Kontraktenstelsel Suiker 1980/1981 FORD TREKKERS. BETROUWBARE KRACHT. AL MEER DAN 60 JAAR. Drs. W. Oosterhuis sekretaris hoofdafdeling Akkerbouw Landbouwschap In de Hoofdafdeling Akkerbouw van het Landbouwschap en in de Akkerbouwkommissies van de landbouworganisaties wordt hard gewerkt aan het kontraktenstelsel voor de sui kerbietenteelt zoals dat in 1980/1981 moet gaan funktioneren. Tevens is er regelmatig overleg met de beide suikerindustriën die ten zeerste bij de uitvoering zijn betrokken en derhalve ook een waardevolle inbreng in de mogelijke opzet van het komende stelsel kunnen leveren. In dit artikel wordt ingegaan op enkele aspekten van het komende systeem. In de loop van de volgende maanden zullen nog enkele publikaties hierover verschijnen, zodat de telers op de hoogte kunnen zijn van de richting waarin zich de diskussie beweegt. Mogelijk dat dit aanleiding kan zijn om via de landbouworganisaties hierop in te spelen. Aan het einde van 1979 heeft het kontraktenstelsel voor'de suikerbietenteelt in Nederland er twee jaren opzitten. Voor beide jaren is de uitvoering-van de regeling per jaar geregeld. Dit was noodzakelijk omdat er in 1978 nog op het laatste moment een regeling moest worden gemaakt. De EG kwam namelijk voor de Nederlandse suikerbietenteelt met een te zware afstraffing (korting op het B-kwotum) voor het mengprijssysteem. In 1978 is er derhalve een soort overgangsregeling gemaakt, die echter slechts voor één jaar toepasbaar was. Met het teeltjaar 1979 deed zich opnieuw het probleem voor dat er een systeem moest worden gemaakt voor één jaar. Dit vanwege het feit dat ingaande 1980 de kwotumregeling in de EG-suikermarktordening afloopt. In deze EG-regeling wordt omschreven de grootte van het A-kwotum voor elke lidstaat, de maximale heffing op B-suiker en de uitvoering in grote lijnen van de kwotumregeling. Het is mogelijk dat deze regeling ingaande 1980 grondig gewijzigd wordt. Daarom is het niet verantwoord om uitgaande van een bepaald systeem in 1979 ook reeds een nadere uitwerking te geven aan het systeem voor de volgende jaren. Aan de telers is met het uitvoeren van het systeem voor 1979 danook het advies gegeven om het normale teeltgedrag voort te zetten in dat jaar teneinde de mogelijke toewijzingen in het systeem voor volgende jaren niet nadelig te beïnvloeden. De onzekerheid over de toepassing van de EG-suikermarktordening vanaf 1980 is echter ook nu nog niet opgelost. Tot op dit moment heeft de Europese Kommissie zelfs nog geen voorstellen voor de nieuwe regeling gedaan. Toch is een bepaald systeem nodig omdat de telers £o rond de jaarwisseling moeten weten waar ze aan toe zijn. Voorlopig wordt daarbij uitgegaan van de huidige marktordening die niet fundamenteel gewijzigd zal worden. Mocht er echter in september nog geen aanwijzing zijn voor een nieuwe marktordening en de inhoud ervan, dan zal met klem worden bepleit om in 1980/1981 de nu bestaande EG-marktverordening voor één jaar voort te zetten. Dif alles maakt het noodzakelijk dat enerzijds een systeem achter de hand wordt gehouden met een toepassing voor één jaar en anderzijds, voor het geval de nieuwe marktordening tijdig gereed is, een systeem dat voor meerdere jaren kan gelden. Naar dit laatste gaat de voorkeur in sterke mate uit. Het is noodzakelijk dat er nu zo spoedig mogelijk een systeem komt dat voor meerdere jaren geldt. Dit geeft nl. meer zekerheid voor de telers omdat zij dan al vroegtijdig kunnen overzien welke gevolgen hun teeltgedrag van morgen heeft voor hun teeltmogelijkheden van overmorgen. En ook voor de uitvoering van het stelsel is een meerjarige werking verreweg te verkiezen boven een systeem dat jaarlijks verandert. Referentiebasis Tegen deze achtergrond is er in de eerste plaats veel aandacht besteed aan de referentie- basis, dat is de basis voor een kwotumtoewijzing voor de individuele telers. De afgelopen twee jaren is de referentie steeds gebaseerd geweest op geteelde hektares in een bepaald jaar enerzijds en suikerproduktie per hektare in een of