ONDERWIJS NOTITIES Hoger Agrarisch Onderwijs i R, S eeds meer gediplomeerden gaan zich bezighouden met landbouw in de ruimste zin van het woord: in feite bestrijkt dat zo langzamerherhand het gehele leefterrein van de mens voorzover het met voeding en mi lieuhygiëne te maken heeft. Daartoe behoren dan behalve de land bouwbedrijven ook de levensmiddelenindustrie, de milieuverbetering en de zorg voor de onderontwikkelde landen. Hogere Landbouwschool Dordrecht Great Plains Wheat wil uitvoersubsidie op tarwe van de VS onder redaktie van L. Anderson l ond 1876 was maar liefst 50% van de Nederlandse beroepsbevolking betrokken bij de landbouw. Momenteel is dat nog maar 7%. Dat is dus een flinke daling. Toch is de belangstelling met name voor het hoger en wetenschappelijk agrarisch onderwijs zeker niet aan de matige kant. Er zijn 10 hogere agrarische scholen waaraan toch zo'n 3000 leerlingen studeren. Die belangstelling komt onder meer doordat de landbouw meer omvat dan alleen maar het voeren van een landbouwbedrijf. Velen komen naar de scholen toe vanuit het motief iets aan het milieu te willen doen. Toch stelt men op de scholen een "zwevende" biologische of milieubelangstelling niet zo op prijs. Tenminste, de belangstelling moet reëel zijn en in eerste instantie zijn gericht op de problematiek van de agrarische produktie. Men is ook erg geïnteresseerd in de persoon van de kandidaat. Men hanteert een psychologisch onderzoek om over die persoon wat meer zekerheid te krijgen. Sinds 1975 verlangen alle scholen een eindexamenpakket met tenminste natuurkunde en scheikunde. Het beste pakket omvat de vakken Nederlands, Engels, natuurkunde, scheikunde, wiskunde (I) en biologie (eventueel economie). Wie dat pakket heeft ontmoet de minste problemen bij de toelating. De overige kandidaten komen in aanmerking voor het toelatingsonderzoek waarin de scholen nagaan of de kandidaat voldoende geschikt en gemotiveerd is. In heel beperkte mate kunnen kandidaten met een deficiënt pakket ook in het voorbereidend studiejaar worden opgevangen. In dit jaar worden de exacte vakken ongeveer op h.a.v.o.-niveau gebracht. Sinds enige tijd hebben alle scholen voor Vi deel van het eerste studiejaar dezelfde stof, dat is de propedeuse waarin de vakken natuurkunde, scheikunde, wiskunde, biologie en algemene economie de hoofdvakken zijn. De exacte vakken sluiten daarbij aan op het eindexamenniveau van de h.a.v.o. Het overblijvende deel omvat enkele beroepsgerichte vakken die voorde afdelingen verschillend zijn. Die gecoördineerde propedeuse heeft als voordeel dat je in de loop van of aan het eind van het eerste n 1863 kwam de Wet op het Middelbaar Onderwijs tot stand. Deze wet maakte in principe een opbouw voor het landbouwonderwijs op drie verschillende niveaus mogelijk. In 1876 werd in Wagegingen een Rijkslandbouwschool gesticht. Twintig jaar later kwam daar een Rijkstuinbouwschool bij. Het onderwijs aan beide instellingen droeg het karakter van middelbaar vakonderwijs. Na ingrijpende reorganisatie werd in 1904 uit beide scholen de Rijks Hogere Land-, Tuin- en Bosbouwschool gevormd, die verder tot Landbouwhogeschool (1918) zou evolueren. Rond 1900 werd de eerste landbouwwinterschool opgericht. Deze scholen werden in 1957 omgezet in de huidige middelbare land- en tuinbouwscholen en de voormalige middelbare werden hogere land- en tuinbouwscholen. studiejaar, zonder tijdverlies kunt overstappen naar een andere hogere agrarische afdeling. Dat noemen ze horizontale doorstroming die wel inspanning kost omdat je de beroepsgerichte stof moet inhalen. Dan komt de ingenieurs-1 fase. Hierin is voor elke afdeling een geheel eigen studiepakket samengesteld dat een oriëntatie geeft op de agrarische sector en verder gevuld is met practica en korte stages. Het totale studieprogramma in deze fase omvat zeker 80% beroepsge richte vakken zodat 20% van de tijd overblijft voor de persoonlijke en sociale ontwikkeling. Over de doorstroming na de fase is nog overleg gaande. Vaststaat dat overstappen mogelijk wordt binnen dezelfde afdeling. Soms is dat nodig omdat je afstudeerpakket niet op je eigen school aanwezig is. Tenslotte is er de afstudeerfase. Die begint met een praktijktijd van een half jaar. In deze fase bestudeer je maar een