Chemische en mechanische bestrijding van wortelonkruiden in de stoppel K K D, D, V "V oor de bestrijding van kweek zijn er diverse middelen aan de markt. Sommige moeten toegepast worden op de groene, goed groeiende kweek en andere op de zwarte grond na het ploegen. Dalapon, amitrol thiocyanaat en Roundup moeten gespoten worden op een goed groeiende kweekmat van 10 a 15 cm hoog. Voor goede resultaten moet de kweek tijdens de toepassing in de volle groei zijn. Deze middelen worden via het blad naar de wortels vertransporteerd. Amitrol thiocyanaat (24 a 32 1 per ha) heeft naast een redelijke bestrijding van de kweek een goede werking tegen klein hoefblad, akkermunt en distels. Roundup geeft een zeer goede kweekdoding en bestrijdt tevens klein hoefblad, akkermunt, distels en veenwortel. Dit laatste ge noemde onkruid moet echter voldoende blad hebben voor een goede doding. Veenwortel (roodbeen) groeit in de nazomer zeer traag. Door de granen zeer hoog te maaien, houdt men vol doende blad voor het verkrijgen van een goed resultaat. De dosering bedraagt 6 1 per ha. Bij alleen kweek is 4 1 per ha voldoende. De hoeveelheid water per ha is zeer belangrijk. Bij 6 1 per ha 600 1 water en bij 41 per ha 4001 water gebruiken. Na de toepassing van de drie bovengenoemde middelen de stoppel 5 a 6 weken met rust laten. Dus in die tussentijd geen grondbewer king uitvoeren. De specialisten A. Mulders en A. Peeters Inschrijvingen veldkeuring Nederland Afvalwarmte elektrische centrales toepasbaar bij aardappelteelt CAR Zevenbergen Klein hoefblad lein hoefblad is een zeer lastig onkruid dat in hakvruchten chemisch niet is te bestrijden. In granen en graszaad kan wel gespoten worden maar van een echte bestrijding, vooral in granen, is meestal geen sprake. Dit onkruid heeft een zodanig herstellingsvermogen dat het voortdurend weer terugkomt. In de stoppel geeft een chemische bestrijding het beste effekt. In het voorjaar, wanneer het hoefblad een probleem vormt, is eenieder van plan een bestrijding in het najaar uit te voeren op die percelen waar dit mogelijk is. Wanneer echter de tijd van de chemische bestrijding is aangebroken, is men de moeilijkheden van het afgelopen voorjaar weer vergeten en een bestrijding vindt dan meestal niet plaats. lein hoefblad is met één behandeling niet voor 100% op te ruimen. De bestrijding zal enkele jaren achtereen plaats moeten hebben om een perceel vrij te krijgen. Om een goed resultaat te behalen, moet het-hoefblad een vlotte groei hebben. Dit is te bereiken door na het ruimen van het gewas stikstof te strooien. Wanneer een grasgroenbemester geteeld wordt, komt deze stikstof zowel de grasgroei ais de ontwikkeling van het hoefblad ten goede. De bestrijding moet plaatshebben als het blad onge veer een doorsnede heeft van 7 cm en liefst bij groeizaam weer. Bij een grasgroenbemester dient men erop te letten dat de bespuiting plaatsheeft voordai het gras het hoefblad gaat over woekeren. Een goede bestrijding wordt verkregen met 5 1 2,4-D per ha. Er zijn nog wel andere middelen aan de markt, doch deze zijn veel duurder. Akkermunt en smeerwortel eze lastige wortelonkr.uiden zijn in de stoppel te bestrijden wanneer er voldoende hergroei is van 20 cm hoog. Spuiten bij groeizaam weer met 12 1 MCPA of 6 1 2,4-D per ha. Stoppels na de eerste bewerking met een kultivator met ganze- voeten. Deze periode is ook geschikt voor het uitvoeren van diepere bewerkingen voor het opbreken van een ploegzool of het men gen van de grond met diepwoelers of mengfrezen. Ondiepe bewerking Een brede, scherpe ganzevoet. Na de eerste bewerking