Kommentaar Landbouwschap op Rijks- en Landbouwbegroting
E
"Regeringstoezegging inzake belasting niet nagekomen"
D e toezegging in de Regeringsverklaring om bij de belasting
heffing meer rekening te houden met de verschillende funkties
van het zelfstandigeninkomen is tot nu toe niet uitgevoerd. Er is
nog geen zicht op een belastingbeleid dat wordt afgestemd op de
zelfstandigen.
"Beleid gewenst voor betere arbeidsomstandigheden"
'Voortzetting kultuurtechnische werken noodzakelijk"
O
"Landbouw blijft
belangrijk voor
werkgelegenheid"
LJ it het extra overheidspakket ten behoeve van meer werkge-
legenheid zullen meer middelen gericht moeten worden op de
agrarische sektor. Deze sektor heeft mogelijkheden om het
werkgelegenheidsvraagstuk mede op te lossen.
"Land- en tuinbouw onderschat"
H oewel de regering in 1980 de koopkracht van de inkomens tot
en met het modale niveau wil handhaven, wordt in de Memorie
van Toelichting op de Landbouwbegroting te weinig aandacht
gegeven aan de inkomenspositie en aan de arbeidsomstandighe
den voor de werkenden in de land- en tuinbouw.
Landbouwinkomens onder grote druk"
Ui
Het bestuur van het Landbouwschap heeft kommentaar gegeven
op de belastingplannen van de overheid zoals die zijn weergege
ven in de Rijksbegroting 1980. Het Landbouwschap heeft her
haaldelijk gepleit voor een belastingbeleid dat meer rekening
houdt met de investerings-, reserverings- en konsumptiefunkties
van het zelfstandigeninkomen. Het stelt namelijk voor over de
privéonttrekkingen het normale inkomstenbelastingtarief toe te
passen en voor het resterende deel van de winst, voorzover dit
nodig is om het bedrijf voort te zetten, een apart tarief te hante
ren, terwijl een maximum bedrag (of een bedrag in relatie tot het
bedrijfsvermogen) gereserveerd zou kunnen worden.
Het Landbouwschap onderschrijft de algemeen geldende belas
tingmaatregelen die een tariefverlaging van de eerste schijf (van
20 naar 18%), een inkorting van de eerste schijf met 104,— en
een verhoging van 1% van de belastingvrije sommen inhoudt.
Hierdoor wordt de koopkracht van de lagere inkomens gewaar
borgd.
Met betrekking tot de specifieke maatregelen, gericht op de
zelfstandige ondernemers, heeft het bestuur van het Land
bouwschap het volgende kommentaar:
De zelfstandigenaftrek wordt voortgezet op het niveau van 1979,
dat wil zeggen 2.000,— voor winsten tot 67.000,— en daar
na aflopend tot winsten van 77.000,— Het Landbouwschap
acht, gelet op de inkomenspositie van de zelfstandigen en de
gevolgen van de inflatie, een verhoging van de zelfstandigenaf
trek noodzakelijk tot minimaal 4.000,— Deze verhoging is
ook al noodzakelijk omdat de aftrek van 3% over de winst, zoals
die over 1978 gold, is vervallen.
De Fiscale Oudedagsreserve wordt voortgezet; de hiervoor gel
dende bedragen zullen voor 1980 nog worden aangepast! Het
maximale reserveringspercentage blijft 11,5%. Het Landbouw
schap bepleit, gelet op hetgeen voor de werknemerspensioenen
geldt, een verhoging van het reserveringspercentage tot 15 onder
handhaving van het maximale te reserveren bedrag, dat welis
waar aan de inflatie moet worden gekorrigeerd.
De voorstellen Hofstra inzake de inflatieneutrale belastinghef
fing worden niet uitgevoerd. Het Landbouwschap blijft aan
dringen op een belastingheffing die inflatieneutraal is. De voor
1980 voorgestelde overheidsmaatregelen komen hierin niet te
gemoet. Terwijl voor 1978 nog 1,1 miljard gulden was uitge
trokken als tegemoetkoming in de gevolgen van de inflatie, is
het bedrag van 1980 beperkt tot slechts 650 miljoen gulden.
Enkele belangrijke basispremies van de Wet Investerings Re
kening (WIR) worden verlaagd. Het Landbouwschap pleit er
voor dat toch voldoende middelen aan de agrarische sektor ten
goede dienen te komen, onder meer voor het landbouwstruk-
tuurbeleid en het behoud van arbeidsplaatsen. Het voornemen
van de overheid om energiebesparing en innovatie extra te be
vorderen wordt onderschreven. Bij deze maatregelen dient ook
de agrarische sektor in voldoende mate te worden betrokken.
