Standdichtheid en aantal aren per plant bij wintertarwe en de korrelopbrengst door ir. J.A.H. Haenen 1011 156 250 "Het zaaizaad van wintertarwe kon afgelopen najaar in het algemeen onder goede omstandigheden van grond en weer aan de bodem worden toevertrouwd. Strenge vorst met veel sneeuw en een wisselende opdooi hebben de wintertarwe op de proef gesteld. Op percelen met (pleksgewijze) een min dere struktuur van de bouwvoor, verdichte lagen onder de bouwvoor en/of een minder goede drainage is de tarwe door wateroverlast niet zonder kleerscheuren uit de strijd gekomen. Het voorgaande in aanmerking nemende, is het niet ver wonderlijk dat het velen heeft verbaasd dat de wintertarwe zich dit jaar tot nu toe zo goed heeft ontwikkeld. Het is niet wel mogelijk in een kort bestek daarvoor een sluitende verklaring te geven. Ontegenzeggelijk heeft de goede uitgangssituatie bij het zaaien hierin wel een belangrijk aandeel gehad. IVfede in dit verband is in dit artikel ondermeer nader ingegaan op verschillende aspekten van wintertarwe op een verslempt en op een goed zaaibed". Van granen en dus ook van wintertarwe is bekend dat de uitge zaaide korrels kunnen uitgroeien tot planten met meer dan één halm. De hoofdhalm van de tarweplant vormt zijhalmen en op hun beurt kunnen zijhalmen eveneens vertakken. Dit verschijnsel noemt men uitstoeling en de uitstoelingsknoop bevindt zich net onder of althans dicht bij het bodemoppervlak. Het aantal planten per m2 Van de proeven met 50 kg, 100 kg, 150 kg en 200 kg zaaizaad per ha met wintertarwe in de oogstjaren 1974, 1975 en 1976 op de akkerbouwproefboerderijen Rusthöeve (RH) te Colijnsplaat (lichte zeeklei), Ebelsheerd (EH) te Nieuw Beerta (zware zee klei) en Wijnandsrade (WR) in Zuid Limburg(lössgrond) zijn de aantallen planten per m2 standdichtheid) in tabel 1 opge nomen. p Tabel 1, Aantal tarweplanten per m bij in de oogstjaren 1974, 1975 ©n bed op de proefboerderijen RH, plant kan beschikken, zijn van invloed op de ontwikkeling van het tarwegras. Bij een holle stand van de wintertarwe is boven de grond de hoeveelheid zonlicht en onder het maaiveld de hoeveelheid mineralen en bodemvocht, beschikbaar voor één tarweplant, groter dan bij een dichtere stand van het gewas. In een dicht gewas staan de individuele tarweplanten te veel in eikaars schaduw en groeien de gevormde zijspruiten steil om hoog en de basis van deze spruiten is wit en zwak. Deze tere stengelbasis is meer kwetsbaar voor ziekte en later is het risiko voor legering groter. In een hol gewas groeien de zijspruiten aanvankelijk min of meer horizontaal. Omdat het zonlicht hier beter in het jonge gewas doordringt, is de basis van de spruiten groen. Na de aanvankelijke horizontale groei groeien de zijspruiten verder recht omhoog. Bij het einde van de uitstoeling is het aantal spruiten per tarwe plant uiteraard het hoogst. In een opgroeiend gewas sterft een gedeelte van de zijspruiten af. Bij een holle stand, bijvoorbeeld 100 planten per m2, groeien er van de gevormde spruiten per tarweplant circa 4 uit tot een halm met een aar. Bij een dichte stand, bijvoorbeeld 300 tarwe planten per m2, mag men per tarweplant slechts l a 2 halmen met een aar verwachten. Het laatste houdt in dat in een dergelijk dicht gewas veel eenhalmige tarweplanten voorkomen. Met be trekking tot het afstervingsproces van tarwespruiten is het dui delijk dat in een dicht gewas bij het optreden van voetziekte een groot gedeelte van de éénhalmige tarweplanten kan sneuvelen. Bij meerhalmige tarweplanten is het risiko van schade door voetziekte grotendeels afwezig, omdat de stengelbasis hier groen is en niet wit zoals bij éénstengelige tarweplanten. Mocht bij meerstengelige planten bovendien eens een halm uitvallen dan kunnen de overige halmen van de betreffende tarweplant dit verlies grotendeels kompenseren. Uit een en ander volgt eveneens dat een minder dicht gewas niet verschillende zaaizaadhoeveelheden 1976 en de kwaliteit van het zaai- EH en WR. hoeveelheid 1974 1975 1976 zaaizaad RH EH WR RH EH WR RH EH WR 50 kg per ha 83 98 106 1 67 71 39 62 84 100 kg per ha 19*+ 174 210 124 146 53 111 164 150 kg per ha 304 247 248 175 208 90 185 234 234 200 kg per ha 1360 356 3531 I 234 108 215 1 |28? 