groter maar beter" betekent, dat getracht moet worden de kosten van het produktieproces te drukken en de financiële opbrengst hiervan te laten stijgen zonder dat het aantal pro- duktie-eenheden, bijvoorbeeld uitgedrukt in aantal ha's kul- tuurgrond, wordt opgevoerd. Het optimaliseren van het pro duktieproces is geen eenvoudige zaak en zal daarom veel in spanning vragen van allen die er bij zijn betrokken. Het is nodig Men is dan in het voorjaar zeker van een goede pH voor het gewas. Kalk laat in het voorjaar gestrooid komt niet altijd snel genoeg volledig tot werking voor de begingroei van het gewas. Ook heeft men in het najaar dikwijls meer tijd om kalk te strooien dan in het voorjaar. Tijdig toegepaste kalkmeststoffen en/of kalkhoudende mest stoffen geven het hoogste rendement. alle onderdelen van het produktieproces, de gehele lijn van het begin van de produktie tot en met het moment dat de produkten bij de konsument op tafel komen aan een kritische beschouwing te onderwerpen. Onderdelen in deze keten, die voor verbetering in aanmerking komen, moeten worden aangepast. De optima lisering van de bedrijfsvoering, zal voor de boer en tuinder, voor de voorlichtingsdiensten, voor het onderzoek, voor de aan de agrarische sektor toeleverende of - afnemende bedrijven een uitdaging moeten zijn. Uit het grote verschil tussen de groep van landbouwbedrijven met goede en met minder goede financiële opbrengsten kan worden afgeleid, dat er in de agrarische sektor nog wel het een en ander te verbeteren valt. Bij de teelt van akkerbouwprodukten als b.v. aardappelen of suikerbieten blijkt het mogelijk de financiële resultaten met 750,— k 1.000,— per ha netto te verhogen. De landbouwer moet daarbij maxi male aandacht geven aan alle teeltaspekten van de gewassen, gebruik maken van goede machines en werktuigen en, wat nog belangrijker is, deze machines en werktuigen ook goed gebrui ken. In dit geheel zal de hulp van de fabrikanten en handelaren in landbouwwerktuigen en -machines bijzonder welkom zijn. Machines en werktuigen die bij de exploitatie van het land- en tuinbouwbedrijf qua energieverbruik zuinig zijn, lage onder houdskosten vergen en vooral in staat zijn kwaliteitswerk te leveren, zullen in de toekomst nodig zijn. Onder kwaliteitswerk verstaat de heer De Zeeuw dan dat de machines en werktuigen niet alleen uitstekend geschikt zijn voor hun werk, maar ook inzetbaar zijn onder minder goede weersomstandigheden, komfort bieden aan de gebruiker, geen schade aan de struktuur van de grond veroorzaken en passen in de organisatie van de verdere werkzaamheden. Verder moeten er bij de landbouw werktuigen en - machines zeer duidelijke aanwijzingen zijn hoe deze afgesteld, gebruikt en onderhouden moeten worden. 7

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1979 | | pagina 7