De financiële positie van jonge agrarische ondernemers in Gelderland 5 jaar na de bedrijfsovername 11 H et Landbouw-Ekonomisch Instituut heeft - aanslui tend aan een onderzoek naar de bedrijfsovername in 1968 - nagegaan hoe de financiële positie van jonge agrarische ondernemers in Gelderland zich in de eerste 5 jaar na de bedrijfsovername heeft ontwikkeld. (De resultaten van een soortgelijk onderzoek in Noord-Brabant, zijn in 1977 ge publiceerd onder no. 3.70.) Ombuiging of omwenteling Koöperaties kan niet één boer, ook de meest rationele, nog lonend werken. En zo zijn er reeksen subsidies Op gras, vlas, noem maar op. De subsidiëringsregelen moeten veranderen - daarbinnen blijft toch heus een soort vrij ondernemerschap, al was het alleen maar in die zin dat de ene boer door bekwaam beheer zijn kontingent suikerbieten bijv. haalt van 10 ha en de ander van 9. Senior: Ik heb nooit anders gekend dan sterke staatsbemoeiing met de landbouw, al sinds de krisis van 1929. Op zichzelf ben ik helemaal niet zo tegen órdening. Interviewer: Stel dat inderdaad de denkbeelden van de jonge boeren om prioriteit aan de middenbedrijven te geven, door de landbouwpolitici zouden worden overgenomen, zou dat dan ook niet moeten inhouden dat de overheid moet ingrijpen in de grondprijzen? Krek 50% van de bedrijfshoofden in de Neder landse landbouw is boven de 50 jaar. Slechts 23% is onder de 40. Ik geloof met u dat er animo genoeg is onder jonge boeren om een bedrijf over te nemen. Maar de prijs! Senior: Kijk. als grondprijzen worden vastgepind, zoals dat bijv. destijds 't geval was met de oude regelingen voor pachtprijzen, dan wordt je als grondeigenaar afhankelijk van toevallige poli tieke meerderheden. Zeg maar rustig: speelbal van de politiek. Ik pleit voor globaal ingrijpen door de overheid. Dus: de kate- gorie aan de vraagkant (en met name spekulanten en zo) zo klein mogelijk maken. Junior: Dat gaat me echt niet ver genoeg, pa! Boerenland in boerenhand, hoor. Senior: Ik was nog niet klaar. Ook aan de kant van 't aanbod zijn problemen. Er is al gezegd, daarnet: Er zijn zo veel boeren zonder opvolger. Ik zou eerst mijn denkbeeld van globale maat regelen eens in de praktijk gebracht willen zien. Bedenk ook: als je met kracht van maatregelen de grondprijzen fors terug brengt... Junior: en dan denk ik: tot 60 a 70% van de huidige prijs... Senior:dan breng je mensen die de laatste jaren duur gekocht hebben wel mooi in de moeilijkheden. Junior: Maar dat is de kern van het vraagstuk niet, pa! Er wordt nu véél te veel grond voor niet-agrarische bestemming verkocht. Dat mag niet, dat maakt het bestaan voor voldoende jonge boeren onmogelijk. En boeren boven de 65 zouden eruit moe ten, maar vaak houden ze vanwege die grondprijs hun grond vast. Senior: Allicht, want dat is hun oudedagsvoorziening. Als ze zouden weten dat het op andere wijze met die oudedagsvoor ziening wel goed zit, zou je ze misschien wel gemakkelijker tot vertrek kunnen bewegen. Maar we zitten hiermee in feite in de kern van het vraagstuk - en meteen bij de scheiding der geesten. Namelijk: voorop moet de vraag staan of je het ermee eens bent dat er méér boeren moeten blijven dan bij de huidige voortzet ting van het landbouwbeleid mogelijk is. Ben je het daar-niét mee eens, dan ben je het automatisch óneens met alle denk beelden van de jonge agrariërs zoals die in de nota zijn neerge legd. Junior: De laatste tijd wordt het toch wel heel duidelijk dat steeds meer jongeren de uitgangspunten van "Boer blijven" aanvaarden. Dus kleinschaliger willen denken. Niet meer de groei centraal stellen. Het middenbedrijf willen. Interviewer: Je zou kunnen zeggen, dat ze de boer als mens centraler willen stellen dan als ekonomisch verschijnsel? Senior: Oftewel: jullie vinden sociaal-maatschappelijke maat regelen duidelijk belangrijker dan schaalvergroting? Junior: Oh, ja! Een beleid dat vooral gericht is op de midden bedrijven is een beleid dat ook beter is voor natuur en milieu. En ook dat is een sociaal-maatschappelijke zaak die ons als jonge boeren ter harte gaat. Dat eeuwige streven naar schaalvergro ting moet écht eens worden doorbroken. We hadden laatst een bijeenkomst in de Volkshogeschool te Bergen met een groep jonge boeren uit verscheidene landen van de Europese Ge meenschap en we bleken het, voor wat deze zaken betreft, op