De kinderaftrek voor de eerste twee kinderen van zelfstandigen
wordt vervangen door een belastingvrije kinderbijslag. Het
Landbouwschap wil voorkomen dat zelfstandigen met een in
komen beneden 23.000,— door deze wijziging erop achter
uitgaan. Al eerder heeft het Landbouwschap maatregelen ge
vraagd om dit te voorkomen.
Het Landbouwschap vindt een aanmerkelijke verhoging van de
vrijstelling van bedrijfsvermogen voor de Vermogensbelasting
noodzakelijk. Het Landbouwschap wijst op de verschillen in de
praktijk terzake van de waardering en herwaardering van be
drijfsgebouwen voor de Vermogensbelasting. Deze hertaxatie
mag geen problemen opleveren en nog minder leiden tot een
verzwaring van de Vermogensbelastingdruk. Ook dient de Fis
cale Oudedagsreserve hiervoor te worden vrijgesteld. Het is
volgens het Landbouwschap bezwaarlijk om de successierech
ten te verhogen.
r is geen ruimte voor nieuw beleid op het gebied van bedrijf
sontwikkeling. Het onderzoek dient vooral op de praktijk gericht
te blijven, terwijl een meerjarenplan voor het onderzoek terzake
energiebesparing en milieutechnische knelpunten ontbreekt.
Het Landbouwschap heeft kommentaar gegeven op de over-
heidsplannen voor onderwijs, onderzoek, voorlichting en be
drijfsontwikkeling.
Onderwijs. Het Landbouwschap wil meer kursusonderwijs,
waarin het EG-beleid overigens voorziet. De uitbreiding van dit
onderwijs kan tegemoet komen in de behoefte aan bij- en her
scholing van de werkenden in de agrarische sektor.
Onderzoek. Het Landbouwschap meent dat het accent moet
liggen op praktijkgericht onderzoek ten behoeve van de land- en
tuinbouwbedrijven. Dit onderzoek vormt een belangrijke basis
voor de landbouwvoorlichting. Het Landbouwschap mist een
meerjarenplan voor het zo zeer gewenste onderzoek op het
gebied van energiebesparing en voor een oplossing van milieu
technische knelpunten. Er is voorts geen relatie gelegd met het
innovatiebeleid van het kabinet in het kader van het aanvullend
pakket van 2 miljard gulden en het innovatiebeleid in de tweede
fase van de Wet Investerings Rekening.
Voorlichting. Het Landbouwschap acht de toezegging van de
minister van Landbouw om de huidige omvang van de voor
lichtingsformatie alsnog voor 1980 te handhaven te onzeker.
Deze zekerheid is voor langere termijn nodig. Daarna wil het
Landbouwschap met de overheid overleggen terzake van het in
rekening brengen van bepaalde kosten bij aanvraag van indivi
duele faciliteiten. De lastenverzwaring mag echter de deelname
aan de regelingen niet beperken.
Bedrijfsontwikkeling. Het bedrag van 48 miljoen gulden dat het
Ontwikkelings- en Saneringsfonds (O. en S.-fonds) extra ont
vangt voor 1980 is volgens het Landbouwschap noodzakelijk om
de aangegane en nog aan te gane verplichtingen na te komen.
Het betreft onder meer rentesubsidies, bestaande en oude be
drijfsbeëindigingen en bestaande regelingen voor bedrijfsver-
zorging.
Er is geen ruimte voor nieuw beleid zoals steun aan mestbanken,
bedrijfsverzorging en samenwerking tussen bedrijven. Het
Landbouwschap mist maatregelen die gericht zijn op verbete
ring van de arbeidsomstandigheden op de bedrijven en op
maatregelen die perspektief biedende ontwikkelingen op prak
tijkschaal mogelijk maken.
p korte termijn zullen wettelijke maatregelen nodig zijn
om de zorgelijke ontwikkeling van de grondprijzen te stoppen.
Het overheidsbudget dient ruimte te geven voor een voortzetting
van het uitvoeringspakket van ruilverkavelingen. De kuituur-
technische werken dienen voort te gaan terwijl meer duidelijk
heid gewenst is over de beheersregelingen.
Het bestuur van het Landbouwschap is nader ingegaan op het
grond- en landinrichtingsbeleid van de overheid, zoals dat in de
Memorie van Toelichting op de Landbouwbegroting 1980 is
weergegeven.