kan een kultivator, uitgerust met beitels of iets smallere ganzevoet, goed worden ingezet. Wanneer er bij de volgende bewerking haaks op de vorige bewerking wordt gereden, krijgt men tevens de beste egalisatie. In verband met diepe sporen van de maaidorser moet er soms ook dieper gewerkt worden. Wordt de eerste bewerking haaks op de wielsporen uitgevoerd dan zullen de kortere l of 2 balks kultivatoren beter regelmatig diep werken dan de langere 3 balks. Ondiep stoppelen met een vastetandkultivator vraagt relatief weinig vermogen, zodat een grote kapaciteit mogelijk is. Mengen van gehakseld stro Tweebalks kultivator met elkaar overlappende ganzevoeten. Kweek De middelen TCA en chloralhydraat moeten toegepast worden op zwarte grond. Dus spuiten direkt na het op wintervoor ploe gen. In verband met de lange veiligheidstermijn van deze mid delen moet als uiterste datum van toepassing beslist niet later dan één december worden gesteld. Beter nog is er naar te streven om het voor half november uit te voeren. Naast de chemische onkruidbestrijding is de mechanische on- kruidbestrijding in de stoppel nog steeds erg belangrijk. De wortelonkruiden zoals hoefblad, veenwortel en kweek zijn met herhaaldelijke bewerkingen goed te bestrijden. De weer somstandigheden moeten dan wel meewerken. De mechanische bestrijding is gebaseerd op de uitputting van de wortelstokken. Daarnaast scheppen de mechanische bewerkingen een gunstig kiembed voor zaadonkruiden en opslag van bijv. granen die met een latere bewerking weer vernietigd kunnen worden. Wanneer het stro verhakseld wordt dan geeft een goede stop pelbewerking weieens problemen in verband met een goede menging, zodat hiermee met de te gebruiken werktuigen reke ning moet worden gehouden. oor de eerte bewerking in de stoppel moet aan de volgende eisen worden voldaan: 1. er moet ondiep gewerkt worden (5-10 cm); 2. alles moet worden losgesneden. Bij stoppelploegen is het lossnijden geen probleem, wel wordt er vaak te diep gewerkt waardoor volgende bewerkingen wel erg diep moeten worden uitgevoerd. Omdat de menging van stop- pelresten met de stoppelploeg onvoldoende is, kan een volgende bewerking beter met bijv. een vastetandkultivator worden uit gevoerd. Om verstoppingen te voorkomen, zijn alleen ruim ge bouwde stoppelploegen bruikbaar. In plaats van de stoppelploeg voldoet de vastetandkultivator ook erg goed. Om bij de eerste bewerking alles goed los te snijden, moeten de kultivatortanden voorzien zijn van ganze voeten, die iets breder zijn dan de tandafstand. Kultivatoren, uitgerust met beitels, maken maar xh van de grond los en zijn dus ongeschikt voor de eerste bewerking. e werktuigen die hiervoor ingezet kunnen worden, moeten naast ondiep werken en alles lossnijder ook het stro goed kun nen mengen. Stoppelploegen moeten daarom voorzien zijn van strogeleiders. Mengen doet de stoppelploeg weinig, zodat later met bijv. een vastetandkultivator of aangedreven werktuigen nog een bewer king voor een goede menging nodig is. Wanneer alleen de kultivator wordt gebruikt, zullen eveneens bij de eerste bewerking de tanden voorzien moeten zijn met iets overlappende ganzevoeten. Voor een goede menging zijn meerdere bewerkingen haaks op elkaar nodig. Aangedreven eggen zijn alleen bruikbaar na een vooraf kerende bewerking. Een messeneg is voor het inwerken goed geschikt. Om vol doende ia de grond te snijden, zal het werktuig moeten worden belast. Snel rijden en de verschillende bewerkingen haaks op elkaar uitvoeren, geven een goed mengend effekt. Wanneer een bladenfrees wordt ingezet, kan in één