Beloning van de
meewerkende zoon of dochter 1
N aar mijn mening verdient het aanbeveling dat het pro
fijtbeginsel meer recht wordt gedaan. In ons land is het
zover gekomen dat voor iemands netto-inkomen het niet
zoveel meer uitmaakt of men werkt of niet werkt. Het leve
ren van extra inspanningen wordt helemaal niet beloond.
Het is toch bepaald ontmoedigend dat door de zeer hoge
belastingtarieven extra inspanning voor Va aan de fiscus kan
ten goede komen.
J. Markusse
IFAP Wereldkonferentie agrarische
hervorming is voorbij, wat nu?
Toepassing Wet minimumloon
teeds weer blijkt dat een aanzienlijk deel van de mee
werkende zoons en dochters niet meer dan zakgeld plus
kost en inwoning ontvangen.
Waarschijnlijk vloeit dit voort uit:
a. een gedachte we zullen later wel zien
b. een te geringe inkomenskapaciteit op sommige bedrij
ven.
Toch zal indien men de zoon later het bedrijf wil laten ovèrne-
rnen een goede arbeidsbeloning de juiste weg zijn.
Hij zal immers in de gelegenheid moeten zijn om enig vermogen
te vormen voor de bedrijfsovername.
Indien er voor vader en zoon geen voldoende inkomen uit het
bedrijf kan worden behaald zal men moeten kiezen uit: aan
passing van het bedrijf of dat de zoon (tijdelijk) bij een ander
gaat werken hetzij voor een gedeelte van de week of een volle
week.
Indien de zoon thuis komt werken dient hij een beloning te
ontvangen dat tenminste op C.A.O.-niveau ligt omdat:
hij dit loon ook elders kan verdienen
hij merkt dat zijn arbeid op waarde wordt gesteld
- hij een begin kan maken met het vormen van een eigen
vermogen
de ouders merken dat de gewerkte uren uit de bedrijfsresul
taten moeten worden betaald.
Bij thuiswerkende kinderen vormen kost en inwoning meestal
een onderdeel van de beloning. Het gedeelte wat overblijft kan
men uitbetalen. Indien het uitbetalen moeilijk is voor de ouders
dan kan het resterende bedrag worden tegoed geschreven ten
gunste van de zoon in het bedrijf.
Bij beloning kan men kiezen uit:
vast loon met verplichte verzekering
- loon winstaandeel zonder verplichte verzekering
- overeenkomst tot winstdeling zonder verplichte verzekering,
I. Vast loon met verplichte verzekering
Kinderen die op het bedrijf van hun ouders meewerken zijn
verplicht verzekerd tegen ziektekosten, arbeidsongeschiktheid
en werkeloosheid, mits:
le Het vooraf vast overeengekomen bruto loon inklusief kost en
inwoning waarvoor fiscale normen gelden tenminste gelijk is
en blijft aan het wettelijk minimum loon met de daarbij
behorende vakantietoeslag.
De bruto minimum loonbedragen per maand luiden per 1
januari 1979:
23 jaar en ouder 1.751,10
22 jaar 1.619,80
21 jaar 1.488,40
20 jaar 1.357,10
19 jaar 1.225,80
2e Het vooraf overeengekomen loon wordt uitbetaald in ter
mijnen van één maand of korter. Men dient er op te letten
dat indien men onder de verplichte verzekering valt er pre
mie wordt geheven over:
nze tijd wordt gekenmerkt door financieel/economische
instabiliteit. Het economisch gebeuren wórdt sterk beïn
vloed door politieke elementen en soms heeft het de schijn
dat economische wetten hun werking hebben verloren.
Economische aardverschuivingen vinden plaats en de eco
nomische machtsfaktor van het Westen is ondergeschikt
geworden aan de oliepolitiek van de OPEC-landen.
Dat alles heeft zijn weerslag op het gebeuren, ook in ons
land en in plaats dat de olie op de golven rust heeft gebracht
is het vuur van onrust er door aangewakkerd. Iedereen roept
dat er bijgestuurd moet worden, omdat alle signalen op rood
staan, maar als het er op aankomt voor dit rode signaal te
stoppen, meent men dat het signaal alleen voor een ander
bestemd is.
De problemen zullen eerder groter dan kleiner worden. Het
aantal werklozen draait al jaren om de 200.000, er bestaat
een groot tekort op de betalingsbalans, de staat heeft een
financieringstekort van miljarden; de ondernemingsrende
menten zijn onvoldoende en de stijging van industriële pro-
duktie laat te wensen over.
