TEKORT EN OVERSCHOT
D oor het akkerbouwgebied van Zeeland en West- Bra
bant rijdende zien wij dat er veel groenbemesting is ge
zaaid. Wij zien veel gras en klaver in de graanstoppels
groeien en op de percelen waar de gewassen vroeg ge
ruimd zijn is er ook nog een groenbemester gezaaid. De
gevoerde aktie voor groenbemesting zal daar zeker een
bijdrage aan hebben geleverd. Wel weet de akkerbouwer
al lang dat organische mest belangrijk is voor de grond.
Dit jaar hebben de weersomstandigheden meegewerkt
zodat praktisch alles wat is gezaaid ook geslaagd is. En
dat is in sommige jaren wel eens anders. Alleen onder de
droge omstandigheden van de laatste weken wordt de
groei wel vertraagd. Naast de groenbemesting kunnen
veel gronden nog wél ekstra organische stoffen gebrui
ken. Er is dan ook zeker sprake van een tekort aan orga
nische stof op de akkerbouwbedrijven. Organische stof in
de vorm van dierlijke mest waar in andere gebieden een
overschot van is. Overschotten ontstaan door de sterke
uitbreiding van de varkens- en kippenhouderij o.a. op het
Brabantse zandgebied. De scheiding ligt inderdaad heel
duidelijk op de grens tussen klei en zand. De akkerbou
wer heeft blijkbaar voldoende vertrouwen in het opbren
gend vermogen van de grond terwijl men op het zand in
de richting van minder grondgebonden produktie is ge
gaan. Cijfers spreken daarbij duidelijke taal. Bij de mei
telling van 1 979 waren er in Zeeland 74.649 varkens en
in Brabant 3.334.184. Zo is er dan in Oost en Midden
Brabant een groot overschot aan met name drijfmest
ontstaan. In West-Brabant wordt wel drijfmest op de ak
kerbouwbedrijven gebruikt maar voor Zeeland zijn de
transportkosten te hoog. Wel wordt er droge kippenmest
in Zeeland gebruikt wat aangeeft dat er belangstelling is
voor organische mest. In het kader van de problemen van
de akkerbouw in het Zuid Westen is er gepleit voor ekstra
transportsubsidie voor drijfmest. Hierdoor kunnen dan 2
problemen worden opgelost n.l. het wegwerken van
overschotten en het verminderen van het tekort aan or
ganische stof. Goede ervaringen zijn er in deze richting
opgedaan met ekstra transportsubsidie aan de mestban
ken in Gelderland voor de transport naar de Veenkolo
niën. Men heeft daarbij een gestaffelde transportprijs per
«HE BIBLio^
\%/K
zuidelijke landbouw maatschappij
Op pagina 7 vindt U, speciaal voor het zuidwestelijk kleige
bied, de rassenberichten voor wintertarwe bestemd voor
oogst 1980. De uitkomsten van de officiële proefvelden kun
nen U helpen bij het bepalen van uw rassenkeuze.
De opbrengsten van dit jaar waren goed maar met een grote
spreiding. Keuze van een ras alleen op grond van het op
brengend vermogen wordt niet aanbevolen. Een juiste ras
senkeuze en goed zaad is de beste basis voor een goede teelt.
VANUIT DE Z.L.M. GEZIEN
Rentesubsidie herinplant appels en
peren
z.l.m
VRIJDAG 28 SEPTEMBER 1979
66e jaargang - No. 3500
land- en
tuinbouwblad
m3 van 6,00 bij een afstand van 1 5 tot 30 km. oplo
pend tot 1 5,00 bij een afstand van 1 20 tot 140 km. Dit
wordt mogeijk door een transportsubsidie van respektie-
velijk 1,00 tot 8,00. De prijs van drijfmest franko op
het akkerbouwbedrijf afgeleverd bedraagt dan 5,00 tot
7,00 per m3 Deze tarieven gelden voor pluimvee-
drijfmest. Voor andere mestsoorten is er een aangepaste
regeling omdat de gebruikswaarde daarvan meestal lager
ligt. In de laatst gehouden vergadering van de Provin
ciale Raad voor de Bedrijfsontwikkeling in Zeeland is ook
aandacht aan de drijfmest besteed. Gevraagd is om het
overleg tussen Brabant en Zeeland opnieuw op gang te
brengen. Getracht moet worden het transport van over
schot gebied naar het tekortgebied op gang te krijgen.
