Het onderploegen
van groenbemesters
A Is de melkkoeien op stal gaan,
dient men aandacht aan de klauw-
verzorging te besteden. De dieren die
op de grupstal komen te staan ver
blijven 5 k 6 maanden op dezelfde
plaats. Met deskundig bekappen
krijgen de dieren een betere stand
van de benen en daardoor minder
slijtage en kans op zweren en blaren
in de klauw.
D,
Veeverzorging
Verzorging grasland
Snijmaïs inkuilen
mmmmamixxx i
serie "Zeeland - Groenbemestingsland'
ing. K.F. Malcorps
Ploegen
CAR -Toon O Slimmy de Worm
Doodspuiten voor
het onderploegen
Aan droogstaande koeien en jongvee
kunnen behoorlijke hoeveelheden
worden verstrekt. Voor hoog pro-
duktieve dieren en intensieve vlees
veehouderij is bietenkoppenkuil
minder geschikt door de lagere voe-
derwaarde in de droge stof. Deze
dieren vragen meer hoogwaardige
produkten. Men voert aan kalveren
geen grote hoeveelheden bietenloof.
Een goede stelregel is: niet meer kg
saprijk voer geven als ze maanden
oud zijn. Aanvulling met hooi en
krachtvoer is voor deze dieren wel
gewenst.
Stinkpoten en tussenklauwontste-
king zijn de meest voorkomende
klauwziekten bij rundvee. Door de
koeien geregeld met tussenpozen in
een voetbad te laten lopen waaraan
3% handelsformaline is toegevoegd,
kunnen de infekties grotendeels
worden voorkomen. Het formaline-
bad is geen geneesmiddel maar
werkt voorbehoedend.
Bij dag en nacht opstallen van rund
vee in een grupstal is aan te bevelen
om de dieren te scheren. Bij een
dichte haarbezetting gaan de dieren
bij hoge staltemperatuur gemakke
lijk zweten en koelen dan later weer
sterk af bij lage temperatuur. Een
dichte haardos is een broedplaats
voor parasieten als luizen en
schurftnijten. Door de dieren te
scheren kan men deze gemakkelijker
schoonhouden. Geschoren dieren
hebben minder last van stof en vuil
in het haar. Dit geeft een betere
huidfunktie en gezondere dieren.
Vergeet ook niet de uiers te scheren.
Dit komt de reinheid van de melk ten
goede.
oor een goede graslandopbrengst
is de bemestingstoestand van grote
invloed. Door een grondmonster te
laten onderzoeken bij het Bedrijfsla-
boratorium voor Grond- en Gewa-
Als de koeien ook overdag op stal blijven is het aan te bevelen om ze te scheren.
e ontwikkeling van de snij maïs is
dit jaar later dan in normale jaren.
Het tijdstip van oogsten wordt niet
bepaald door de kalender of omdat
de buurman of loonwerker reeds be
gonnen is!!! Het tijdstip van oogsten
wordt bepaald door de rijpheid van de
korrel. Naarmate de korrel harder is,
zal niet alleen het percentage droge
stof in de kolf, maar ook het droge
stofgehalte van de gehele plant hoger
zijn.
Om vast te stellen of de snij maïs
oogstbaar is, moet men met de nagels
in de onderste korrels van de kolf
drukken. Als hierbij geen sap meer
uit de korrels komt, is het gewas
deegrijp tot hard deegrijp en zal de
plant minstens 25% ds hebben. On
derstaande tabel geeft een inzicht in
de rijpheid van maïs:
Te vroeg oogsten betekent lagere
droge stofgehalten en meer inkuil-
verliezen, hetgeen geld kost.
Uit een P.A.G.V.-proef te Heino
1978 met het ras Fronica bleek het
opbrengst- en kwaliteitsverloop van
snijmaïs tijdens de rijpingsfase in
1978 als volgt te zijn:
vers
ds
VEM
VEM-opbrengst
datum
ton/ha
ton/ha
ds
kolf
in ds
in kg per ha
4
sept.
71
12,2
17,2
21
930
7900
25
sept.
74
15,1
20,3
39
963
11490
13
ökt.
60
15,3
25,9
45
1001
13490
3
nov.