Men zou verwachten dat genoeg realiteitszin geconstateerd
kon worden en de handen werden ineengeslagen om althans
de welvaart die er is te behouden, maar het tegendeel is waar
en de tegenstellingen worden steeds scherper.
Enerzijds lijkt het er op dat de roep om matiging en kos-
tenbeperking door de andere groep nauwelijks meer wordt
gehoord en anderzijds lijkt het of de roep om een betere
verdeling van de werkgelegenheid nauwelijks serieus wordt
genomen.
H et is ook de vraag of deze laatste stelling als reëel kan
worden aanvaard.
Een economische wetmatigheid is namelijk, dat grotere in
spanning, groter nut pleegt op te leveren. Als nu de inspan
ning wordt verminderd is niet te verwachten dat hierdoor een
positief resultaat wordt verkregen. De werkeloosheid zal er
niet door verminderen, terwijl een kostprijs verhoging
onvermijdelijk moet worden geacht. Teveej wordt m.i. uit-
het oog verloren dat elk uur minder werken een kostenstij
ging van 2 '/2% betekent. De kosten van zulk een werktijd-
verkorting\)nder te brengen onder de collectieve lasten is
eyenmin acceptabel. Het afschuiven van verantwoordelijk
heden naar de overheid is onaanvaardbaar. Wij menen dat
de overheidsbemoeiingen al veel te ver gaan. A ls er iets mis
gaat in de ondernemingssfeer is niet in de eerste plaats de
Overheid daar om de problemen op te lossen. Die weg kan
alleen maar leiden naar een situatie, waarbij alle verant
woordelijkheid en alle risico in handen is van de Overheid en
op zulk een staatsabsolutisme dachten wij, zitten niet veel
ondernemers te wachten. Afgezien van het feit dat de over
heid niet in staat is het management te leveren, is ook de
vrije ondernemingsgewijze produktie in strijd met deze
structuur.
Anderzijds is het ook zo, dat deze hoge belastingtarieven
leiden tot een vlucht in het "zwarte circuitenerzijds of het
verplaatsen naar het buitenland van de meest rendabele
bedrijfstakken anderzijds.
Ik meen dat het noodzakelijk is, dat ieder met de daad gaat
bewijzen dat het ernst is met zijn pogen tot besparen, tot het
leveren van zijn bijdrage aan kostenstijging en inflatie, aan
het beperken van de werkeloosheid en het scheppen van de
werkgelegenheid, aan het beperken van sociale en fiscale
druk om te komen tot een gezonde maatschappelijke situa
tie.
Het hangt af van iemands verwachtingen in hoeverre men de
oplossing van vorenstaande problemen realiseerbaar acht.
Óver een ding is vrijwel ieder het eens, als het niet gebeurt
moet op herstel van de zwaar zieke patiënt niet worden
gerekend.
Paauwe
a. het loon dat het kind ontvangt
b. het loon dat in het bedrijf tegoed wordt geschreven
c. de waarde vastgelegd in normen voor kost en inwoning.
De verzekering op basis van de ziektewet en de wet op de
arbeidsongeschiktheidsverzekering kunnen door de zoon na de
bedrijfsovername op vrijwillige basis worden voortgezet wan
neer hij minimaal 3 jaar verplicht verzekerd is geweest, ook de
tijd van de militaire dienstplicht hoort hierbij. Ook de verzeke
ring ingevolge de ziekenfondswet kan worden voortgezet op
vrijwillige basis. In sommige gevallen kan deze voortzetting
voordeliger zijn. (Grens ziekenfondswet is 38.150,—
Bij de arbeidsongeschiktheidsverzekering is deze regeling niet
van toepassing omdat slechts het eerste jaar van de arbeidson
geschiktheid is gedekt.
Bij langere arbeidsongeschiktheid dan dat le jaar krijgt men
slechts uitgekeerd het verzekerde bedrag waarvan wordt afge
trokken de grondslag van de algemene arbeidsongeschiktheids
verzekering. Dit zou niet zo erg zijn indien men ook in dit geval
de premie niet zou moeten betalen over het volledig verzekerde
bedrag.
Omdat dit wel gebeurt een dure verzekering.
Wat is nu het C.A.O.-loon voor een zoon die als vaste vakarbei
der A meewerkt op het bedrijf inklusief de maximale diploma
toeslag per 1 juli 1979
loonkosten werk
gever per week
670,55
622,62
551,38
495,82
leeftijd netto loon bruto vakan-
per week tietoeslag
22 t/m 64 j. geh. 343,02 40,54
21 ongehuwd 304.46 37.88
20 ongehuwd 281,73 34.47
19 ongehuwd 258,77 ƒ31,06
Wat zijn de minimum normen voor kost en inwoning voor liet
jaar 1979?
