Ingrijpende veranderingen in de huis- vestingssystemen van de Brabantse varkens in de afgelopen 5 jaar Onkruidbestrijding in grasland O K ing. J. Broeders Consulentschap voor de Varkens- en Pluimveehouderij voor Noord-Brabant en Zeeland, Tilburg. He A.C.M. Mulders fflÈM|1|> ^|j i ':i;:MWi De huisvesting van zogende zuigen: B ij deze groep varkens werd nage gaan welke van onderstaande syste men wordt toegepast: - kraamopfok met aangebonden zeug (K.O.H.) - Deens- combinatie hok - genoemde systemen uitgevoerd in (gedeeltelijk) roostervloer of dichte vloer met gebruik van stro. Onderstaande tabel geeft de ver houdingen weer. Zie tabel 1 Zoals U uit tabel 1 kunt aflezen ligt er momenteel nog ruim de helft van het aantal kraamzeugen in het stro. Vergelijken we dit gegeven met de uitkomsten van de enquête van 1974, dan blijkt dat in 5 jaar tijd één derde deel van de kraamzeugen van het ry 1 stro is overgegaan op de (gedeelte lijk) roostervloer. De huisvesting van dragende en guste zeugen: an deze categorie dieren werd nagegaan of ze: - individueel zijn gehuisvest in lig- boxen, - aangebonden zijn met een hals- of schoftriem, - of in groepen zijn gehuisvest. Ook hier hebben we onderscheid gemaakt in (gedeeltelijk) rooster vloer en dichte vloer stro. Zie tabel 2 Tabel 2 geeft aan dat de guste en dragende zeugen hoofdzakelijk zijn gehuisvest op een roostervloer. We moeten ook hier vaststellen dat de dichte vloer stro de laatste jaren Drinkwatervoorziening zeugen: Een niet onbelangrijk onderdeel van de wijze van huisvesten van zeugen is de drinkwatervoorziening. Dit kan op verschillende manieren gebeuren, zoals d.m.v. een automa tische drinkbak, een vlotterbak, nip pels, een slang en/of een kraan boven de trog. Uit de verzamelde cijfers blijkt dat de automatische drinkbak wordt toegepast, terwijl VS deel gebruik maakt van nippels. Vergeleken met 1974 betekent dit, dat het percentage nippels met 32% is toegenomen. In het overgrote deel van de gevallen he.eft de nippel daarbij de automatische drinkbak Dit is beslist een groot voordeel voordeel voor de hygiëne van het drinkwater; temeer omdat de biggen ook vaak drinken uit de automati sche drinkbak van de zeug. Ook bij de guste en dragende zeugen geven de cijfers aan dat de toepassing van nippels enorm is toegenomen, na melijk met 26%. Gelet op de hygiene en de arbeidsbesparing is dit een gunstige ontwikkeling. Huisvesting gespeende biggen: Zowel bij verbouw als bij nieuw bouw is de ontwikkeling zeer sterk gegaan in de richting va van batte rijen, voornamelijk als gevolg van het feit dat dit systeem zeer hygië nisch is. Er is namelijk berekend dat 61% van het aantal biggenplaatsen uit batterijen bestaat, 22% bestaat uit grondhokken met half-rooster, ter wijl het resterende aantal van de biggen tot het afleveren in het kraamfokken blijft. Wat het voeder systeem betreft hebben we vastge steld dat het overgrote deel d.m.v. droogvoerbak (83%) en nippels (77%) wordt gevoederd. De huisvesting van de mestvarkens: Op basis van de verschillende vloeruitvoeringen bij de mestvar- kensstallen zijn we tot de volgende indeling gekomen. Zie tabel 3 In tabel 3 kunt U lezen dat in totaal 70% van de mestvarkens op volledig of half-roostervloer ligt. Een verge lijking met de gegevens van 1974 leert ons dat nu het percentage vol ledig rooster is verdubbeld en dat het percentage halfrooster met 6% is toegenomen; in totaal een toename van de roostervloer van 20%. Uit de verzamelde gegevens over het voe dersysteem valt af te leiden dat ruim twee-derde deel van de mestvarkens met brij wordt gevoederd. De brij- voedering is met 9% toegenomen; dit waarschijnlijk als gevolg van de