veel meer punten eens dan we ooit hadden durven denken. Dit leeft dus duidelijk internationaal bij jonge boeren. Interviewer: Mag je niet stellen dat u in feite zit te praten over ontwikkelingen die niet alleen voor de boeren gelden maar voor de hele samenleving? De mensen van de ekonomische groei aan de ene kant - de mensen van de kleinschaligheid aan de andere kant? De mensen die grote flatgebouwen in grote steden willen aan de ene kant - de mensen die eengezinsnuizen-met-tuin in "stadjes op menselijke maat" willen aan de andere kant? De mensen die streven naar grote industrieën aan de ene kant - de mensen die streven naar een terugkeer tot het ambachtelijke kleine bedrijf aan de andere kant? Senior: Zeker. En mee een der gevolgen daarvan is dat, veel meer dan vroeger in deze tijd niet alleen de politici elkander tegenspreken, maar ook de geleerden. En dat maakt het wel steeds moeilijker om als boer, of als welke andere zelfstandige ondernemer dan ook, tot een visje op lange termijn te komen. Junior: Maar wij hébben die visie op lange termijn toch? Die is in ons denken opgenomen en kan in beleid worden vertaald. In allerlei vormen van beleid. Neem de Wet op de investeringsre kening. Waarom komen daarin geen aparte regelingerf voor de landbouw? Een globale WIR voor landbouw én industrie zoals wij die hebben, dat kan toch niet? Er zou binnen zo'n WIR veel meer juist voor de leefbaarheid van het agrarische middenbe drijf kunnen worden gedaan, maar niet met zo'n globale WIR. dat is een botte bijl. Neem een spaarregeling voor jonge boeren, een inverdienregeling die ertoe moet leiden dat de jonge boer een bedrijfskapitaal kan vormen, waarmee hij op een gegeven ogenblik een bedrijf kan overnemen. Mét belastingfaciliteiten. Tenzij natuurlijk blijkt dat hij, als puntje bij paaltje komt, géén bedrijf overneemt. Kijk, voor al deze en dergelijke zaken heb ben wij in onze nota mogelijkheden gegeven, oplossingen. Waarom? Omdat we geloven in de toekomst. I nterviewer: Zouden we kunnen proberen, de diskussie samen te vatten en te zien waar - althans in het geval van vader en zoon Geuze - de verschillen in visie liggen? Senior: Ik vind dat ekonomische groei nodig blijft, maar dat we daarmee veel te snel zijn doorgeschoten. De inflatie heeft ons de das aan gedaan en als er inflatie blijft, ook een lagere, zal er aan schaalvergroting moeten worden gedaan, of men dat nou wil of niet. Al toen ik nog voorzitter van de ZLM was heb ik vaak, in jaarredes en zo, gezegd: Mensen, bedenk toch dat de bomen niet tot in de hemel groeien! Junior: Wij jonge mensen denken veel meer aan de toekomst, vader borduurt voort op het patroon van het verleden. Senior: Ik voel - omdat ik inderdaad het verleden belangrijk vind, en mede bepalend voor vandaag en morgen - veel meer voor een ombuigingsbeleid, een korrektiebeleid, een bijstel- lingsbeleid, een termijnbeleid dat flexibel blijft, dan voor zo'n nieuwe aanpak als de jongeren voorstaan. Hoewel ik anderzijds de sociale faktor evenzeer noodzakelijk acht als korrektief. In mijn hart zou ik het ook allemaal willen, maar ik vrees dat externe omstandigheden het onmogelijk maken. Junior: Tja... en dat betekent dan in onze ogen: achter het beleid aanhollen. Het paard achter de wagen spannen. Bijstellen - maar niets wezenlijks veranderen. En die wezenlijke verande ringen zijn hoogst nodig. Senior: Natuurlijk zijn er in het verleden fouten gemaakt. Maar vergeet even niet dat de landbouw bijvoorbeeld de hele aan- looplast van de Europese Gemeenschap in zijn eentje heeft moeten dragen... Junior: Verdedig je nou niet! Je wordt nauwelijks aangevallen. Senior: Ik ben niet blind voor de fouten uit het verleden. Ik wil ze zeker ook niet verdoezelen. Maar ik mag ook zeggen dat wij ouderen nooit hadden kunnen vermoeden dat overheden zo gemakkelijk tegemoet zouden zijn gekomen aan ongeremde groeiwensen, met andere woorden: dat zij de inflatie zo slecht zouden aankunnen. En ook: dat niemand heeft kunnen voor zien dat ontwikkelingen zo snel zouden gaan - en nog gaan. AI? ik dit alles in aanmerking neem, dan zeg ik met wat verbazing, dat ik na dit gesprek toch wel verder kan meegaan met enige grondgedachten van de jonge boeren dan ik tevoren dacht. Ik heb voor een aantal van die verlangens best begrip. Ik vind het bovendien heel goed dat de jonge generatie