Centrale merriekeuring W.P.N, afd. Zeeland Aanhoudend slechte ekonomische situatie in de landbouw door C.A.Abrahamse Triënte van R. de Badts (Hulst). Zij kreeg een eerste premie in haar rubriek en behaalde 's middags het jeugdkampioenschap november 1978 met voldoende resultaat de I.B.O.P. zadelproef afgelegd heeft. De 4 t/m 7-jarige stamboekmerries met veulen leverde drie eerste premies en even zoveel sterpredikaten op voor de vol gende paarden: Petra van J. Goedegebure uit Kapelle-Bieze- linge. Nora van G.J. Bergwerff en W.J. de Looff uit Middelburg en Roanette van J. Kaas uit Philippine. Bij de 4 t/m 7-jarige merries zonder veulen werd een eerste premie sterpredikaat verkregen door: Rapsodie van N.J.H. v.d. Kerkhove uit Koewacht, Nanja van A.l.J. van Kroonwijk uit Koewacht, Rebekka van W. de Buck uit Hulst en Rouë van B.A. van Dijke uit N'isse. Bij de 8 jaar en oudere merries werd een eerste premie sterpredikaat behaald op Jolanda Joy van G. Timmerman uit Kattendijke, een best bewaarde merrie, die ook in de landelijke ruitersport al enkele jaren op een behoorlijk nivo meeloopt. Het aantal tuigpaarden neemt ook in Zeeland vrij snel toe. Op deze keuring waren ze met vier stuks goed vertegenwoor digd. Een eerste premie en sterpredikaat werd toegekend aan Reveil, eigendom van M. de Visser uit Aagtekerke. Deze merrie vertoont een prima sporttype, heeft veel statuur en een prima beweging. Het paard heeft zich sinds vorig jaar heel goed ont wikkeld. is alleen iets trak in de bovenlijn. Van de aangevoerde veulens werden er 15 premiewaardig bevonden, waarvan 3 hengstveulens. Met een totale opgave van 152 inschrijvingen, wat die van vorig jaar met 20% overtrof, is het W.P.N. Zeeland zeker op weg een waardige loot aan het Nederlands Warm bloedpaardenstamboek te worden. De afdeling Zeeland van het Warmbloedpaardenstamboek Nederland heeft op zaterdag 7 juli op de terreinen van Manege "De Eendracht" van de van de familie Meyers in Serooskerke (W) haar centrale premiekeuring gehouden. Het was de tweede maal dat de afdeling dit zelfstandig organiseerde, een dag die mede door het zonnige en toch koele weer en door, evenals vorig jaar, een vrij behoorlijk aantal bezoekers als een sukses beschouwd mag worden. s Morgens werden vanaf 10.00 uur de keuringen gehouden en de plaatsing van de 4 t/m 7-jarige merries met en zonder veulen en de 8 jaar en oudere merries. De overige rubrieken werden 's middags geplaatst; de 4 t/m 7- jarige stermerries met veulen en de rubrieken 1, 2 en 3-jarigen. Een karousselnummer met 16 W.P.N.-paarden onder leiding van de instrukteur van de landelijk zeer bekende Zwinruiters uit Nieuwvliet, dhr. PJ. Riemens, werd bijzonder verdienstelijk uitgevoerd. Kampioene bij de jonge merries (1, 2 en 3-jarigen) werd de Phanteon-dochter Triënte, een 2-jarige merrie van R. de Badts uit Hulst, een paard dat veel ras, goede verhoudingen en korrekte bewegingen had. Bij de oudere merries werd tot kampioene uitgeroepen de 5-jarige merrie Petra, een Farn- dochter uit een Frescomoeder van J. Goedegebure uit Kapelle- Biezelinge. Deze merrie kombineert een best foktype met korrekte bewe gingen. Een groot aantal deelnemers streed om de hoogste eer in de rubriek rijpaarden onder het zadel open klasse d.w.z. guste merries en ruins. Eerste werd Karine, eigendom van en gereden door mej. M. de Feijter uit Terneuzen, tweede Rafaëlla van V.E. Thijs uit Hulst, gereden door mej. S. Malcorps, derde Nonja van en gereden door mej. A.J.J. van Kroonwijk uit Koewacht, 4e Nanda van mej. L. Wattel uit Serooskerke en 5e Jolanda Joy van G. Timmerman uit Kattendijke. De eerste drie prijswinnaars werden aangewezen om in sep tember a.s. deel te nemen aan de strijd om de nationale titel tijdens de U.T.V.-dagen in Utrecht. jNtt Jolanda Joy van G. Timmerman (Kattendijke). Zij behaalde een eerste premie bij de 8 jaar- en oudere merries en het reserve kampioenschap Sylvia van A.A. Dagevos (Grijpskerke). Deze merrie stond eerst bij de driejarigen met een le premie en een sterpredikaat Bij de fokmerriën onder het zadel werd eerste N. Saskia van J.R.M. Cornelissens uit Nieuw Namen, gevolgd door Obli- geance van M. Vos uit Vlissingen en Linda van G.J.W. Zouten dijk uit Koudekerke. De rubriek jaarlingen was groot. 