op komst van het trognippelsysteem d.w.z. voor ieder varken een nippeL die aan de bovenkant van de trog is geplaatst. Overigens is het momen teel zo dat ruim de helft van de mestvarkens zichzelf van water kan voorzien; daarbij in de meeste ge vallen met behulp van nippels (48%) Conclusie: X_Jit de hier omschreven ontwikke lingen mogen we toch wel afleiden dat er de laatste jaren in de huisves ting van de varkens veel is veran derd, hetgeen ook het houden van varkens aanmerkelijk aangenamer heeft gemaakt. Doordat door de verbetering van de systemen arbeid vrijkomt, kan nog meer tijd nuttig besteed worden aan de controle van de dieren. Dat er de laatste jaren zeer veel nieuwe varkensstallen zijn gebouwd is bij iedereen wel bekend. Dat er ook veel bestaande stallen zijn verbouwd zal ook niemand verbazen. Wanneer we echter met concrete cijfers moeten aangeven hoeveel varkens in Noord-Brabant en Zeeland op een bepaald systeem worden gehuisvest dan wordt het al meteen veel moeilijker. Vooral ook om een goed inzicht te krijgen in de arbeidsbehoefte van de hedendaagse varkenshouderij in Noord-Brabant en Zeeland is door het Consulentschap voor de Varkens- en Pluimveehouderij in Tilburg afgelopen voorjaar een enquête gehouden op 152 zeugenbedrijven en 162 mestvarkensbedrijven. In 1974 was er een soortgelijke enquête gehouden, zodat we nu precies kunnen vaststellen hoe de ontwikkeling in 5 jaar tijd is geweest. nogal wat terrein heeft verloren. Uit de cijfers mogen we concluderen dat bijna alle guste dragende zeugen, die gedurende de laatste jaren zijn "verhuisd" naar een roostervloer, voorheen in groepen waren gehuis vest. Het aandeel van de guste dragende zeugen op roostervloer is met ruim 20% toegenomen. Tnbr Hui svest. i ngs.sy sternen voor zogende zeugen (uitgedrukt, in procenten van het aantal zeugenplaatsen aanta 1 dichte vloer stro god roost ervloer zeugenplaat sen K .0. II. He ens K.O.H. Deens combhok c ombhok K, 50 zeugen 62 2k ik - 50 - 75 zeugen 71 10 19 - 75 -HO zeugen 69 8 21 2 110 zeugen 34 3 63 - Gewogen gemiddelde 50 7 kj - 2. Huisvestingssystemen voor guste en dragende zeugen, (in procenten van het aantal zeugen plaatsen aantal zeugenplaatsen 50 zeugen 50 - 75 zeugen 75 -110 zeugen ^110 zeugen Gewogen gem. dichte vloer stro lig- box 21 13 6 3 6 aange- bonden groeps- huis- vesting 16 5 2 2 (ged.)roostervloer lig- box 50 51 51 55 53 aange bonden 5 25 3*» 28 28 groep huis vest i 6 6 7 12 10 Tabel 3. Vloeruitvoeringen van mestvarkensstallen per grootte-klasse, (in procenten van het aantal mestvarkensplaatsen aantal mestvarkensplaatsen vol 1 rooster half rooster deens rooster deens dichte vloer 300 mestv. 11 39 31 19 300 - 600 mestv. 20 k9 27 k 600 -1000 mestv. 37 ko 20 3 1000 mestv. 39 ki 19 1 Gewogen gem. 28 k2 25 5 Pg Een goede verzorging van het grasland in de nazomer heeft een gunstige invloed op de kwaliteit van de grasmat, dus op de groei en opbrengst. Een onderdeel van de verzorging in de vroege herfst is zeker de onkruidbestrijding. Natuurlijk mag in de late herfst de kontrole op het voorkomen en indien nodig ook de bestrijding van emelten niet vergeten worden. Het vangen van mollen is wel een tijdrovend werk maar verdient wel de volle aandacht. Door beschadiging van de graszode door o.a. emelten en mollen ontstaan open plekken, die vanwege de hoge stikstofrijkdom van de grond snel volgegroeid zijn met muur en andere onkruiden. Vooral dit najaar zal op vele percelen het zeker nodig zijn dat een onkruidbestrijding wordt uitgevoerd omdat afgelopen voorjaar en tijdens de voederwinning de zode veel geleden heeft. 