Hakselen en inwerken van stro
Stand van de Nederlandse landbouwgewassen
D e belangstelling voor het hakselen van graanstroo
wordt ieder jaar weer voor een belangrijk deel bepaald door
de te verwachten stroprijzen.
H
N
D e belangrijkste aspekten en ontwikkelingen rondom het
hakselen van stro zijn in het voorgaande genoemd. Het stro
vertegenwoordigt in geldopbrengst de meeste jaren geen hoge
waarde. Grote investeringen voor de stro-oogst zijn op de
meeste bedrijven niet verantwoord. Anderzijds kan stro als or
ganische stofvoorziening voor de grond zijn nut hebben. Wel
dient men dan zorg te dragen dat dit stro goed wordt verdeeld en
voor het volgende gewas voldoende is verteerd.
G
D e maand juli was tamelijk somber en behalve op enige
plaatsen in het noordoosten te droog. Vooral voor de bie
ten, aardappelen en snijmais die nog een vrij lange groei
periode hebben, is regelmatige neerslag van belang.
H andelsgewassen. Uit de voorlopige uitkomsten van het
areaal akkerbouwgewassen blijkt een opmerkelijke daling van
de oppervlakte blauwmaanzaad met ongeveer 70% t.o.v. 1978.
De stand van het blauwmaanzaad blijft zeer wisselend. De
weersomstandigheden tijdens de bloei waren vrij gunstig. Aan
tasting door de larve van de blauwmaanzaadgalwesp komt op
elk perceel voor. De planten zijn veelal bezet met luizen.
R ooivruchten. De zaaiuien hebben zich de laatste weken goed
ontwikkeld. De gewassen zijn gezond en de stand is in het
algemeen vrij goed, alhoewel pleksgewijs een te geringe stand
dichtheid voorkomt. De ontwikkeling van de bollen is laat, maar
onder gunstige omstandigheden hoeft dit m.b.t. de opbrengst
nog geen problemen te geven. De stand van de konsumptieaar-
dappelen is in het algemeen goed. Het aantal knollen per plant is
dikwijls groot, wat kan inhouden dat de sortering niet grof zal
worden. Voor een verder optimale groei van de planten en de
knollen is op veel plaatsen regelmatig neerslag van belang. De
berichten over aantasting door ziekten zijn gunstig; schimmel
en virusziekten komen betrekkelijk weinig voor.
SerieZeeland - Groenbemestingsland
ing. A. Remijn
O
CAR -Toon Slimmy de Worm
H
O
Inrichting gronden in nieuwe polders
heroverwogen
C.A.R. Goes
Op veel bedrijven is een investering in stro-oogstmachines
niet rendabel. Wil men met weinig arbeid en niet te zware
inspanningen de stro-oogst mechaniseren, dan is al gauw
een investering van minimaal 8000,— vereist. Bovendien
moeten dan nog de kosten voor het persen van stro worden
berekend. Deze kunnen globaal op 25.— a 30.— per
1000 kg worden gesteld. Het zal duidelijk zijn, dat in jaren
met lage stroprijzen de moeite en inspanningen voor het
bergen van stro niet of nauwelijks worden beloond.
Een ander alternatief is het stro te hakselen en als organi
sche stofvoorziening voor de grond te bestemmen. De
waarde als organische stofvoorziening voor de grond is
voor een belangrijk deel afhankelijk van een goede verte
ring. Naast de kosten die moeten worden gemaakt voor het
hakselen, kan slecht verteerd stro leiden tot moeilijkheden
bij het volgende gewas. Uit onderzoekingen is gebleken,
dat de vertering van het stro zoveel mogelijk moet plaats
vinden voordat het volgende gewas wordt geteeld. Hieruit
volgt, dat de vertering zoveel mogelijk in de nazomer en
herfst moet plaatsvinden.