betrekkelijk gering aantal vakken, een zekere specialisering is dus mogelijk. Die vakken mag je zelf, binnen redelijke grenzen, samenstellen terwijl elke school ook over vaste studiepakketten beschikt. Behalve horizontale doorstroming is er ook de verticale: de overstap van hoger agrarisch onderwijs naar bijvoorbeeld de landbouwhogeschool. Dat moet allemaal nog precies geregeld worden in de nieuwe wet op het hoger onderwijs. Vast staat wel dat er een goede overstapmogelijkheid komt. Daarvoor is al een overlegorgaan opgericht dat daarmee bezig is. Uitgangspunt van dit overleg is dat de hogere agrarische scholen geen voorportaal zijn van een wetenschappelijke studie. Er is een aantal leerlingen die zullen overstappen. Dat zijn de laat bloeiers, degenen die verkeerd gekozen hebben en degenen die ontdek ken dat ze toch wat meer wetenschappelijke belangstelling hebben. Over deze, vrij kleine categorie is men aan het praten. Men probeert te komen tot afspraken en regelingen om die doorstromers in de beginfase, dus na de propedeuse, in de wetenschappelijke studie te laten instappen. Die propedeuse blijft echter gericht op de leerlingen die het hoger agrarisch onderwijs zullen afmaken. Ongekeerd komt er ook een rege ling waarbij studenten in diezelfde beginfase vanuit de wetenschappe lijke studie zullen verder studeren op een afdeling voor hoger agrarisch onderwijs. Alle gediplomeerden van de hogere agrarische school hebben toegang tot de opleidingen voor leraar. Verder worden er aan de scholen applicatiecursussen gegeven zoals dat ook het geval is bij de h.t.s. Via die cursussen kun je verder studeren in de milieuproblematiek, beleid, anno 2000 dierverdeling, commerciële techniek enz. Het hoger agrarisch onderwijs telt 5 afdelingen: die voor landbouw, tuinbouw, levensmiddelentech nologie, tuin- en landschapsarchitectuur en bosbouw- en cultuurtech niek. Adressen Deventer, Brinkgreverweg 69 (landbouw, tropische landbouw) Den Bosch, Baden Powellstraat I (landbouw, tuinbouw, levensmiddelen technologie) Bolsward, Sneekerstraat 11-15 (levensmiddelentechnologie) Boskoop, Azalealaan 115 (tuin- en landschapsinrichting) Dordrecht, Groenezoom 400 (landbouw) Dronten, De Drieslag (landbouw) Groningen, Prof. v. Hallstraat 1 (landbouw) Leeuwarden, Antillenweg 3 (landbouw) Utrecht, Richard Wagnerlaan 22 (tuinbouw) Velp, Laarweg 6 (bosbouw- en cultuurtechniek) V oor Z.W. Nederland is de H.L.S. te Dordrecht uiteraard van groot belang. Van deze school daarom nog wat nadere informa tie, ontleend aan de Voorlichtingsbrochure cursusjaar 1979- 1980, welke u kunt aanvragen aan het adres Groenezoom 400, 3315 LA Dordrecht, tel. 078-60666. ALGEMEEN D e Hogere Landbouwschool is gevestigd in het Agrarisch Oplei dingscentrum (A.O.C.), een modern gebouwencomplex dat beheerd wordt door een Stichting van het Koninklijk Nederlands Landbouw- Comité (K.N.L.C.). Het K.N.L.C. is de algemene landbouworganisatie. In het A.O.C. zijn ook een Middelbare Landbouwschool en een Lagere Land- en Tuinbouwschool gevestigd, een unicum in Nederland./Het A.O.C. ligt in een rustige landelijke omgeving en is uitgerust met aan aantrekkelijk tuinencomplex met kassen. DOELSTELLING EN INRICHTING VAN HET ONDERWIJS Het doel is een zo goed mogelijke voorbereiding van studenten op hun taak in de maatschappij in het algemeen en meer in het bijzonder voor een functie in de agrarische sector. De veelsoortige functies in de agrarische sector stellen bijzondere eisen aan het te geven onderwijs. Dat wil zeggen dat, naast een veelzijdige theoretische kennis met de landbouwvakken als belangrijke harde kern, ook zeer veel aandacht besteed moet worden aan het ontwikkelen van inzicht en op de praktijk gerichte vaardigheden. Onder het hoofd Programma vindt u een nadere uitwefking van onze aanpak. SEMESTERSYSTEEM De H.L.S. te Dordrecht heeft een semestergewijze bevordering (half jaarlijks). Dit systeem heeft voor de studenten bepaalde voordelen in vergelijking met her jaarsysteem. Als belangrijkste noemen we: a) bij slechte resultaten verliest men slechts een halfjaar. b) behalve in augustus kan men ook in januari aan de studie beginnen. c) voorzover van toepassing "verliest" men ook de Rijksstudietoelage voor slechts een halfjaar. TOELATINGSEISEN 1. Tot het le semester (eerste helft eerste jaar) De kandidaat dient in het bezit.te zijn van een: a) HAVO-diploma met een vakkenpakket waarin de vakken na tuurkunde en scheikunde zijn afgenomen. Als ideaal vakken pakket zien wij Natuurkunde, Scheikunde, Wiskunde en Biolo gie. Door differentiatie in het le semester kunnen eventuele tekorten in de vooropleiding worden weggewerkt. b) Bewijs dat eenvoorbereidendjaar aan een van de Hogere Agra rische Scholen met succes is gevolgd. c) Diploma van een 3-jarige Middelbare Landbouwschool (A- opleiding) met een voldoende niveau voor wiskunde, natuur kunde, scheikunde en biologie. In bijzondere gevallen kan een kandidaat die niet aan bovengestelde eisen voldoet worden onderworpen aan een toelatingsexamen. 2. Tot het 2e semester (tweede helft eerste jaar) De kandidaat dient in het bezit te zijn van een diploma V.W.O. met in vakkenpakket natuurkunde, scheikunde en wiskunde en bij voorkeur biologie. Deze kandidaten moeten zelfstandig de achter stand van de landbouwkundige vakken en soc. economie inhalen. Kandidaten met een vooropleiding propedeuse LH-Wageningen kunnen, afhankelijk van hun resultaten worden toegelaten tot het derde semester na een toelatingsexamen voor veeteelt en planten teelt. Van alle kandidaten die niet afkomstig zijn van een agrarisch bedrijf eisen wij een voorprèktijk van tenminste zes weken welke bij voorkeur doorgebracht dient te worden op een-gemengd bedrijf. Van deze voor- praktijk moet een verslag gemaakt worden aan de hand van daartoe opgestelde richtlijnen. 3. Tot het Voorbereidend Jaar. Het Voorbereidend Jaar is op de eerste plaats bedoeld voor door stroming naar de H.L.S. van kandidaten met een middelbare be roepsopleiding. In verband met beperkte plaatsingsmogelijkheden hebben kandidaten met een middelbare agrarische opleiding de voorkeur boven de kandidaten met een Havo-diploma zonder na- tuur- en/of scheikunde in het vakkenpakket. Deze laatsten kunnen toegelaten worden indien er plaatsingsmogelijkheden zijn. De toe latingseisen zijn als volgt: a) een diploma van een 3-jarige Middelbare Landbouwschool (A- opleiding) maar niet toelaatbaar tot het eerste semester. b) een diploma van een 3-jarige Middelbare Tuinbouwschool. c) bevorderd zijn van de le naar de 2e of van de 2e naar de 3e klas van een 3-jarige Middelbare Landbouwschool met uitzonderlijk goede studieresultaten. Tevens worden hierbij de resultaten van de vooropleiding voor de Middelbare beroepsopleiding betrokken. TOELATINGSONDERZOEK Het toelatingsonderzoek gebeurt door de Commissie van Toelating be staande uit een docent en de directie. Dit onderzoek bestaat uit: a) het beoordelen van de studieresultaten in de voorgaande opleiding. b) kennisname van een eventueel aanwezig rapport van een psycho technisch onderzoek. c) een persoonlijk onderhoud met de kandidaat waarbij vooral aan dacht wordt besteed aan de belangstelling en motivatie voor het volgen van de H.L.S.-opleiding. De Toelatingscommissie kan een kandidaat toelaten, afwijzen of drin gend adviseren een andere opleiding te kiezen. AANMELDINGSPROCEDURE De aanmelding geschiedt door het invullen en inzenden van een daartoe bestemd aangifteformulier onder gelijktijdige overmaking van een be drag dat elk jaar opnieuw wordt vastgesteld. Dit bedrag wordt later met de studiekosten verrekend of onder bepaalde voorwaarden geretour neerd. De aanmeldingsprocedure staat meer uitvoerig vermeld op een bijlage bij het Aangifteformulier. Het Aangifteformulier wordt op aanvraag verstrekt tijdens voorlich tingsbijeenkomsten of door schriftelijke aanvraag bij de administratie van de Hogere Landbouwschool. I nst romi ngsschema De direkteur van Great Plains Wheat, Michael Hall, heeft de Amerikaanse overheid gevraagd om uitvoersubsidies op Ame rikaans graan te verlenen ten einde te kunnen konkurreren tegen Europese tarweëxporteurs die profiteren van exportsub sidies van de EEG. Hall heeft een overheidskommissie die een klacht over de Europese subsidie op graanuitvoer onderzoekt laten weten dat instelling van een Amerikaanse exportsubsidie op graan gepaard moet gaan met een formele klacht tegen de EEG krachtens de Algemene Overeenkomst inzake Tarieven en Handel (GATT). 5

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1979 | | pagina 5