'nkruiden in grasland geven een lagere produktie en vaak ook een slechtere benutting door het vee. Er komen in grasland een groot aan tal onkruiden voor o.a. grasachtige zoals kweek, tuintjesgras en diverse ■breedbladigen. De breedbladige on kruiden zoals o.a. muur, ridderzu- ring. paardebloem, distels, gele ak kerkers, boterbloemen en herder- stasje zijn niet alle met hetzelfde middel te bestrijden. Voor muur en ridderzuring is mecoprop (MCPP) het aangewezen middel. Paarde bloem is het beste te bestrijden met 2, 4 - D. Voor de andere genoemde on kruiden is MCPA te prefereren. Wanneer spuiten? I a jaren ervaring is gebleken dat een bespuiting in de nazomer de be ste resultaten geeft. De oudere plan ten worden vernietigd rnaai^ tevens worden de pas gekiemde plantjes ook opgeruimd. Wanneer geen muur of ridderzuring voorkomt, moet een bestrijding plaats hebben met 6 1 MCPA per ha. Dit is V/2 maal de dosering die gebruikt wordt wanneer in het voorjaar een bestrijding wordt uitgevoerd tegen o.a. boterbloemen en distels. Herderstasje, een onkruid dat steeds meer de kop opsteekt, is alleen te bestrijden in de nazomer evenals madelieljes, weegbree en pinkster bloem. Wanneer ook muur en of ridderzu ring in het perceel voorkomen dan spuiten met een kombinatie van 4 1 mecoprop 4 1 MCPA per ha. Het gebeurt ook dat in een perceel maar een soort onkruid voorkomt dat bestreden moet worden. Dan natuurlijk het middel inzetten wat hiertegen een specifieke werking heeft. Dit is het geval bij de bestrij ding van ridderzuring. Spuiten met 6 1 mecoprop in augustus tot 10 okto ber als de planten weer een flinke bladontwikkeling hebben. Muur, een onkruid dat het gehele jaar door groeit en bloeit, moet bestreden worden zodra de muur zichtbaar is en vorming van zaad voorkomen wordt. Spuiten met 4 1 mecoprop. Wanneer de temperatuur beneden 7 gr, C. is, valt de werking tegen. Stel daarom een muurbestrijding niet te lang uit. Nieuw ingezaaid grasland Let meeste grasland wordt in au- gustus-september ingezaaid. Het jonge gras gaat dan voldoende ont wikkeld de winter in. De jonge gras mat is echter nog zeer open en biedt alle gelegenheid voor het kiemen van onkruidzaden. Meestal zijn het typi sche akkeronkruiden. Een van de meest voorkomende onkruiden is muur. Muur kan in korte tijd een jonge grasmat volledig overwoeke ren, waardoor het jonge gras stikt. Bij een graslengte van 5 a 7 cm kan reeds een bestrijding plaatshebben met 3 1 mecoprop per ha. Ook de meeste andere voorkomende onkruiden worden voldoende bestreden. Er dient van uitgegaan te worden dat men moet spuiten voordat de muur de grond volledig heeft bedekt. Te laat spuiten, is het paard achter de wagen spannen omdat de afsterven de muur het gras dan volledig ver stikt. Is toch om de een of andere reden te laat gespoten, dan het per ceel direkt slepen, nadat de muur is afgestorven, zodat het gras geen konkurrentie meer ondervindt van de afgestorven muur. Spuittechniek Spuiten bij groeizaam weer geeft de beste onkruiddoding. Regen bin Laat het zover nooit komen! nen enkele uren na de toepassing beïnvloedt het resultaat ongunstig. Er moet gespoten worden met 600 1 water per ha met een grove druppel. Vernevelen moet worden afgeraden, omdat dit het ontstaan van drift in de hand werkt. Daar een groot aantal land- en tuin bouw gewassen slecht groeistoffen verdraagt, kan drift tot nadelige ge volgen leiden. Na een bespuiting met groeistoffen moet het vee minstens een week uit het perceel blijven. Dit is nodig uit het oogpunt van de ge zondheid van het vee en ook om een optimaal resultaat te behalen. C.A.R. Zevenbergen, Specialist Planteziekten Onkruidbestrijding 13

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1979 | | pagina 13