meerdere jaren anderzijds. Het was echter nogal een ingewikkeld systeem zowel voor de teler om z'n eigen referentie te berekenen als ook voor de industrie in de totale uitvoering. Daarnaast blijkt dat de door de telers aan de industrie opgegeven aantallen hektares naderhand in vele gevallen hogal gewijzigd zijn. Dit geeft aanleiding tot veel beroepsgevallen. Ook het afgelopennjaar ging daarom de voorkeur reeds uit naar een bepaling van de referentie op basis van de gepro duceerde suiker per bedrijf in een bepaalde periode. Vooral door de flinke opbrengst- schommelingen (t.g.v. wateroverlast, gewasziekte, droogte 1976) zou de referentieperiode voor vele telers tot onjuiste toewijzing leiden. Daarnaast hebben zich tot 1976 vrij grote verschuivingen in de teelt voorgedaan, hetgeen eveneens niet tot een evenwichtig toewij zingsbeleid zou voeren. Dit zijn de redenen dat voor 1978 toch de referentie bepaald is d.m.v. hektares enerzijds en suikerproduktie per hektare anderzijds. Voor een duidelijk meerjarig systeem is een eenvoudige opzet noodzakelijk. Daarom is onderzocht op welke wijze de referentie uitgedrukt kan worden in geproduceerde suiker per bedrijf. Daarbij gaat het vooral om de jaren waarover dit gegeven dan wordt meegenomen. Het is reeds gebleken dat tot en met de jaren 1976 er geen goede basis is te vinden voor de gewenste referentie. Vanaf 1977 heeft de teelt zich gestabaliseerd op 130.000 hektare bieten en bleven ook grote verschuivingen per gebied achterwege. Bovendien zijn de jaren vanaf 1977 goede bietenteeltjaren geweest. Om tot een redelijke referentie te komen moet men meerdere jaren kunnen middelen. Daarbij leverde 1978 een probleem op. Bij de aanvang van. het kontraktenstelsel in het vroege voorjaar van 1978 zijn nl. de kwotum-toewijzingen bepaald op basis van het aantal hektares dat de telers hadden opgegeven aan de industrie. Daarbij bestond nog de moge lijkheid voor sommigen om hun opgegeven areaal te wijzigen ook al zouden ze dat niet telen. Daarmee zou echter hun kwotumtoewijzing gunstiger worden, evenwel ten koste van andere telers. Over dit bezwaar is toendertijd heengestapt omdat dit de enige mogelijkheid bood om nog het kontraktenstelsel in te voeren en daarmee het nationale B-kwotum te vergroten. Afgesproken is toen om 1978 niet weer als referentie jaar mee te nemen, om zodoende te voorkomen dat de telers die met hun areaalopgave hadden gemanipuleerd daar nog een keer voordeel uit zouden kunnen behalen. Als echter 1978 niet mee zou tellen als referentiejaar zouden alleen de jaren 1977 en 1979 in aanmerking komen om de referentie te bepalen op basis van^geproduceerde suiker per bedrijf. Die. basis is te smal. temeer daar de resultaten van de teelt'in 1979 nog niet voldoende te voorzien zijn. Terwille van een eenvoudige referentie-bepaling is de vraag gerechtvaardigd of 1978 in een meerjarig systeem kan worden opgenomen. De reden waarom 1978 niet zou mogen meetellen is gelegen in het feit dat voorkomen moest worden dat telers die in 1971 gemajoreerd (overtekend) hadden, daar nog een keer de vruchten van konden plukken. Als nu echter de referentie bepaald zou worden op basis van werkelijk geproduceerde suiker per bedrijf dan is de mogelijkheid van majoreren uitgeslo ten. Bij de referentie op basis van geproduceerde suiker per bedrijf spelen gegevens die de telers hebben opgegeven geen enkele rol meer. Dan gaat het alleen nog om de reeël geleverde hoeveelheid suiker(bieten) die bij de industrie precies bekend is. Daarmee is danook het motief om 1978 niet mee te tellen als referentiejaar vervallen. Het Bestuur van het Landbouwschap heeft zich onlangs hierover beraden en heeft besloten dat, als de referentie wordt berekend op basis van geproduceerde suiker per bedrijf. 