m Voederwaarde ruwvoer aanzienlijk lager Te veel penicilline in de melk Schapenkalender D e eerste resultaten van het ruwvoederonderzoek van oogst 1979 geven aan dat de voederwaarde gemiddeld aanzienlijk lager is dan in voorgaande jaren het geval was. Daarvoor zijn enkele belangrijke oorzaken aan te wijzen. Vanwege de ongunstige weersomstandigheden moest later worden gemaaid, waardoor de gehalten aan ruwe celstof nogal opliepen. Verder was de veldperiode gemiddeld lan ger, de verontreiniging met grond groter en bijgevolg wa ren de ammoniakfrakties hoger en dit betekent evenzovele aftrekposten. D e volgende staatjes geven een beeld van de gemiddelde voederwaarde van de eerste duizenden onderzochte kuilen door het Bedrijfslaboratorium te Oosterbeek van oogstjaar 1979 en een tweetal voorgaande jaren. In augustus 1977 kon in verband met renovatiewerkzaamheden geen overzicht worden gemaakt, reden waarom 1976 is vermeld. D e teruggang in voederwaarde en kwaliteit van het ruwvoer wordt veroorzaakt door een viertal faktoren. De ruwe celstof- gehalten zijn enkele procenten verhoogd vergeleken bij vorig jaar, wat een lagere voederwaarde geeft. Sterk in het oog sprin gend zijn de verhoogde ruw asgehalten. Deze zijn toe te schrij ven aan de verhoogde grondgehalten. veroorzaakt door het veelvuldig moeten werken in het natte materiaal. Daarnaast is de veldperiode (tijd tussen maaien en aanrijden aan de hoop) veel langer geweest dan in voorgaande jaren, niet alleen dit punt geeft extra aftrek, maar in het bijzonder ook de verhoogde ammoniakfrakties rottingsgraden) die mede een gevolg zijn van het aanrijden van onvoldoende droog materiaal. H et ziet er naar uit dat het voor veel veehouders in de zuivere graslandgebieden, die in het algemeen niet over maiskuil be schikken, een moeilijke en ook dure winter zal worden. Veelal is er extra krachtvoer nodig om het basisrantsoen op niveau te brengen en als dit niet wordt verstrekt is de kans groot dat de slepende melkziekte toeslaat, wat een ernstig produktieverlies met zich brengt. N u de zomer praktisch voorbij is, breekt de dekperiode weer aan. Om de beste kans te hebben op mooie, gezonde lammeren moet bij de voorbereiding worden uitgegaan voor een gezonde fokkudde. Bij de definitieve keuze van fokooien, moeten de volgende punten goed in het oog word y0og\ W e Jaarverslag '78 Melkhygiëne "Zuid-Nederland" september Dit is een gemiddeld beeld; de verschillen in voederwaarde zijn groter dan ooit. De cijfers De voederwaardecijfers in bijgaande tabellen zijn weergegeven in de droge stof van het produkt. Voordroog-graskuilen 35% ds) zonder toevoeging Oogstjaar I976 1978 1979 Prikdatum 12 aug. 14 aug. 17 aug. Aantal onderzochte monsters 1362 4828 .3686 Droge stof in gr/kg 533 507 471 Ruwe celstof in gr/kg 244 265 276 Ruw as in gr/kg 133 131 167 Ruw eiwit in gr/kg 184 174 149 Vre in gr/kg 135 121 98 VHM 840 788 684 VEM/vre-verhouding 6,2 6,5 7.0 Ammoniak-fraktie 8.6 10,2 14,0 Vochtige graskuilen 35% ds) zonder toevoeging Oogstjaar 1976 1978 1979 Prikdatum 12 aug. 14 aug. 17 aug. Aantal monsters 283 385 410 Droge stof in gr/kg 275 281 287 Ruwe celstof in gr/kg 248 261 279 Ruw as in gr/kg 173 156 185 Ruw eiwit in gr/kg 168 169 142 Vre in gr/kg 112 113 89 VEM 722 728 625 VEM/vre-verhouding 6,5 6,4 7,0 Ammoniak-fraktie 21,9 203 23,9 Graskuilen (niet toevoeging) Oogstjaar 1976 197ö* 1979 Prikdatum 12 aug. 14 aug. 17 aug. Aantal monsters 220 