Bij een loon van 38,150,- of minder bedraagt dit 3.252,-
per jaar, per week 63,-
Bij een loon van meer dan 38.150,- bedraagt dit 4.368,-
per jaar, per week 84,—
(wordt vervolgd)
De in Rome gehouden wereldkonferentie over agrarische her
vorming en plattelandsontwikkeling, georganiseerd door de
V.N. Voedsel- en Landbouworganisatie (FAO), is achter de rug.
De boeren in de gehele wereld, georganiseerd in de Internatio
nale Federatie van Agrarische Produkten (IFAP), vragen zich af
of het weer een internationale bijeenkomst is geweest met veel
dokumenten en weinig resultaten. De IFAP heeft al het moge
lijke gedaan om ervoor te zorgen dat de Rome-konferentie zich
toespitste op de werkelijke problemen, namelijk die van de
kleine boeren in de ontwikkelingslanden.
IFAP's vice-president, M. Ghedira, heeft de delegatie geleid
bestaande uit vertegenwoordigers van boerenorganisaties uit
vijf ontwikkelingslanden. Bovendien hadden diverse IFAP-le-
den vertegenwoordigers in de verschillende regeringsdelegaties.
Volgens IFAP is de oprichting van onafhankelijke boerenorga
nisaties de enige manier om de ontwikkeling van het platteland
krachtig en effektief aan te pakken. Als de diverse regeringen
zulke onafhankelijke landbouworganisaties erkennen, kunnen
deze organisaties deelnemen aan de besluitvorming inzake de
plattelandsontwikkeling. De IFAP heeft hiervoor gepleit in
Rome tijdens de plenaire vergadering, kommissievergaderingen
en persconferenties. Het IFAP-standpunt is opgenomen in het
Aktieprogramma van de FAO.
IFAP vreest dat vele regeringen geen effektief beleid zullen
voeren ter verbetering van de plattelandsontwikkeling. Tijdens
de konferentie in Rome hebben diverse officiële regerings
woordvoerders lange redevoeringen afgestoken, doorspekt met
principes en algemene stellingen. In sommige toespraken klonk
zelfs de roep om meer overheidskontrole op het platteland en de
boerenorganisaties.
In het Aktieprogramma van de konferentie is niet opgenomen,
dat IFAP en de ledenorganisaties (voor Nederland zijn dat de
drie centrale landbouworganisaties KNBTB, NCBTB en
KNLC) ingeschakeld worden bij de kontrole van de gemaakte
afspraken. Gesteund door de ledenorganisaties zal IFAP
nauwlettend nagaan of de betrokken regeringen hun verplich
tingen nakomen. Op deze wijze wil de wereldorganisatie voor
boeren in de strijd tegen honger en armoede vechten voor een
menswaardiger bestaan van de plattelandsbevolking in de ont
wikkelingslanden.
In januari van dit jaar heeft het Landbouwschap de minister van
Sociale Zaken verzocht om voortzetting van de jaarlijkse on
derzoeken van de Loontechnische Dienst naar de naleving van
de Wet minimumloon en minimum-vakantietoeslag. Tevens
werd hierbij aangedrongen op een zodanige opzet van deze
onderzoeken, dat een meer gedetailleerd beeld wordt verkregen
van de naleving van de wet in de eigenlijke land- en tuinbouw-
sektor die tot de werkingssfeer van het Landbouwschap behoort.
De minister'van Sociale Zaken heeft het Landbouwschap thans
medegedeeld dat de onderzoeken van de Loontechnische
Dienst voortaan zullen worden gericht op een beperkt aantal
bedrijfssektoren per jaar die dan meer diepgaand zullen worden
bezien. Van tijd tot tijd zullen herhalingsonderzoeken worden
gehouden om de ontwikkeling per sektor in de tijd te kunnen
volgen. In deze gewijzigde opzet van de onderzoeken zal wel
licht aan de wensen van het Landbouwschap kunnen worden
tegemoetgekomen.
Het Landbouwschap acht het gewenst dat de bedrijfsgenoten
hun volledige medewerking geven wanneer de land- en tuin
bouw in dit sektorenonderzoek wordt betrokken.
Herinnerd wordt aan de aanpassing van het wettelijk mini
mumloon per 1 juli jl. en aan de cao-bepaling die in enkele
opzichten minima voorschrijven die hoger zijn dan de wettelijke
minima. Daar in dit opzicht per sektor verschillen bestaan, dient
men de nieuwe cao-boekjes en de loonkrant per 1 juli 1979 te
raadplegen. Deze zijn verkrijgbaar bij de organisaties en bij het
Landbouwschap.