bewerking een goede menging worden bereikt. Pas echter op voor een te fijne verkruimeling. Door snel te rijden (5-6 km/uur) kan dit grotendeels voorkomen worden. De volvelds hakenfrees is alleen bruikbaar als er erg kort ge hakseld en de verdeling ideaal is. Voor alle bewerkingen geldt echter dat het beste resultaat wordt verkregen bij goed kort gehakseld stro dat prima verdeeld is. Van de Nederlandse Algemene Keuringsdienst voor zaaizaad en pootgoed van landbouwgewassen (N.A.K.) ontvingen wij een voorlopig overzicht van de partijen vezelvlas die voor de veld keuring van de oogst '79 werden aangeboden. In onderstaande tabel worden deze inschrijvingen gesplitst per ras en vergeleken met de definitieve resultaten over de groei 1978 Fibra Hera Natasja Nynke Regina Reina In onderzoek TOTAAL Hieruit blijkt dat voor de oogst '79 in Nederland heel wat min der werd ingeschreven dan verleden jaar; de inkrimping be draagt 1.113.21 ha of ruim 28 pet. De vergelijking van 1978 met het jaar voordien leverde eveneens een daling op, die evenwel geen dergelijke afmetingen aannam, namelijk 308,43 ha of 7 pet. Zoals uit bovenstaande tabel valt af te lezen, ligt de daling van het aantal inschrijvingen over drie rassen verspreid, met name Fibra, Hera en Reina. De relatief belangrijkste inkrimpingen - uitzondering gemaakt voor de variëteit Fibra - vinden wij terug bij Reina, waarvan de ingeschreven oppervlakte 61 pet kleiner is dan in '78. De daling bij Hera kan evenmin over het hoofd gezien worden; ze bedraagt immers ruim 1.117 ha of 44 pet. Het feit dat deze inkrimping zich juist bij de twee belangrijkste variëteiten voordeed, is er de oorzaak van dat zij onvoldoende kan gekompenseerd worden door de toch aanzienlijke toename 1978 1979 46,16 ha 2.544.84 ha 1.427,66 ha 473,76 ha 807,23 ha 22,45 ha 23,76 ha 25,03 ha 206,62 ha 811,29 ha 314,33 ha 3,27 ha 33,99 ha 3.926,80 ha 2.813.59 ha bij Regina en Natasja. De verruiming bij Nynke is relatief min der belangrijk. Maken wij de verdeling van deze inschrijvingen per keurings dienst, dan bekomen wij volgend resultaat: Friesland Gronin gen: 76 ha; Noordzeepolders: 563,84 ha; Grote-Rivierengebied: 6,65 ha; Delta-Nederland: 2.167,10 ha. De daling van de inschrijvingen voor de veldkeuring van de oogst '79 is voor Nederland dus nog een stuk groter dan de inkrimping die wij in ons land konstateerden. Herinneren wij eraan dat de inschrijvingen in ons land terugvielen van 6.249 op 5.337 ha, zijnde met 912 ha of ongeveer 14,5 pet. (Vlasberichten) De warmte die vrijkomt bij de opwekking van elektriciteit in elektrische centrales kan beter worden gebruikt dan tot dusver. Dr. Max. Schuch heeft op grond van voorlopige resultaten van een onderzoek naar afvalwarmte van de kerncentrale te Gun- remmingen meegedeeld dat deze warmte kan worden gebruikt bij de teelt van maïs, bieten, aardappelen en wintertarwe. Tot dusver draagt deze afvalwarmte slechts bij aan de bevuiling van het milieu. Schuch"heeft de afvalwarmte via een net van buizen geleid naar een veld waar elf gewassen werden verbouwd. Op een verge lijkbaar veld werden dezelfde qewassen verbouwd zonder toe voeging van warmte. Op het verwarmde veld was de opbrengst van maïs 41 procent groter, terwijl de töeneming van de op brengst van wintertarwe 28 procent was. Haver leverde, een opbrengst die 26 procent hoger was. Uit het onderzoek is al gebleken dat op de verwarmde velden gewassen moeten worden geteelt die niet al te snel groeien, opdat er niet reeds in de herfst geoogst moet worden.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1979 | | pagina 9