Het Landbouwschap konstateert dat in de Memorie terecht
bijzonder accent wordt gelegd op het uitgiftebeleid van agrari
sche bedrijven in Zuidelijk Flevoland en de snelle parlementaire
behandeling van het wetsontwerp Vervreemding Landbouw
gronden.
In de Landbouwbegroting 1980 is een beperkt bedrag uitge
trokken voor de uitvoering van ruilverkavelingen. Het uitvoe
ringspakket is sterk beïnvloed door de in 1975 en 1976 behaalde
stemmingsresultaten. Het Landbouwschap wil in de komende
jaren voldoende ruimte om vertraging in de uitvoering van
kultuurtechnische werken voor 1981 en volgende jaren te voor
komen.
In verband met de reeds eerder genomen beslissing om de sub
sidie- en financieringsregelingen van ruilverkavelingen te wij
zigen wijst het Landbouwschap op een reeks besluiten in de
afgelopen jaren die tot lastenstijgingen hebben geleid voor be
langhebbenden of derden bij ruilverkavelingen. Deze hogere
lasten zijn slechts aanvaardbaar als het besluit om 40.000 ha
ruilverkaveling per jaar in uitvoering te nemen van kracht blijft
met de financiële gevolgen ervan.
Het Landbouwschap blijft van mening dat het bedrag voor ge
meente- en waterschapswerken (de zogenaamde A2-werken) en
voor de partikuliere kultuurtechnische werken verhoogd moeten
worden. Met name voor de akkerbouw is een verhoging van de
bijdrage voor pcw-werken zeer noodzakelijk.
Zowel door het overheidsbudget als door de hoge grondprijzen
zijn de aankoopmogelijkheden van de Stichting Beheer Land
bouwgronden (SBL) beperkt. De situatie op de grondmarkt
vraagt grote terughoudendheid. In dat kader vindt het Land
bouwschap het eveneens gepast dat de terughoudendheid ook
betrekking heeft op niet-agrarische claims. Bovendien dient een
terugkoop bij de Grondbank mogelijk te zijn, waardoor op
nieuw middelen beschikbaar komen voor grondaankopen. Het
Landbouwschap mist beide punten in de Toelichting op de
Landbouwbegroting 1980.
Het Landbouwschap deelt de zorg van de minister over de
gevolgen van de hoge grondprijzen voor het pachtbeleid. Het
instituut pacht blijft van groot belang voor de financiering van
landbouwgronden. Het Landbouwschap acht een verdere
strukturele verhoging van de pachtnormen, gelet op de inko
menspositie van de agrarische ondernemers, niet verantwoord.
Evenwichtige verhoudingen op de grondmarkt zijn gediend met
de Wet Vervreemding Landbouwgronden en de aangekondigde
wijzigingen van de Pachtwet. Deze wijzigingen hebben volgens
het Landbouwschap de hoogste voorrang.
Wat de beheersregelingen betreft betreurt het Landbouwschap
de vertraagde uitvoering van het relatienotabeleid. Dit geldt met
name de globale aanwijzing en de konkrete begrenzing van
beheersgebieden. Volgens het Landbouwschap moet bij de
vaststelling van beheersplannen duidelijker rekening worden
gehouden met de bedrijfsorganisatorische en bedrijfstechnische
grenzen bij beheersbepalingen.
Het bestuur van het Landbouwschap heeft er op gewezen dat de
agrarische sektor in ruimere mate kan participeren in het plan
van de overheid om met aanvullende gelden de werkloosheid te
bestrijden en extra arbeidsplaatsen te scheppen. Naast de ge
bruikelijke gelden op de Begroting van Sociale Zaken heeft het
kabinet ruim 1,5 miljard gulden ter beschikking gesteld, waar
van de land- en tuinbouw slechts 15 miljoen gulden toegewezen
is voor ruilverkavelingen.
Het Landbouwschap wil een groter aandeel in het aanvullend
overheidspakket. Het denkt aan scholingsregelingen voor de
land- en tuinbouw en aan een overheidsbijdrage in de kosten
van de bedrijfsverzorging.
In zijn kommentaar op het voorgestelde sociale beleid van de
overheid wijst het Landbouwschap op twee lang bestaande
16
wensen, waarover ook de Sociaal-Ekonomische Raad (SER)
positief heeft geoordeeld.
De Wet Werkloosheidsvoorziening (WWV) dient uitgebreid te
worden tot ex-zelfstandigen, zij het ingepast en in samenhang
met de andere werkloosheidsvoorzieningen (zoals de Wet Wer
kloosheid - WW - en de Rijksgroepsregeling Werkloze Werk
nemers - RWW).