52
15,2
29
52
996
13690
Bovenstaande onderstreept het be
lang van een voldoende rijping bij de
oogst. Toch moet men rekening
houden met de kans op nachtvorst-
schade, de kans op storm met zware
regenval, waardoor legeren kan op
treden en de leans op een slechte be
rijdbaarheid op lage natte percelen
en zware grond.
Desalniettemin zal men de oogstvol-
gorde moeten afstemmen op de ver
schillen in rijping (rasverschillen,
vroege percelen e.d.).
Tracht het gehakselde produkt bij in
kuilen goed aan te rijden om lucht uit
te sluiten. De kuil moet goed lucht
dicht afgesloten worden. De plastik
zeilen goed vastleggen en de kuil na
afloop regelmatig kontroleren op
beschadigingen.
sonderzoek te Oosterbeek, wordt een
inzicht verkregen in de kali-, fosfaat-,
magnesium- en eventueel de koper
en natriumvoorziening van het per
ceel. De geproduceerde stal-
mest/mengmest kan dan doelmatig
worden aangewend en zeker niet op
een onjuiste wijze op bepaalde per
celen terecht komen.
Na het beweidingsseizoen kan te
lang gras afgemaaid worden. De
stoppellengte mag dan niet korter
dan 6 k 7 cm zijn. Afweiden met
schapen is ook een goede methode.
Wordt er bijgevoerd in de wei met
bietenkoppen en -blad dan kan ge
makkelijk zodebeschadiging optre
den bij natte omstandigheden.
Piasvorming moet te allen tijde wor
den voorkomen. Kontroleer de
drains en greppels. Wateroverlast
heeft een ongunstige invloed op de
botanische samenstelling van de
grasmat. Onkruidvrij grasland kan
worden bereikt door tijdige bespui
ting. Vooral jong grasland kan onder
muur geraken. Een bespuiting met
2-4 liter MCPP kan plaatsvinden als
de muur het gras dreigt te verstikken.
De laagste dosering gebruiken voor
jong grasland.
rijpingsdatum
melkrijp
zacht deegrijp
deegrijp
hard deegrijp
volledig rijp
ds
in de plant
17-20
20-24
24-27
27-30
30
ds
in de kolf
25-35
3.5-45
45-50
50-55
55
verlies aan
ds
15-20
10-15
8-10
6-8
4-6
VEM
20-30
15-20
10-15
8-10
6-8
V
•v
De snijmaisoogst is dit jaar niet vroeg.
C.A.R. GOES
Bij de oogst van de gewassen is de boer benieuwd naar de
resultaten. Hoe kan het ook anders. Het is zijn inkomen.
Ook bij de "oogst" van groenbemestingsgewassen wil men
resultaten bereiken. Deze resultaten zijn echter slechts
indirekt te bereiken en hangen voor een groot deel af van
de verteringsprocessen in de grond.
Goed en onder droge omstandigheden onderploegen is be
slist een voordeel voor de eerste aanzet van de volgende
oogst. Maar al te vaak wordt in de praktijk een groenbe-
mesting gebruikt om onder natte omstandigheden door te
kunnen ploegen. Vooral echter aan het onderwerken van
winterharde grasgroenbemesting worden hoge eisen ge
steld. Dit in verband met de gevreesde hergroei en ook om
het maximale effekt van de groenbemesting te verkrijgen.
Daarom moet groenbemesting in het algemeen niet diep
onder in de voor worden "weggestoken". Niet diep ploegen
dus en toch goed bedekken! Hierbij is 25 cm beslist al aan
de diepe kant!
Om hergroei te voorkomen zijn er twee mogelijkheden:
1. Het werken met een voor dat doel geschikte ploeg;
2. Doodspuiten, gevolgd door ploegen van grasgroenbe
mesting.
"Voor een goed resultaat is een geschikte ploeg nodig. Ruim
gebouwde ploegen verdienen de voorkeur om verstoppingen te
voorkomen. De voorschaar of schijf moet voldoende ruimte
hebben. Een lang, schroefvormig rister verdient voor dit werk de
voorkeur. Op de meeste bedrijven zijn deze ploegen aanwezig.