Het transport op langere afstand moet dan wel een heel
jaar mogelijk zijn. Daarvoor is het nodig dat in het tekort-
gebied tussenopslag mogelijk is. Wij denken daarbij in de
richting van centrale opslagplaatsen. Door gezamenlijk,
bijv. in samenwerking met loonwerkers of werfctuigen-
koöperaties opslagputten te stichten, zullen de kosten
lager zijn en kan naar een plaats gezocht worden die het
meest geschikt is. Oppervlakkig gezien moet het vrij
eenvoudig zijn deze zaak op gang te brengen. Het pro
bleem is echter de hoge transportkosten. De huidige bij
drage van de overheid van 4,00 bij een afstand van
50km of meer (van 1 juli tot 31 december 1979) is
daarvoor onvoldoende. Het zal nodig zijn dat de bedragen
verder aangepast zullen worden aan de transportkosten
op langere afstand. Een redelijke verdeling van deze
kosten tussen producent en afnemer zal alleen mogelijk
zijn wanneer de overheid de helpende hand biedt aan de
mestbanken met hogere bedragen dan tot nu toe. Minis
ter van der Stee heeft het belang van een mestbankrege
ling bij de landbouwbegroting in elk geval onderstreept.
De veehouder zal ervoor moeten zorgen dat de kwaliteit
van het drijfmest zo goed mogelijk is. Transport van water
is erg duur! Onderzoek naar mogelijkheden om drijfmest
in te dikken is erg belangrijk. Tot nu toe zijn de resultaten
nog zeer beperkt. Wij hopen in elk geval dat in de ko
mende tijd er een regeling kan komen die het probleem
van de tekorten en de overschotten enigermate kan op
lossen.
Zoals bekend wil de minister van landbouw de herin-
plantsubsidie via de rentesubsidieregeling laten lopen.
De mogelijkheden b«nnen deze regling blijken echter vrij
beperkt te zijn, waardoor deze onvoldoende oplossing zal
bieden voor fruittelers. Zo is de periode van zes jaar
waarin de rentesubsidie wordt toegekend voor de fruit
teelt veel te kort. Ook de zes jaar waarin het partiair
inkomen bereikt moet worden is veel te kort doordat de
fruitteler ook niet alles tegelijk zal vervangen. Verder is
het maximale bedrag van 75.000,— waarvoor 5%
rentevergoeding gegeven wordt veel te laag Immers,
naast de rooikosten, grondverbetering, direkte stich-
tingskosten, gebouwen en machines komen daarbove
nop nog de aanloopkosten totdat de appels en peren in
volle produktie zijn. Onbillijk is het verder dat de W.I.R.-
premie bij de aanplant van boomgaarden onder de 7%
regeling valt. Ik dacht dat een boom onverbrekelijk met
de grond verbonden is. Daarbij komt nog dat in het kader
van de W.I.R.- regeling op voorhand 25% van het geïn
vesteerde bedrag wordt afgetrokken waarover de rente
subsidie berekend wordt. Problemen in het kort aanges
neden met de vraag in hoeverre de minister aan de ver
langens van de fruitteelt tegemoet wil komen en welke
Brussel daarbij zal bieden. In elk geval blijkt het bijzonder
teleurstellend dat de minister niet aan een gewone he-
rinplantsubsidie wil denken. In Nederland zal er zeker
voor de goed geleide bedrijven perspektief blijven. In
andere landen is er een meer gericht beleid gevoerd ter
ondersteuning van de fruitteelt. Het is niet rechtvaardig
dat wij opnieuw achtergesteld worden bij de toepassing
van regelingen zoals die bijvoorbeeld in Frankrijk toege
past worden. Doeleman
1