Gewenste zaaidiepte van Engels raaigras Stand van de landbouwgewassen D e opkomst en beginontwikkeling van het jonge gras bij herinzaai laat vaak veel te wensen over. Naar aanleiding hiervan is op de regionale onderzoekcentra Bosma Zathe en Cranendonk een aantal jaren achtereen een aantal proeven aangelegd, waarbij diverse methoden van herinzaai werden vergeleken. Uit deze proeven is gebleken, dat de manier van zaaien grote invloed heeft op het eindresultaat. Het aandrukken van het zaaibed heeft slechts een geringe invloed op de opkomst. D e beste indruk van de opkomst wordt verkregen als de herfstsnede samen met de eerste twee sneden van het volgende jaar wordt bekeken. In tabel 2 zijn deze gegevens weergegeven. I n 1973 zijn zowel op de geploegde als gefreesde proefvelden waarnemingen gedaan omtrent het aantal kiemplanten van muur, straatgras en Engels raaigras. Zie tabel 3. D e stand van het koolzaad in de Flevopolders is matig. In Groningen is deze in het algemeen goed. D e stand en ook de ontwikkeling van pootaardappelen zijn per perceel en van gebied tot gebied bijzonder verschillend. In het geheel gezien, is de stand matig en de ontwikkeling laat. De beworteling is vaak onvoldoende, waardoor de planten veel gevoeliger zijn voor droogte. Schimmel- en bakterieziekten ko men vrij veel voor; van virusziekten is veel minder sprake. Vooral op de zand- en veengronden valt het op dat het percen tage viruszieke planten lager is dan vorig jaar. ing. J.A.M. v. Hees, Specialist voedervoorziening bij het C.R.A.-Tilburg boven gebracht, zodat er minder last van onkruiden wordt on dervonden. Is echter egalisatie nodig, dan moet worden ge ploegd. Bij deze proeven blijkt het aandrukken een geringe positieve bijdrage te leveren op de opkomst van het gras. In 1974 en 1975 werd gezaaid onder droge omstandigheden. Vooral dan blijkt, dat de zaaidiepte een zeer groot effekt heeft op de opkomst. Er is duidelijk sprake van een betere opkomst bij een zaaidiepte van 2-3 cm, dus bij zaaien met een vlaszaaimachine. Betere opkomst van het gras door het zaad in de grond te brengen In drie opeenvolgende proeven (1973, 1974 en 1975) is op Cranendonk bij ploegen en overtopfrezen de invloed van de zaaidiepte nagegaan. De verschillen in zaaidiepten werden ge realiseerd door zowel een vlaszaaimachine met opgetrokken (oppervlakkig zaaien) als met neergelaten pijpen (dieper zaaien) te gebruiken. De opkomst van het jonge gras bij de verschillende methoden van herinzaai is met een cijfer vastgelegd. Zie tabel 1. Tabel 1. Beoordeling van opkomst van Engels raai bij verschil in grondbewerking, zaaidiepte en al dan niet aandrukken na het zaaien, uitgedrukt in cijfers (0 geen opkomst; 10 zeer goede opkomst). Grondbewerking Ploegen Zaaidiepte aandrukken Frezen 1973 (veel 1975 (zeer droog) opper vlaszaai- opper- vlaszaai vlakkig machine vlakkig machine niet wel niet wel niet wel niet wel 514 5 Vi 514 6 2 6 5 7 314 5 7 7 214 2 7 7 4 '4 514 814 8 3 0 8 7 en frezen zit wat betreft het slagen van de Met de vlaszaaimachine een hogere ds-opbrengst Tabel 2: Ds-opbrengst in kg per are van de eerste drie sneden na herinzaai bij diverse grondbewerkingen, zaaidiepte en al dan niet aandrukken. Grondbewerking Ploegen Frezen Zaaidiepte opper vlakkig vlaszaai- opper- vlaszaai machine vlakkig machine Aandrukken niet wel niet wel niet wel niet wel 1975 45 46 51 55 46 47 51 57 1976 56 58 54 61 43 34 53 60 herinzaai géén verschil, maar bij ploegen wordt schonere grond Uit tabel 2 blijkt dat ploegen en inzaaien met de vlaszaaima chine de hoogste opbrengst geeft. In de opbrengstcijfers van 1975 komt dit niet duidelijk tot uiting omdat de open ruimte aanvankelijk ingenomen werd door niet gezaaide grassoorten, voornamelijk straatgras. Bij ploegen minder straatgras Bij ploegen wordt schonere grond bovengebracht dan bij frezen, zodat er minder last van onkruiden wordt ondervonden. Dit is echter niet het geval als kortgeleden ook al eens is geploegd en opnieuw is ingezaaid, omdat dan de bij de vorige bewerking ondergeploegde onkruidzaden weer naar boven worden ge haald. Tabel 3. Aantal kiemplanten per m2 van muur, straatgras en Engels raaigras in monsters van de laag 0-5 cm (1973). Plantesoort Ploegen Frezen muur 130 2.100 straatgras 950 6.300 Engels raaigras 1.210 1.110 Bij ploegen kwam duidelijk minder straatgras voor dan bij fre zen. Op de veldjes waar de opkomst minder goed was, veelal bij oppervlakkig zaaien, kwam duidelijk meer straatgras voor dan op veldjes met een goede opkomst (de vlaszaaimachine). Konklusies: De zaaidiepte speelt een belangrijke rol bij de opkomst en ontwikkeling (opbrengst) van Engels raaigras. Voor herinzaai van grasland is de beste zaaidiepte 2-3 cm. Dit kan het best gerealiseerd worden met een zgn. vlaszaai machine. Aandrukken heeft een positieve invloed, maar vooral onder relatief droge omstandigheden. Bij ploegen wordt minder last van onkruiden (straatgras en muur) ondervonden. Dit is niet het geval, als kortgeleden ook al eens geploegd is. Methode van grondbewerking en herinzaai op Cranendonk in 1979. 