30 inschrijvingen naar het oordeel van de jury een goede groep, vrij uniforme paarden. De staart van de groep was met tien derde premies wel wat lang, maar ook van deze paarden verwacht de jury dat enkelen daar van volgend jaar beter voor de dag zullen komen. Bij de eerste premies valt op dat daarbij drie dochters zijn van de hengst Papillon. Zowel deze hengst als de merries zijn alle eigendom van C. v.d. Peijl te Axel. Een eerste premie werd in volgorde toegekend aan Unita-Utopia van C.A. Prince en H. Fikse te Haamstede, Utonia en Ulien van v.d. Peijl. Ursula van PJ. Riemens uit Nieuwvliet, Ueria van J.L. van Sabben te Middel burg en Unette eveneens van v.d. Peijl. De groep 2-jarige mer ries was iets minder uniform met vooral bij de lagere premies bemerking op de bewegingen. Het koppaard was Triënta, de latere jeugdkampioene van R. de Badts uit Hulst. Verder waren er eerste premies voor Tamara van mej. L. Ha- rinck te Goes, Tellus van D.J. van Willigen te Toscacara van J.I. Kaas te Philippine en Toverfee van V.E. Thijs te Hulst. De rubriek driejarigen was zonder meer een goede groep vrij uni forme en voldoende ontwikkelde paarden. Er werden slechts twee derde premies toegekend. De eerste premiepaarden kregen allen het sterpredikaat toege kend. Eerste stond Sylvia, een merrie van A.A. Dagevos te Grijpskerke, een goed ontwikkeld paard met veel maat, kor rekte verhoudingen en een voldoende beweging. De verdere volgorde van de eerste premiepaarden was Silvane van S.M. Rentmeester uit Hulst, Seria van J.L. van Sabben uit Middelburg, Silly Maud van J.J. de Jager uit Kapelle, Sandra van(G. de Feber uit Hulst en Sonnet van L.P. van Gelder te Koudekerke. Bij de 4 t/m 7-jarige stermerries met veulen werd een eerste premie uitgereikt aan Oleanter van E. Wouters uit Hulst en Obligeance van'M. Vos te Vlissingen. Beide merries werden tevens uitgeroepen tot voorlopig keurmerrie. In feite is laatst genoemde merrie reeds definitief keur, omdat deze reeds in Obligeance van N. Vos (Vlissingen). Deze kreeg een le premie keurpredikaat bij de 4 t/m 7-jarige stermerries met veulen 9 Hoewel de ekonomische resultaten van de melkveehouderij en de akkerbouw in 1978/79 iets zijn verbeterd ten opzichte van 1977/78, is het ekonomische beeld van de agrarische bedrijfstak als geheel er toch niet beter op geworden. Dit blijkt uit het zojuist verschenen Landbouw-Ekonomisch Bericht 1979 van het LEL Produktiewaarde De produktiewaarde van de landbouw (exkl. tuinbouw) be droeg in 1978/79 19,3 mld.. vrijwel evenveel als in 1977/78. Tegenover een waardestijging van de akkerbouw- en rundvee- houderijproduktie van in totaal circa 450 min. stond een da ling van de intensieve-veehouderijproduktie met 370 min. Het volume van de produktie nam over de hele linie tcfè, maar deze toename werd vrijwel teniet gedaan door een gemiddelde prijsdaling van ongeveer 5%. Deze daling kwam vooral voor rekening van de intensieve-veehouderijprodukten, die ongeveer 10% goedkoper werden. De meeste kostenfaktoren stegen in prijs met 3 a 6%, maar de prijsdaling van het veevoeder zorgde ervoor dat de totale kos tenstijging beperkt bleef tot circa 1,5%. Ondanks de geringe kostenstijgingen in de laatste jaren wordt de in de landbouw bestaande kloof tussen beloning en berekende beloningsaan- spraken van de ingezette produktiefaktoren niet kleiner. De laatste 3 jaar werden deze aanspraken voor ongeveer 70% gedekt door het inkomen. Aan het eind van de jaren zestig en in het begin van de jaren zeventig lag dit z.g. dekkingspercentage nog op 90 a 100%. De produktiewaarde van de glastuinbouw bedroeg in 1978 naar schatting 3,2 mld., 10% meer dan in 1977. Ook de kosten zijn met ongeveer 10% gestegen. Het verschil tussen beloning en beloningsaanspraken - in de glastuinbouw zo'n 15% - is dus bij benadering