1978 toch mag meetellen als referentiejaar. Daarmee is de mogelijkheid opengesteld om de referentie voor de kwota 1980/1981 te baseren op de gemiddelde suikerproduktie per bedrijf over de jaren 1977, 1978 en 1979. Hiermee is een eerste belangrijke stap gezet in de richting van een goede regeling van het kontraktenstelsel voor komende jaren. Daarmee is het komende suikersysteem nog niet helemaal uitgewerkt. Er zijn nog andere problemen waarop in volgende publikaties wordt teruggekomen. Ford levert standaard méér. U bent aan een nieuwe trekker toe. U vergelijkt prijs, kwaliteit en serviceverlening. Helaas wordt de uitvoering in dit stadium nog wel eens vergeten. Dat worden dan de "extra's"... Ford en zijn dealers leveren dan ook geen "kale" trekkers meer. Zij durven het aan om in de specificatie van hun landbouwtrekkers al dié "extra's" standaard op te nemen, waarVan bekend is dat ze onder de Nederlandse omstandigheden gewenst zijn. U wenst ten slotte een trekker die goed is toegerust om zijn taak te doen. Dag in dag uit. Vandaar dat de volgende "extra's" bij praktisch alle Ford landbouwtrekkers bij de standaardprijs zijn inbegrepen: Forse radiaalbanden Stuurbekrachtiging of hydrostatische besturing Trekhaken Frontgewichten De geluidsarme cabines zijn uitgerust met een krachtige verwarmings- en ventilatie systeem. Vanaf de 6700 is zelfs Ford's unieke Dual Power, schakel-terwijl-u-rijdt transmissie in de standaardprijs begrepen. Bij de TW-serie is bovendien airconditioning standaard aan wezig. De regelventielen bij cabinetrekkers worden al in de fabriek gemonteerd. Een stuk voordeliger dan achteraf inbouwen. Vergelijkt u gerust de standaardprijzen van de trekkers die u worden aangeboden. Vergeet daarbij echter vooral niet te vragen wat voor deze standaardprijzen wordt meegeleverd. Voor voorlichting, verkoop en service: Districts Ford Tractor Dealers voor Zeeland en West Brabant. Landbouwmechanisatie Gebr. Weststrate B.V. Mechanisatiebedrijf Tractorbedrijf Kloet Bedrijf Difoga B.V. Bergen op Zoom Tel. 01640-35559 Krabbend i|ke Tel. 01134-1581 filiaal Goes Tel. 0110015707 C.Vermeulen B.V. Oostburg Tel 01170-3255 filiaal Axel Tel. 01155 1845 Zierikzee Tel. 01110-2218 Met gemiddeld 140 planten per m2 na de wisselende opdooi in voorjaar 1979 zijn de tarweplanten op dit perceel uitgegroeid tot een mooi uniform gewas met goed ontwikkelde aren eenzelfde aantal planten per m2 de tarweplanten op percelen met een slechtere struktuur. Uit de gegevens van de tabellen 1 en 2 blijkt dat in voornoemde proeven het aantal planten per m2 op een verslempt zaaibed in vergelijking met de situatie op een goed zaaibed laag is uitge vallen. Deze naar verhouding lage aantallen planten per m2 komen in tabel 2 voor in de eerste 4 kolommen. Met betrekking tot een korrelopbrengst van 7.000 kg per ha als basis kan hier worden opgemerkt dat op de proefvelden, waar het zaaibed was verslempt, deze opbrengst nergens is gehaald. De korrelopbrengst was daarentegen in 75% van de gevallen t.w. op 15 van de 20 proefvelden met een goed tot zeer goed zaaibed hoger dan 7.000 kg per ha. Deze hoge opbrengsten werden hier soms al gehaald bij een standdichtheid van 100 tarweplanten per m2 c.q. een zaaizaadhoeveelheid van 50 kg per ha. In de mo derne teelttechniek worden hoge eisen aan het zaaibed en de bouw voor gesteld om de in vergelijking met vroeger 2.000 a 3.000 kg per ha hogere tarwe-opbrengst te realiseren. Op een goed zaaibed kan het land volgroeien en grote hoeveelheden zaaizaad scheppen hier wat ziekten en legering betreft een on gunstige uitgangssituatie voor het tarwegewas. Bij een minder goed zaaibed is de kans op een optimale korre lopbrengst bij voorbaat al verkeken en voor het verkrijgen van een voldoende standdichtheid moet de zaaizaadhoeveelheid op dit minder goede zaaibed naar verhouding worden opgevoerd. In de moderne teelttechniek geldt het van ouds bekende gezeg de "Het land moet vol groeien maar men het niet vol zaaien" nog steeds. Na de bloei hebben meerstengelige tarweplanten (hier links op de foto) per stengel meer groene bladeren en een relatief grotere aar - gunstige perspektieven voor de uiteindelijke korrelopbrengst - dan de minderstengelige planten (rechts op de foto)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1979 | | pagina 9