Vertering bevorderen
m de vertering van het stro te bevorderen en een goede
grondbewerking te kunnen toepassen, is hakselen van het stro
noodzakelijk. Een goede verdeling van het gehakselde stro en
een goede menging door de grond zijn voor een snelle vertering
gewenst. Wanneer een groenbemesting als onderteelt is gezaaid
kan het gehakselde stro - mits kort gehakseld en goed verdeeld -
in de opgroeiende groenbemester voldoende verteren. In beide
gevallen zullen de omstandigheden voor een snelle vertering -
lucht en vocht - aanwezig zijn.
Hakselen en kneuzen
oe korter het stro wordt gehakseld en hoe sterker het wordt
gekneusd, des te beter en sneller zal de veitering verlopen.
Lange stukken stro worden in het algemeen zeer slecht verdeeld.
Bovendien kunnen deze lange stukken bij de grondbewerking
moeilijkheden veroorzaken. Door het opeenhopen van resten
lang stro zal de vertering onvoldoende zijn.
De lengte van het gehakselde stro wordt sterk bepaald door de
soort en het aantal messen, het toerental van de rotor en de
afstand tussen de kap en de ronddraaiende messen. Veel stro-
kar Uxdustv 'toon.,
oen. qoeda
U bib KaU/e uerk.
hakselaars hebben scharnierende messen op de rotor. Tijdens
het hakselen kunnen deze messen door de weerstand uitwijken,
waardoor de doorlaat in de kap groter wordt en er minder
intensief wordt gehakseld. Naarmate sneller gereden en er meer
stro per tijdseenheid door de machine gaat, zal de weerstand op
de klepels groter worden en de haksellengte toenemen. Hoe
zwaarder de klepels zijn uitgevoerd en hoe hoger het toerental
is, des te korter en uniformer zal de haksellengte Zijn. Vastge-
monteerde messen op de rotor hebben het voordeel dat de
opening tussen kap en rotor steeds konstant en de haksellengte
uniformer is. Een nadeel bij vastgemonteerde messen is, dat bij
het opnemen van harde voorwerpen er soms grote schade aan de
machine kan ontstaan.
Goede verdeling
aarmate de werkbreedte van de maaidorsers toeneemt
wordt het moeilijk-er om het stro over de volle breedte te verde
len. Een hoog toerental en kort hakselen is voor een goede
spreiding vereist. Wanneer het spreiden door middel van
spreidborden wordt geregeld, moet veel aandacht worden be
steed aan de afstelling. Soms zijn voor de verdeling van het stro
extra werpschijven aangebracht. Deze kunnen het gehakselde
stro in het algemeen beter en over een grotere breedte verdelen.
Opneembreedte van de hakselaar
voor de hakselaars. Tot voor kort kon men algemeen volstaan
met hakselaars die een opneembreedte van 1.50 m hadden. Voor
zeer brede strozwaden is echter een opneembreedte van mini
maal 1,80 meter gewenst. Indien de trekker over het .strozwad
rijdt, is het gewenst de spoorbreedte de vergroten. Dit om het
opnemen van het strozwad door de hakselaar te vergemakkelij
ken.
Goed hakselen vergt veel motorvermogen
ok hier vormen de steeds grotere werkbreedte van de maai
dorsers en de brede, dikke strozwaden een toenemend probleem
et meeste stro wordt gehakseld met aanbouwhakselaars
achter de trekker. Deze methode heeft het voordeel, dat het
hakselen buiten de maaidorstijd kan plaatsvinden en de maai-
dorskapaciteit niet ongunstig wordt beïnvloed. Wanneer het stro
kort gehakseld moet worden en een flinke kapaciteit wordt
vereist, is veel motorvermogen nodig. In dikke brede strozwa
den zal bij een flinke rijsnelheid al gauw een trekker van 50-60
kW (ca. 70-80 kp) nodig zijn.
Aanbouwhakselaars op de maaidorser hebben het voordeel dat
alles in één werkgang wordt uitgevoerd. (Jit het oogpunt van
arbeid en kosten lijkt dit een aantrekkelijke methode. Toch ziet
men in de praktijk weinig aanbouwhakselaars op de maaidor
sers. Het benodigdê vermogen wat extra nodig is voor het hak
selen kan wel oplopen tot 30 kW (ca. 40 pk). De meeste maai-
dofsers zullen dan ook in kapaciteit omlaag gaan indien een
aanbouwhakselaar is opgebouwd. Bij het gelijktijdig maaidor-
sen en hakselen moet het gehakselde materiaal over de volle
werkbreedte achter de machine worden verdeeld. Veel zijwind
kan bij deze methode nogal eens moeilijkheden veroorzaken
doordat een deel van het gehakselde stro in het nog te maai-
dorsen gewas terecht komt.