gelijk gebleven. Bedrijfsuitkomsten en financiële positie De arbeidsopbrengsten van de akkerbouwbedrijven hebben zich in 1978/79 naar raming gedeeltelijk hersteld van de terug val in 1977/78. Op de grotere akkerbouwbedrijven nam de arbeidsopbrengst toe van 13.100 tot 34.000 (op de kleinere van 5700 tot 12.400). Op de grotere weidebedrijven vond een stijging plaats van 37.200 tot 42.100 (op de kleinere bedrijven van 18.800 tot 21.000). Op de grotere bedrijven met veel intensieve veehouderij is de arbeidsopbrengst ongeveer gehalveerd (van 29.800 tot 15.000), terwijl op de kleinere de daling beperkt bleef (van 11.300 naar 9000). In 1978 liet de gemiddelde arbeidsopbrengst op de glasgroentebedrijven een verbetering zien ten opzichte van het ongunstige voorafgaande jaar 25.600 resp. 15.100). Op de glasbloemenbedrijven deed zich daarentegen een aanzienlijke daling voor, namelijk van 27.900 tot 20.500. De bovengenoemde arbeidsopbrengsten vormen slechts een gedeelte van het inkomen van de boererf en tuinders. Het in totaal op het bedrijf behaalde gezinsinkomen is gemiddeld on geveer 2 maal zo hoog. en bedroeg in 1977/78 voor alle land bouwbedrijven gemiddeld 49.800 (arbeidsopbrengst onder nemer 22.500), en in 1977 voor alle glastuinbouwbedrijven 44.700 (arbeidsopbrengst 25.800). Vooral door de stijging van de grondprijzen neemt het geïnvesteerde kapitaal de laatste jaren sterk toe. Op de landbouwbedrijven werd in 1977/78 de grens van 1.000.000 per bedrijf overschreden. In- en uitvoer In 1978 gaf de handelsbalans van agrarische produkten - voor zover in Nederland geproduceerd of verbruikt - een overschot te zien van 9,8 mld. Dit betekent dat er weer enig herstel heeft p alatsgevonden na de daling in 1977 9.4 mld.). Het agrarisch handelsoverschot is van grote nationaal-ekonomische betekenis, zeker nu de algemene handelsbalans in 1978 zo sterk is ver slechterd. Toch verloopt ook de export van land- en tuinbouw- produkten de laatste jaren niet probleemloos. In de periode 1968-1973 nam de exportwaarde toe met gemiddeld 18,5% per jaar, in de jaren 1973-1978 was het groeitempo gedaald tot 7,7% per jaar. Dit was vooral het gevolg van de achterblijvende ex portprijzen. Strukturele ontwikkelingen De vermindering van het aantal land- en tuinbouwbedrijven verloopt de laatste jaren trager dan in het recente verleden. Zo daalde het aantal hoofdberoepsbedrijven tussen 1965 en 1975 met bijna 3% per jaar, tussen 1975 en 1978 met 2,2% per jaar. Dit betekent niet dat zich in de landbouw geen belangrijke struktu rele veranderingen voltrekken. Vooral in de intensieve veehou derij en in de melkveehouderij gaan de ontwikkelingen snel. In de melkveehouderij hangt dit samen met de opkomst van de ligboxenstal en met de omschakeling op het tankmêlken. In de periode 1973-1978 zijn ongeveer 6000 melkveebedrijven (9% van het totaal) overgegaan op een ligboxenstal, hetgeen gepaard ging met een uitbreiding van de melkveestapel op deze bedrij ven met ca. 137.000 melkkoeien. Ook op de grupstalbedrijven met een melktank werd de melkveestapel uitgebreid. Op bijna 20% van het aantal bedrijven is in deze periode het melkvee (in totaal 167.000 koeien) volledig afgestoten. Werkgelegenheid In 1977 bedroeg de totale werkgelegenheid in de landbouw ongeveer 277.000 manjaren, dit is ruim 40% minder dan in 1957. Vooral in de akkerbouw en de melkveehouderij is de werkgele genheid sterk gedaald. Daarentegen deed zich in de intensieve veehouderij een kleine, en in de glastuinbouw een aanzienlijke toename voor. De totale werkgelegenheid welke samenhangt met de aktiviteiten van de land- en tuinbouw (dus landbouw plus onder meer de voedingsmiddelenindustrie, de veevoede rindustrie en de handel) werd voor 1975 berekend op ongeveer 600.000 manjaren. Dit komt overeen met 13% van de totale werkgelegenheid. Tussen 1968 en 1975 is de met de agrarische produktie samenhangende werkgelegenheid jaarlijks met bijna 13.000 arbeidsplaatsen verminderd. 12

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1979 | | pagina 12