413 374 Droge stof in gr/kg 430 413 411 Ruwe celstof in gr/kg 239 259 271 Ruw as in gr/kg 138 148 185 Ruw eiwit in gr/kg 184 172 147 Vre in gr/kg 130 118 VEM 817 760 657 VEM/vre-verhouding 63 6,4 6.8 Ammoniak-fraktie 12,0 13,9 16,5 Extra krachtvoer D e bijzondere weersomstandigheden die ons in feite in geheel 1979 al parten hebben gespeeld, hebben een lange, dure en vervelende staart omdat ze in sterke mate blijken door te werken in de kwaliteit van het gewonnen ruwvoer. Uit de cijfers blijkt dat deze gemiddeld duidelijk lager ligt dan vorig jaar, dat op zijn beurt weer een achterstand had op 1976. De gemiddelde VF.M (de energie-eenheid die enkele jaren geleden in de plaats geko men is voor de zetmeelwaarde) is ten opzichte van vorig jaar met ongeveer honderd eenheden teruggelopen. Omgerekend op een dagrantsoen van 9 a 10 kg droge stof uit kuilvoer, komt dit overeen met de voederwaarde van één kg krachtvoer. Er zijn echter een belangrijk percentage kuilen, waarvan de ammoniakfraktie en het gehalte aan grond dusda nig hoog ligt dat de dieren hiervan niet meer dan 7 kg droge stof van kunnen en zullen willen opnemen. In deze gevallen zal extra krachtvoer nodig zijn voor aanvulling van het basisrantsoen, ook al om de slepende melkziekte buiten de stal te houden. Veehouders die over een flinke hoeveelheid maiskuil beschik ken zullen in dit opzicht minder problemen hebben, omdat maiskuilen vrijwel altijd slagen. Veel aftrekposten Moeilijke winter Met een degelijke rantsoenrekening op basis van de resultaten van het ruwvoederonderzoek is veel onheil te voorkomen, in het bijzonder bij hoog produktieve veestapels. Daarbij zal moeten worden gestreefd naar een zo groot moge lijke variatie in het rantsoen. Voor die duizenden veehouders die het tot dusver nog hebben aangezien met de deelname aan ruwvoederonderzoek en de berekening van de rantsoenen, is het zeker van belang nu de knoop door te hakken. Zonder gerichte veevoeding loopt u de komende winter een grote kans een dief te worden van eigen zak. 1V1 eikveehouders in Zuid-Nederland nemen niet genoeg zorgvuldigheid in acht om te voorkomen dat er penicilline preparaten via de koe in de melk komen. Tot deze kon- klusie komt men in het jaarverslag van de Stichting Re gionaal Orgaan voor Melkhygiëne "Zuid-Nederland". Men is van mening dat er doeltreffende maatregelen ge nomen moeten worden om aan deze ongunstige situatie een halt toe te roepen. Men meent dat de oorzaak van deze vorm van melkverontreiniging gezocht moet worden in het feit dat de melkveehouder niet genoeg bekend is met de maatregelen die hij moet treffen om deze verontreiniging te voorkomen. Daarnaast speelt ook een zekere vorm van onnodig risiko's nemen een rol. Men is voorts van mening dat er daarom meer bekendheid moet worden gegeven aan de mogelijkheden ter voorko ming van deze ongunstige ontwikkeling. Het jaarverslag vermeldt hiertoe een achttal maatregelen, waarvan men meent dat iedere melkveehouder deze moet kennen. Het opvolgen van deze adviezen kan veel leed voorkomen. Voorkom het kwaad 1. De in de laktatie behandelde koeien, of met de hand het laatst melken, of met de melkmachine het laatst melken. 2. De melk afkomstig van behandelde dieren gedurende 3 maal 24 uur niet afleveren. Dit geldt ook voor de niet-behandelde kwartieren, tenzij de dierenarts uitdrukkelijk een ander ad vies geeft. 