Voor grasgroenbemesting is het beslist noodzakelijk, dat de
ploegsneden goed gekeerd, voldoende gedraaid en "overge
drukt" worden. Lange risters zijn hiervoor beter geschikt dan
korte. De verhouding ploegdiepte-werkbreedte is van grote in
vloed op het resultaat. Bij een werkbreedte van 40 cm of meer
■«t.
ft
gaat het onderploegen meestal goed, zeker bij niet te diep wer
ken. Bij een werkbreedte kleiner dan 40 cm per schaar is het
resultaat duidelijk minder, vooral bij diep ploegwerk. De sne
den blijven teveel recht op staan! Er ontstaan teveel holten en
daardoor lichttoetreding, waardoor de hergroei wordt gestimu
leerd.
Ook de voorscharen zijn sterl^ bepalend voor de kwaliteit van
het geleverde werk. Daarbij gaat het vooral om de stand, de
vorm en de plaats van bevestiging.
De voorschaar moet een snijbreedte hebben van 15 cm. De
diepte mag slechts enkele centimeters zijn. Is de werkbreedte
minder dan 15 cm dan zal op de plaats van de aansluiting
spoedig hergroei kunnen ontstaan. De afgesneden strook moet
onder de ploegsneden terecht komen en niet zichtbaar zijn.
De voorschaar dient goed gevormd te zijn en moet voldoende
ver naar voren geplaatst kunnen worden. Als richtlijn geldt dat
de punt van de voorschaar ongeveer recht boven de schaarpunt
moet staan. Een te diep en te breed werkende voorschaar levert
een groot bezwaar op. Er wordt dan namelijk teveel grond in de
voor gebracht, zodat een goede kering van de daarop volgende
ploegsneden niet meer mogelijk is en een slechte aansluiting het
gevolg is.
Op gronden boven de 40% slib is het beslist moeilijker om goed
ploegwerk te leveren, maar onmogelijk is het toch ook weer niet.
Hulpmiddelen als platrijden, slepen, rollen of maaien van de
vegetatie kunnen een bijdrage leveren om ook deze gronden
goed te ploegen.
Zo mogelijk moet men ploegen dwars over reeds aanwezige
sporen. Bij overlangs ploegen is het resultaat meestal minder
goed. De ploegsneden staan dan plaatselijk teveel op de kant.
Ook de voorschaar werkt bij overlangs ploegen vaak onvol
doende.
Heeft men niettegenstaande alle voorzorgsmaatregelen toch
nog gras "zichtbaar", dan is de beste nateelt het gewas aardap
pelen. Hierin heeft men de minste problemen met de opslag.
Bovendien is grasgroenbemesting een zeer geschikt gewas vóór
aardappelen. Bij stro onderploegen geldt, dat voor een vlotte
vertering voldoende vocht, warmte en lucht noodzakelijk is.
Deze faktoren worden gevonden in de grond of in een groen
bemesting, die door het stro is gegroeid! Naarmate de grond
zwaarder is moet het onderbrengen oppervlakkiger gebeuren,
dus niet "begraven". Het stro mag gerust gedeeltelijk zichtbaar
zijn. Dit laatste uiteraard alleen als geen grasgroenbemester is
ondergeploegd.
Wie ervan uit gaat, dat een grasgroenbemester ondiep moet
worden ondergebracht en tegelijk bij voorbaat weet dat hij geen
kans ziet zo te ploegen dat uitloop voorkomen wordt, wordt
aangeraden eerst dood te spuiten. Dat is goed mogelijk met
Gramoxone 3 liter per ha. Er zijn uitstekende resultaten bekend
met ongeveer één week voor het ploegen te spuiten. Ook al was
dan op het moment van ploegen het gewas nog lang niet afge
storven, toch bleek dat door de werking van het middel in het
voorjaar geen uitloop meer plaats vond. Bedrijfszeker is deze
toepassing alleszins.
Tot slot nog het volgende: bij vakkundig gebruik van een voor
dit werk geschikte ploeg en dan op lichtere grond beneden 40%
slib, moet men in staat zijn een grasgroenbemestingsgewas goed
onder te ploegen. Toch verdient het ook hier overweging om
geren en de vooreinden vooreinden vooraf dood te spuiten, daar
hier dikwijls problemen optreden. Spuiten in het najaar verdient
voorkeur boven die vroeg in het voorjaar.
13