Maaidorsers met grote werkbreedte hebben nogal eens proble
men met de verdeling. Droog en kort gehakseld stro heeft erg
weinig gewicht en is moeilijk ver weg te blazen of te werpen.
Vaak moet men konstateren dat het stro niet over de volle
werkbreedte van de maaidorser wordt verspreid.
Een andere hakselmethode die de laatste jaren ingang heeft
gevonden is het gebruiken van de zogenaamde kooihakselaars.
Deze - meestal zelfrijdende - hakselaars zijn veel in gebruik voor
de oogst van de snijmais. Wanneer bij deze machines de mais-
bek wordt vervangen door een opraper zijn ze zeer geschikt als
strohakselaar. Er is in het algemeen veel motorvermogen aan
wezig en men heeft de haksellengte van het stro beter in de
hand. De verdeling van het gehakselde stro is door de hoge
uitstroompijp en de hoge snelheid van het stro veelal geen pro
blemen.
Doordat bij deze machines een opraper wordt toegepast is de
kans op het opnemen van harde voorwerpen aanwezig. Het zijn
juist de kooihakselaars die door het opnemen van bijvoorbeeld
ijzer zeer grote schade kunnen oplopen. Het is bekend dat het
hakselen en de verdeling van het stro bij deze machines bijzon
der goed is. We moeten ons wel afvragen wat dit aan extra tarief
waard is voor de boer en wat de kosten zijn voor de loonwerker
bij deze toch wel zeer dure machines.
Algemeen
(per 10 augustus)
De stand van de granen, die in de komende weken geoogst
zullen worden is in het algemeen vrij goed. Legering komt
heel weinig voor en aantastingen door ziekten zijn meestal
van dien aard, dat een grote invloed op de opbrengst niet
aannemelijk is. Wel valt in deze zomer het late en uitge
breide optreden van luizen op in de granen, bieten (m.u.v.
de perzikbladluis) en zelfs ook snijmais. Ter bestrijding van
de luizen is veel gespoten.
CjT ranen De afrijping van de wintertarwe is inmiddels begon
nen. Op een aantal percelen is deze onregelmatig omdat op
plekken met een minder goede struktuur het proces eerder be
gonnen is en sneller verloopt. Roest en fusarium komen in
diverse gebieden voor, maar van een algemene ernstige aantas
ting kan niet gesproken worden. Het aantal luizen in de gewas
sen is de laatste weken flink toegenomen. Meestal bevinden
deze zich op het blad en niet in de aar.
De stand van de zomertarwe is vrij goed. In het algemeen zijn de
gewassen gezond. Evenals bij de wintertarwe komen veel luizen
op het blad voor.
De stand van de zomergerst is wisselend. De afrijping is begon
nen. Afrijpingsziekten komen voor, maar meestal valt de schade
mee. De haver staat er goed bij en is gezond, maar zal evenals de
andere granen later geoogst worden dan normaal.
P eulvruchten (droog te oogsten). Hier en daar zijn de groene
erwten te vroeg afgerijpt, maar op de meeste percelen heeft het
gewas een goede stand met een hoog aantal peulen per plant en
vrij weinig aantasting door rupsen van de erw tepeulboorder. Over
het algemeen zijn er veel minder percelen schokkers en kapucij
ners die, zoals bij groene erwten, te vroeg afrijpen. De meeste
gewassen staan er goed bij.
De bruine en witte bonen zijn door de vele neerslag tot in juni en
de te lage temperaturen zeer laat tot ontwikkeling gekomen. Een
aantal percelen (10 a 20%) zal niet tot een goed gewas uitgroeien.