1. Vooraf ondiep frezen (5 cm). 2. Goed kerend ploegen, zodat de oude zode onder in de voor komt. 3. Zaaibedbereiding met een vorenpakkerkombinatie. 4. Indien het hele perceel geëgaliseerd is, hoeft géén bewerking met de vorenpakkerkombinatie plaats te vinden. 5. Herinzaai met een zaaikombinatie nl. aangedreven eg met opgebouwde vlaszaaimachine. Ploegen verdient de voorkeur. Een vlaszaaimachine brengt het zaad op de meest gewenste diepte van 2-3 cm. Na half juni is het weer veel droger en zonniger geweest dan in de zeer natte en vrij koude periode daarvoor. Het gunstiger weertype heeft de stand en de ontwikkeling van de gewassen verbeterd, hoewel het duidelijk is dat de kg- opbrengst en kwaliteit van veel gewassen'dit jaar tegen zullen vallen. De mate waarin, zal per gebied en zelfs per perceel sterk kunnen verschillen. Momenteel is het op veel plaatsen alweer aan de droge kant voor de akkerbouwgewassen en het grasland. Vooral op de plekken waar wateroverlast en bewerking struktuur- bederf heeft veroorzaakt, zijn de gewassen extra gevoelig voor ongunstige groeiomstandigheden. Granen D c stand van de wintertarwe is in het algemeen goed. De ontwikkeling is wel wat achter. Het aantal aren per vierkante meter ligt op een gunstig niveau, hoewel er ook percelen zijn waar dit aantal aan de lage kant is. De gewassen zijn gezond. Schade door aantasting van meeldauw en bladluizen is zeer beperkt gebleven. De meeste percelen zijn bespoten tegen af- rijpingsziekten. De stand van de zomertarwe varieert van matig tot goed. De gewassen blijven achter in ontwikkeling, maar zijn in het alge meen gezond. In Zuid-Holland komen wat zwaardere vormen van aantasting door meeldauw voor. De grote verschillen in stand en ontwikkeling van de zomergerst blijven bestaan. Op veel plekken wordt de groei belemmerd door struktuurbederf. Behalve een meestal lichte aantasting door meeldauw, komen andere ziekten weinig voor. 8 De haver staat er in het algemeen goed bij. De gewassen zijn gezond. Peulvruchten H et grote verschil in stand en ontwikkeling blijft, waarbij de vroegst gezaaide erwten gunstig afsteken bij de laat gezaaide. Op de lichtere gronden is de stand in het algemeen matig, met veel struktuurschade. De bloei is goed en er komen weinig ziekten voor. De oogst zal later beginnen dan normaal. Op veel percelen komen bij bruine bonen kale plekken voor door het wegvallen van het gewas als gevolg van wateroverlast. De stand is gemiddeld matig. De herbiciden hebbeb dikwijls wat te fel op het gewas ingewerkt. In enkele percelen met een goede stand en ontwikkeling komt rolmozaik voor. Handelsgewassen Blauwmaanzaad is laat in ontwikkeling gekomen. De stand is gemiddeld zeer matig met een spreiding van slecht tot goed. Op de zwaardere gronden doen de gewassen het beter dan op de lichtere. Onkruid geeft hier en daar problemen terwijl op vrij veel percelen het gewas heeft geleden van het chemisch bestrij den hiervan. Het vlas heeft veel van de achterstand ingehaald. Naast percelen met een gewas dat voldoende lengte heeft, komen vrij veel percelen voor met te kort vlas en een te dunne stand. In het geheel genomen is de stand vrij goed tot goed. Er zijn weinig zware gewassen. Behalve enige aantasting door trips voor de bloei, die overigens goed verliep, zijn er weinig ziekten. Rooivruchten De verschillen in stand en ontwikkeling van konsumptieaar- dappelen zijn in de afgelopen periode veel minder geworden. Momenteel is de stand vrij goed. De situatie is in het algemeen beter dan bij de pootaardappelen. Ziekten komen overal voor, maar de mate van aantasting valt doorgaans mee. Naast veel percelen fabrieksaardappelen met een vrij goede tot goede stand zijn er ook waar dit veel minder het geval is. De achterstand in ontwikkeling is de laatste tijd goed ingelopen. In enige percelen komt stengelnatrot voor. Viruszieke planten ko men dit jaar opvallend weinig voor. De stand en de ontwikke ling van de suikerbieten zijn wisselend. Ook binnen een perceel kunnen aanmerkelijke verschillen voorkomen. Gemiddeld is de situatie wat ongunstiger. De oorzaken zijn hoofdzakelijk: laat zaaien, wateroverlast, struktuurbederf en een felle werking van herbiciden. Aantasting door ziekten, waaronder wortelbrand en bietenkevertje is vrij veel voorgekomen, maar het laat zich aan zien dat de invloed hiervan op de opbrengst niet groot zal zijn. De verspreiding van luizen en de hiermee gepaard gaande vi rusbesmetting bleef beperkt. De beworteling van de bieten is pleksgewijs oppervlakkig, wat vooral in een droge periode pro blemen kan geven. De stand van de zaaiuien is matig tot vrij goed. De gewassen zijn algemeen achter in ontwikkeling, hoewel op de goede percelen veel is ingehaald. Op de zwaardere gronden is de situatie ge middeld beter dan op de lichtere.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1979 | | pagina 8