3. In de melk hoort behalve penicilline ook andere antibiotica niet thuis. De dierenarts kan U adviseren hoelang deze melk niet afgeleverd dient te worden. Dit advies geldt ook als er met sulfa of tetracyclines is gewerkt. 4. Koeien die aan het begin van de droogstand zijn behandeld met langwerkende preparaten dienen duidelijk gemerkt te worden met een stift of beter nog, dienen apart gezet te worden, zodat vergissingen met het melken onmogelijk is. 5. I ndien een koe korter droogstaat, dan dat de werkingsduur is van een droogstand preparaat (vaak 6 weken) dient de melk vooraf gekontroleerd te worden op penicilline, alvo rens de melk wordt geleverd. Het is dus van groot belang een goede administratie te voeren betreffende de droogstand van de koeien. 6. De melk afkomstig van kwartieren, waarvan de spenen met antibioticumzalf zijn behandeld, of waarvan de spenen be handeld werden met speenstiften met antibioticumzalf, kan het antibioticum bevatten en dient daarom niet afgeleverd te worden. Dankzij het dippen of sprayen behoeft het gebruik van zalf minder te worden toegepast. 7. Reinig, na het melken van met antibiotica behandelde kwartieren of nadat gewerkt is met antibiotica, goed Uw handen en het melkgereedschap. X. Bij aankoop van koeien dient steeds geïnformeerd te worden of deze met antibiotica zijn behandeld. In alle gevallen waarbij twijfel bestaat omtrent de aanwe zigheid van penicilline in de melk, moet uitdrukkelijk aan geraden worden, de melk eerst te laten onderzoeken door de zuivelfabriek of de Gezondheidsdienst. Pas als gebleken is dat de melk geen penicilline bevat, kan aflevering plaatsvinden. Volledigheidshalve zij vermeld, dat in het afgelopen jaar door de Zuivelindustrie, de Gezondheidsdiensten voor Dieren en de daarbij betrokken Diensten en Instellingen regelmatig aaqdacht werd besteed aan de Mastitisbestrijding met als te verwachten gevolg een verdere verlaging van het aantal cellen in de afgele verde melk. Nog duizenden busmelkers O fschoon steeds meer veehouders zijn overgeschakeld op het tankmelken waren er in het verslagjaar toch altijd nog zo'n 3490 veehouders die nog in bussen molken. Men wijst er op dat aan deze groep nog steeds een goede voorlichting dient te worden verstrekt die moet leiden tot een eerste klas kwaliteit melk. Het Leeftijd en konditie: Ooien, die ouderdomsverschijnselen vertonen, of onvoldoende konditie hebben, niet laten dek ken. Bij dieren, die in de herfst van het eerste levensjaar onvoldoende zijn uitgegroeid, kan de eerste dekking beter een jaar worden uitgesteld. Het gebit: Ooien, met afwijkingen aan het gebit uit de kudde verwijderen. De uier: Een goede fokooi moet twee lammeren kunnen zogen, dus beide uierhelften moeten gezond zijn. Tevens moet de uier soepel aanvoelen. De klauwen: Hoeven zorgvuldig nakijken. Met een stevig zakmes of een haringkaakm.es lange tenen, omgekrulde hoornwanden, losse of brokkelige hoorndelen wegsnijden. Als dat wegsnijden geen verbetering brengt, zullen de ooien die nog afwijkingen aan de klauwen vertonen, die duidelijk het lopen bemoeilijken, uit de fokkudde verwijderd moeten worden. Luizen en teken: Voorzover de ooien in de afgelopen zomer nog niet tegen luizen en teken zijn gewassen, moet dit alsnog geb Na het uitvoeren van deze behandelingen, moet, alvorens de ram bij de ooien te laten, aandacht besteed worden aan de voedingstoestand van de ooien. Om de konditie en zodoende ook de vruchtbaarheid te bevorderen, dienen de schapen op