Het gewas op de goede percelen is gezond en de planten zijn
reeds met een behoorlijke hoeveelheid peulen bezet.
De vcldbonen zijn gezond, maar wel wat kort en laat in ontwik
keling. De beteelde oppervlakte is dit jaar bijna 500 ha.
L andbouwzaden. In Nederland wordt slechts een paar hon
derd hektare suiker- en voederbietenzaad geteeld. De gewassen
zijn gezond en staan er goed bij. De ontwikkeling is wat achter
vergeleken met normale jaren.
Bij de fabrieksaardappelen is de groeiachterstand grotendeels
ingehaald. De mate van aantasting door ziekten is verschillend,
maar in het geheel bezien valt de toestand mee.
De suikerbieten vertoonden in de afgelopen weken een forse
bladontwikkeling, waardoor de slechte plekken gekamoufleerd
werden. Vergelingsziekte komt dit jaar opmerkelijk weinig voor.
In het zuiden kwamen veel zwarte luizen voor, maar deze kon
den goed worden bestreden. Onkruid en onkruidbieten vormen
op vrij veel percelen problemen.
Het eerste monsteronderzoek van 30 juli 1979 geeft in vergelij
king met het 5-jarige gemiddelde het volgende beeld te zien:
1979 1974/1978
Suikergehalte 11.1 12,3
Wortelgewicht kg/ha 19.000 23.700
Het blijkt dat het wortelgewicht beduidend lager ligt dan het
5-jarige gemiddelde op hetzelfde tijdstip. Dit geeft een aanwij
zing, dat de opbrengst dit jaar kleiner kan zijn. Wel moet wor
den opgemerkt dat onder gunstige omstandigheden de gewassen
nog lang kunnen doorgroeien, waardoor de achterstand in wor
telgewicht behoorlijk ingelopen kan worden.
roenvoedergewassen. De stand en de ontwikkeling van de
snijmais zijn verschillend. Naast vrij goede tot goede percelen
komen veel percelen voor met een te dunne en onregelmatige
stand en een slechte ontwikkeling.
(j rasland. Door een tekort aan neerslag op de meeste plaatsen
en een vrij lage temperatuur, was de groei van het gras in de
maand juli, vooral op de droogtegevoelige gronden, aan de
matige kant.
Weidegras was op de meeste bedrijven wel voldoende aanwezig,
maar voor irtkuilen of hooien viel de hoeveelheid te winnen
produkt tegen. Op veel bedrijven hoopt men in augustus de
krappe wintervoorraad te kunnen aanvullen.
EERSTE VOORLOPIGE OOGSTRAMING
Opbrengst in kg/ha Oppervl. Oppervl.voorl.
1978 1979 1978 1979
5.550 5.200 11.560 11.179
4.000 3.750 16.964 12,383
2.430 2.600 9.648 6.871
1.700 1.300 2.663 2.494
8.300 8.000 5.170 3.628
Wintergerst
Rogge
Koolzaad
Karwijzaad
Vezelvlas
(ongerepel*d)
Totale produktie in tonnen
Wintergerst
Rogge
Koolzaad
Karwijzaad
Vezelvlas (ongerepeld)
1978
64.200
67.700
23.450
4.520
43.000
1979
58.250
46.500
17.850
3.240
29.050
In september a.s. zal de Zuiderzeekommissie van de Raad van
de Waterstaat de nota inzake een herziening van het ingediende
verkavelingsplan dat uit 1968 dateert, behandelen.
Dit o.m. blijkt uit het antwoord van de ministers Van der Stee
(landbouw) en Tuijnman (verkeer en waterstaat) op schriftelijke
vragen van het Tweede Kamerlid Tolman n.a.v. de door hem
ingediende en door de Kamer aangenomen motie van novem
ber 1978. Deze nodigde de regering uit tot een heroverweging
van de inrichting van de gronden in de nieuwe polders en deze
een meer landbouwkundige bestemming te geven.
Minister Van der Stee heeft na aanvaarding van de betreffende
motie bij minister Tuijnman aangedrongen op een zo spoedig
mogelijke herziening van het herverkavelingsplan.