zich wat scherper opstelt. Begrijp me goed: ik ben niet voor het beginsel van polarisatie. Ik ben altijd een man van het midden geweest. Maar ik aanvaard wel, en ten volle, dat een steeds kleiner wordende groep zich te weer moét stellen. L nterviewer: Nu zullen we toch echt moeten eindigen. Senior: Laat Marinus dan toch nog als laatste punt zijn mening geven over de koöperaties. Ik ken die mening. Junior: Natuurlijk vinden we veel tegenkanting bij ons streven. Om te beginnen is die - zoals wel overal in de samenleving - al bepaald door de verschillende inzichten tussen de generaties. En inderdaad blijkt dat ook heel sterk bij de koöperaties. Wat de gang van zaken binnen die koöperaties betreft: Er zijn er - oh. ik scheer ze echt niet allemaal over één kam hoor! - waar de besturen als de dood zo bang ervoor zijn dat jongeren daar enige invloed op het beleid zullen krijgen. Terwijl de meeste jonge boeren toch echt alleen maar hun doodnormale recht opeisen om, als boér, als lid dus, in die koöperatie mee te kunnen praten, en voor vol te worden aangezien. Omdat het toch werkelijk ook hun koöperatie is! Maar natuurlijk is daarmee ook wel iets meer aan de orde dan een verschil in generaties. Wij hebben een andere visie op de samenleving van morgen. Boer is een heerlijk beroep, dat zeg ik nog eens - en dat kan het naar onze overtui ging blijven. Wij vechten ervoor dat het een heerlijk beroep zal blijven. Voor zoveel mogelijk jonge mensen. Op zoveel mogelijk gezonde middenbedrijven. Dat kan. Wij hebben de mogelijk heden daartoe neergelegd in die nota. En daar geloven wij in. Na de overname begonnen de meeste ondernemers op de doorgaans kleine bedrijven de veestapel geleidelijk uit te brei den en de stallen te verbeteren en/of te vernieuwen. De bedrijfsoppervlakte nam in deze 5 jaar slechts met 0,8 ha toe (6%), de bedrijfsomvang steeg evenwel met 41%. Van de 62 ondernemers, die in 1968 als pachter begonnen, werden er 14 eigenaar. Verschillende jonge ondernemers hebben zich na het zelfstan dig worden gespecialiseerd op de rundveehouderij, waardoor het aantal gemengde bedrijven terugliep. In de jaren 1968 t/m 1972 nam het eigen vermogen van de eigenaars toe met 113.800,- of 154%, dat van de pachters met 72.500,— of 225%. Deze toename was vooral het gevolg van prijsstijgingen, maar ook van besparingen, schenkingen, erfe nissen e.d. Over de jaren 1968 t/m 1972 was de inkomensvorming en -bes teding gemiddeld van alle bedrijven: Overig gezinsinkomen Totaal gezinsinkomen Af: belasting, premie volksverzekeringen Besteedbaar inkomen Gezinsuitgaven Besparingen Spaarquote 1968 1969 1970 1971 1972 11200 16700 13100 18700 25200 1800 1900 2100 2000 2900 13000 18600 15200 20700 28100 1300 2400 4100 5300 4800 11200 16200 11100 15400 23300 7800 8600 10000 11000 12300 3900 7600 1100 4400 11000 33% 47% 10% 29% 47% Het totale vermogen is van 1968 t/m 1972 toegenomen met 62% bij de eigenaars en mej 156% bij de pachters, waarbij de ver houding tussen eigen en vreemd vermogen ook veranderde. Hieronder volgt een overzicht van de vermogenssamenstelling op 1 januari 1968 en 31 december 1972. 1-1-1968 31-12-1972 Verschil gld. gld. Eigenaars: Familieleningen 72750 41 51550 18 - 21200 Overige leningen 25950 15 36150 13 10200 Schulden op korte termijn 5600 3 12750 4 7150 Eigen vermogen 73800 41 187600 65 113800 Totaal 178100 100 288050 100 109950 Pachters: Familieleningen 16700 30 13100 9 3600 Overige leningen 4600 8 15500 11 10900 Schulden op korte termijn 3100 5 11700 8 8600 - Eigen vermogen 32200 57 104700 72 72500 Totaal 56600 100 145000 100 88400 Het eigen vermogen is in de betreffende 5 jaar sterk gegroeid, de familieleninggn zijn verminderd, terwijl de overige leningen op lange termijn zijn toegenomen. De jonge ondernemers hebben vooral geïnvesteerd in gebouwen, dode inventaris en in de veestapel. Van een aantal bedrijven kon ook de ontwikkeling van 1972 t/m 1976 worden gevolgd. In deze jaren is de bedrijf somvang minder qestegen dan in de voorafgaande jaren maar er werd wel meer geïnvesteerd. 1) Deze publikatie kan uitsluitend worden besteld door overschrijving van 16,50 op girorekening no. 41.2235 t.n.v. het Landbouw-Ekonomisch Instituut te Den Haag. Vermeld dient te worden: "Zend Publikatie No. 3.85". 11

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1979 | | pagina 11