Het Landbouwschap heeft eerder gepleit voor het optrekken
van de vrijstellings- en reduktiegrenzen volksverzekeringen tot
het netto-minimumloon.
Aldus een konklusie van het bestuur van het Landbouwschap,
over de Rijksbegroting 1980. De overheid onderkent onvoldoen
de de betekenis die de agrarische sektor heeft voor de Neder
landse samenleving. De land- en tuinbouw kan meehelpen aan
een oplossing van de vraagstukken inzake werkgelegenheid, ex
port en inflatie. De sektor krijgt daarvoor echter nauwelijks
ruimte in het overheidsbeleid.
In de Memorie klinkt te weinig door dat de land- en tuinbouw
enorm belang heeft bij de verdere uitbouw van de Europese
Gemeenschap. Het Landbouwschap vindt daarom ook een
toename van de financiële middelen voor de EG noodzakelijk.
Ten aanzien van de zuivelpolitiek ontbreekt in de toelichting op
de Landbouwbegroting een duidelijke visie. Er wordt voorbij
gegaan aan de gevolgen die een gedifferentieerde medeverant
woordelijkheidsheffing (de melkheffing) en een beperking van
de interventie kunnen hebben voor de inkomens en de werkge
legenheid in de melkveehouderij en de zuivelsektor. Het Land
bouwschap houdt vast aan een algemeen geldende heffing en
een permanente interventie voor boter en mager melkpoeder.
Ook de door het Landbouwschap voorgestelde premieregeling
voor vrijwillige produktievermindering kan de zuivelproble-
matiek verlichten.
De Landbouwbegroting 1980 biedt geen ruimte voor een aan
vullend of nieuw beleid ten behoeve van de land- en tuinbouw.
De stijging met 160 miljoen gulden is nodig om het bestaande
beleid voort te zetten en om te voorkomen dat bepaalde aktivi-
teiten worden stopgezet. Ook geeft de Landbouwbegroting geen
mogelijkheid om de overheidsbijdragen in de keuringskosten in
1980 te verhogen tot 50% van deze kosten. Het Landbouwschap
heeft bij herhaling gepleit voor meer lastenverlichtingen.
Het Landbouwschap vindt dat, gelet op het aanvullend over
heidspakket van 2 miljard gulden en een verlaging van enkele
basispremies van de Wet Investerings Rekening (WIR), meer
financiële middelen gericht moeten worden op de agrarische
sektor.
Het Landbouwschap zal zijn kommentaar op de Rijksbegroting
en op de Landbouwbegroting 1980 tijdig voor de behandeling
van de diverse begrotingshoofdstukken voorleggen aan de
Tweede Kamer.
it de resultatenrekening van de land- en tuinbouw blijkt dat
de beloningsaanspraken van de produktiefaktoren arbeid, grond
en kapitaal niet gehonoreerd kunnen worden. De inkomensposi
tie in de land- en tuinbouw blijft onder voortdurende druk.
Uit de resultatenrekening, die bij de Memorie van Toelichti"?
op de Landbouwbegroting 1980 is gevoegd, leidt het bestuur van
het Landbouwschap af dat de inkomenssituatie in de agrarische
sektor onbevredigend blijft. Het Landbouwschap heeft de ren-
tabiliteitscijfers over 1978 uitvoerig besproken.
De beperkte inkomensverbetering voor de weidebedrijven is
mede te danken geweest aan de kostenontwikkeling (met name
lagere veevoerprijzen). In de akkerbouwsektor blijven de inko
mens onder druk. Het inkomensbeeld van de gemengde bedrij
ven vertoont een wisselend beeld. Hetzelfde geldt voor de tuin
bouw. In de fruitteeltsektor zijn de ontwikkelingen bedroevend.
Het Landbouwschap acht het noodzakelijk dat de overheid het
door het bedrijfsleven voorgelegde beleidsprogramma voor de
fruitteelt volledig uitvoert.
Wat de afzet betreft hecht het Landbouwschap aan overleg om
vanuit Nederland zo goed mogelijk in te spelen op de EG-ve-
rordening ter verbetering van de verwerking en afzet van land-
bouwprodukten. Het Landbouwschap zoekt tevergeefs naar een
antwoord van de overheid op een aantal wensen die het Land
bouwschap met het exporterend bedrijfsleven heeft bepleit tij
dens de agrarische exportdag van 27 maart jl. Hoewel de mi
nister van Landbouw grote waarde hecht aan samenwerking bij
de agrarische export wordt dit niet in financiële zin vertaald op
de Landbouwbegroting voor 1980.