3021 zaaibed zeer goed verslempt goed Aannemende dat het zaaizaad een kiemkracht van 91% en een duizendkorrelgewicht van 44 gram heeft, mag op een goed zaaibed bij gebruik van 100 kg zaaitarwe onder gunstige om standigheden worden gerekend op maximaal 207 tarwe planten per m2. Het aantal planten per m2 is een gangbare maatstaf voor de standdichtheid van de gewassen. Uit de gegevens van tabel 1 komt naar voren dat de standdicht heid van tarwe niet alleen afhankelijk is van de gebruikte hoe veelheid zaaizaad maar tevens van de kwaliteit van het zaaibed. In dit verband kan worden opgemerkt dat voor oogstjaar 1975 de uitzaai van wintertarwe in herfst 1974 vooral in het zuiden van ons land onder allerberoerdste omstandigheden van grond en weer moest plaatsvinden. Van twee tarwepercelen met 175 planten per m2, waar op het ene perceel 100 kg en op het andere 150 a 200 kg tarwe per ha is gezaaid, mag men van het eerste perceel meer verwachten dan van het tweede. De uitstoeling van wintertarwe De temperatuur, de hoeveelheid mineralen in de bodem en bovengronds de hoeveelheid zonlicht, waarover de jonge kiem- zo gauw gaat legeren als een dicht gewas, hetgeen in de praktijk voldoende bekend is. Het aantal aren per tarweplant In voornoemde proeven met wintertarwe op de 3 akkerbouw proefboerderijen in 1974, 1975 en 1976 is bij de oogst ook het aantal aren geteld. In tabel 2 is bij de 4 zaai zaadhoeveelheden (A) en 2 Tabel 2. Aantal planten per mend aantal planten per m EH en WR in 1974, 1975 en 1976. Voetziekte, meeldauw (hier op de foto) en bovendien legering hebben in een dicht gewas, dat overwegend uit één- en tweesten- gelige tarweplanten bestaat, ekstra kansen en zijn een bedreiging voor de korrelopbrengst en de oogstzekerheid t.w. 50 kg; 100 kg; 150 kg en 200 kg per ha het gemiddelde aantal aren per tarweplant weergegeven bij een opklimmend aantal planten per m2. Uit de gegevens van tabel 2 blijkt dat bij een opklimmend aantal tarweplanten per m2 het aantal aren per tarweplant terugloopt. Bij een nadere beschouwing van de op dezelfde wijze onder streepte uitkomsten in tabel 2 blijkt dat bij eenzelfde aantal planten per m2 ongeacht de gebruikte hoeveelheid zaaizaad per ha en de kwaliteit van het zaaibed de tarweplanten nagenoeg gemiddeld evenveel aren per plant hebben gevormd. Hieruit mag men afleiden dat het aantal aren per plant rechtstreeks afhankelijk is van het aantal planten per m2. Op basis van de bij deze proeven verkregen uitkomsten zijn in bijgaand overzicht bij bepaalde aantallen planten per m2 de berekende gemiddelde aantallen aren per tarweplant en aren per m2 opgenomen. aantal tarweplanten per m2 50 100 150 200 300 400 aantal aren per plant 6.2 3.8 2.8 2.2 1.5 I.2 aantal aren per m2 310 380* 415 435 455 465 Standdichtheid en korrelopbrengst Het gemiddeld aantal aren per plant is, zoals hierboven is aan getoond, sterk afhankelijk van het aantal planten per m2 c.q. de standdichtheid van het tarwegewas. De kwaliteit van het zaai bed is hierbij niet in het geding. Op percelen met eenzelfde standdichtheid zijn de hoeveelheid zonlicht en de temperatuur voor elke tarweplant gemiddeld even groot. Dit laatste maakt een nagenoeg even hoog aantal aren per tarweplant op de betreffende percelen aannemelijk. Als aanvulling moet wel worden gesteld dat in de geschetste situatie de individuele tarweplanten op percelen met een slecht kwaliteit zaaibed ondergronds minder mineralen en bodem- vocht ter beschikking hebben dan op percelen met een betere bodemstruktuur. Op basis hiervan mag men verwachten dat bij Vervolg op pag. 9 aantal aren per plant (B) bij opklim- aren per en de kwaliteit van het zaaibed op RH; 50 kg zaai- A 39 62 67 71 83 84 98 101 106 zaad per ha B 6,7 5»1 5i5 5*7 4,6 4,5 4,4 3,6 100 kg zaai- A 53 111 124 146 156 164 174 194 210 zaad per ha B 5,6 3,2 3,0 2,7 2,3 2,9 1 2,3 J 1,9 150 kg zaai- A zaad per ha B 90 175 185 208 234 234 247 248 304 3,9 2,5 ,2,3 2,2 1,9 1,7 2,2 1,8 1,4 r 200 kg zaai- A 108 215 234 250 283 302 353 356 360 zaad per ha B 1 *^1 1,6 1,4 1,2 1,4 1.1, In vergelijking met de minderstengelige tarweplanten (rechts op de foto) hebben de meerstengelige tarweplanten (links op de foto) aan de stengelbasis kortere en ook stevigere internodiën 8 Kwaliteit zaaibed 1) verslempt goed tot zeer goed Met betrekking tot zaaibed en aantal planten per m zie ook tabel 1.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1979 | | pagina 8