grasland met jong eiwitrijk gras te worden geweid. aantal tankmelkers bedroeg eind vorig jaar 8789. Samen met de groep bussenmelkers, komt men dan op een totaal van 12276 melkveehouders die zijn aangesloten bij de Stichting. In 1978 zijn 4401 diploma's uitgereikt. Dat is 49 minder dan het jaar daarvoor. Als hierbij in aanmerking wordt genomen de daling van 705 in het aantal veehouders in het jaar 1978 ten opzichte van het jaar 1977 dan komt het percentage "gediplo meerde veehouders" in het eerstgenoemde jaar op 35,&5% en in het laatstgenoemde jaar neer op 34.20% (1976, 31,4%; 1975, 20.4%; 1974, 11,8%.) In 1978 was er dus een stijging van 1,65%. In 1978 is aan 3 veehouders, die voor de vijftiende achtereen volgende keer (1964 t/m 1978), 16 veehouders, die voor de tiende achtereenvolgende keer (1969 t/m 1978) en 252 veehou ders, die voor de vijfde achtereenvolgende keer voor een diplo ma in aanmerking kwamen een oorkonde uitgereikt. Het Bestuur van het Regionaal Orgaan voor Melkhygiëne "Zuid-Nederland" betuigt op deze plaats gaarna haar waarde ring voor deze uitzonderlijke en eervolle prestaties. Gefelici teerd! Voor het jaar 1977 werd aan 104 veehouders een oorkonde uitgereikt (1976; 74; 1975: 74; 1974: 79). De centrale verrekening van kwaliteitsgelden vond in 1978, evenals in 1977, per kwartaal plaats. In totaal werd in 1978: 2.147.020.159 kg. melk door de aangesloten zuivelfabrieken van de veehouders ontvangen conform opgave formulieren-pooling- fonds. Een weiland, bemest met stikstof en dat in augustus wordt vrij gemaakt, levert in september genoeg jong gras. De dektijd De bepaling van het tijdstip, waarop de ram bij de kudde wordt toegelaten, eist volledige aandacht. De draagtijd van het schaap, die op vijf dagen na vijf maanden duurt, dient i.v.m. de grasgroei goed in de gaten te worden gehouden. Op Texel laat men de ram pas na 20 oktober bij de ooien toe. Dit in verband met het vrij late begin van de grasgroei in het voor jaar. Als men, met het oog op de goede prijzen van zuiglammeren. vroege lammeren wil hebben, moet de ram eerder bij de ooien worden toegelaten. Het gevolg hiervan is een vrij lange lam- mertijd, die in het voorjaar gedurende een lange tijd extra werk met zich meebrengt. Wil men vroege lammeren, zogenaamde paaslammeren. dan kan men op "creepfeeding" overgaan. Deze methode maakt de zuiglammeren d.m.v. bijvoeding met krachtvoer slachtrijp. De bronsttijd De bronsttijd van het schaap loopt van september t/m januari. Als de ram voortijdig toegelaten wordt, zal in september slechts een klein aantal ooien worden gedekt en de overige pas in de daarop volgende maanden zodat de lammertijd wordt verlengd. Op het hoogtepunt van de bronsttijd (oktober/november) is de vruchtbaarheid hoger, zodat meer lammeren kunnen worden verkregen. Kies de ram met zorg, hij vertegenwoordigt de halve waarde van de Kudde. Voor aankoop van een ram dient men zich tot een vertrouwd adres te wenden. Het overbrengen van ziekten kan daardoor tot een minimum worden beperkt. Na .aankoop van de ram is het raadzaam de volgende voorzorgs- maa Voorkom besmetting tijdens het vervoer (d.m.v. kontakt met andere schapen). In verband met het gevaar voor rotkreupel moeten, na ont vangst van de ram direkt de hoeven worden gekontroleerd en ontsmet. - Was het dier met een insektendodende vloeistof ter voorko- mi 13

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1979 | | pagina 13