De maand juli op het Zuidwestelijk landbouwbedrijf Akkerbouw D e maand juli kenmerkt zich voor de akkerbouw enerzijds door de voortgaande ver zorging van een aantal gewassen, die juist nu volop de aandacht vragen, terwijl anderzijds de oogstperiode op gang komt. I n dit gewas blijft het de voornaamste taak om de vergelingsziekte te voorkomen of eventueel te beperken. Vooral de groene perzikbladluis brengt het vergelingsziektevirus over. Deze luis houdt zich vooral op in de hartblaadjes van de plant. K ritiek weer wat betreft de phytophthora in de aardappelen is ook kritiek weer voor de valse meeldauw en bladvlekkenziekte in de Granen Aardappelen Suikerbieten Uien Graszaad Karwijzaad Vooral nu dit jaar de ontwikkeling van de gewassen door het koude en natte voorjaar, ongeveer twee weken achter loopt ten opzichte van een meer normaal jaar, zal nog de nodige zorg moeten worden besteed aan de ziekten- en eventuele insektenbestrijding. Raadpleeg hierbij steeds de bekende handleiding en lees de gebruiksaanwijzing op de verpakking. Afhankelijk van het bouwplan staan we niet ver meer van de eerste oogstwerkzaamheden af. Bij deze werkzaamheden is droog zonnig weer zeer welkom, willen we een goed kwaliteitsprodukt verkrijgen. Meestal is het aantal oogstbare dagen maar beperkt. Zorg dus dat alles gereed staat en dat versleten onderdelen zijn vervangen, zodat de volle kapaciteit uit de verschillende machines gehaald kan worden. Laat U veel oogstwerk in loonwerk verrichten maak dan tijdig goede afspraken. Na de oogst van de vroege gewassen kan een aangepaste stoppelbewerking worden uitgevoerd en de vrijgekomen oppervlakte weer benut worden voor de teelt van groenbe- mestingsgewassen. Sommige soorten graszaad kunnen van stam worden gedorsen. "V ooral indien het graan, voordat het mel- krijpstadium is bereikt, massaal door bladlui zen wordt aangetast, is de kans op zuigschade aanwezig. Als kriterium wordt aangenomen dat een bespuiting omstreeks de bloei pas zin heeft als 15 van de 50 aren bezet zijn met lui zen. In een later stadium, dus na de bloei, ne men de schadekansen af en geldt als norm pas spuiten wanneer 35 van de 50 aren met luizen zijn bezet. Na het melkrijpe stadium is bestrij ding niet meer zinvol. De verschillende middelen die voor bestrijding in aanmerking komen hebben een veiligheids termijn van 4 weken. D e phytophthorabestrijding is de eerste helft van juni wat in het gedrang gekomen. Vaak is men niet meer voor de 20e aan spuiten toege komen. Plaatselijk werd er rond de langste dag al phytophthora in het loof gevonden, iets wat in geen jaren meer is voorgekomen. Het is dus zaak om aan de bestrijding van de aardappel ziekte alle aandacht te besteden en ook als de oogst begint hierin niet te verslappen. Mocht U al aantasting vinden dan kunt U altijd nog overstappen op Ridomil dat reeds aanwe zig schimmelweefsel in de plant nog bestrijdt. Bij gebruik van maneb-tin moet om de 7 a 10 dagen gespoten worden. Die tijdsduur is o.a. afhankelijk van de snfclheid van groei (snel nieuwe bladeren), de rijkdom aan loof en de kritieke weersperioden. Ridomil moet om de 14 dagen worden gespo ten. Er moet niet gewacht worden tot een aan tasting wordt waargenomen, omdat dan reeds sporen op de grond gevallen kunnen zijn die een infektie van de knol kunnen veroorzaken. Aardappelafvalhopen, vaak met een massa loof mogen in een gebied met enige aardappelteelt van betekenis niet voorkomen. Het is eenvou dig onbegrijpelijk dat men in Zeeland met een areaal aardappelen, dat voor meer dan 90% uit Bintje bestaat, deze hopen niet intensiever aanpakt. Grondig opruimen, afmaaien, dood spuiten of wat dan ook is de eis. Komen distels of melde voor dan kan na de bloei van de aardappelen MCPA worden gespoten. Liefst een lage dosering en zo laat mogelijk. Ook dan is echter altijd nog kans op schade. Het'blijft dus een noodmaatregel. Alleen bij het massaal optreden van bladluizen tijdens droog warm weer heeft het zin een bes trijding uit te voeren. Méér dan één keer spui ten is zelden noodzakelijk. Maak er dus geen gewoonte van om elke keer bij een bespuiting tegen het "kwaad" een luisbestrijdingsmiddel toe te voegen. Dit werkt alleen maar resistentie in de hand. Vooral op lichte slempgevoelige grond waar in de geulen water heeft gestaan verdient het aanbeveling om onder droge om standigheden de grond in deze geulen wat open te breken. De wortels van het gewas kunnen dan over zuurstof beschikken, terwijl de wa terberging gedurende de rest van het groeisei zoen duidelijk wordt verbeterd. Tot nu toe komt de groene perzikbladluis nog weinig voor. Hoewel een behandeling na 1 juli zelden meer zinvol is, blijft het raadzaam Uw bietenpercelen tot half juli op bladluizen te kontroleren. De meeste risiko's lopen percelen met een holle stand en een late ontwikkeling. De zwarte boneluis veroorzaakt in hoofdzaak zuigschade. Mocht een bespuiting alsnog noodzakelijk zijn', dan verdient het overweging om gebruik te maken van het middel Pirimor. Dit middel spaart de natuurlijke vijanden van de bladluis. Een schoffelbewerking zal op veel percelen nog uitgevoerd moeten worden om wat lucht in de verslempte grond te brengen. Vooral een wat diepere bewerking met een smalle schoffel kan het te verwachten zuurstofgebrek misschien enigszins opheffen. Worden de bieten de laatste maal geschoffeld met ganzevoeten, waarop een vertikaal plaatje gelast is, dan worden ze min of meer aangeaard en kan een hoeveelheid onkruid in de rij met grond worden afgedekt. Verder is het belang rijk dat de vroege schieters tijdig en afdoende worden vernietigd omdat ze de volgende pro blemen met zich meebrengen: - produceren kiemkrachtig zaad (biet wordt onkruid); hinderlijk bij de oogst; - nadelig voor opbrengst en kwaliteit. Y//A6W//j&ó. uien. Onder vochtige omstandigheden en vooral als er veel loof aanwezig is, kunnen zo wel valse meeldauw als bladvlekkenziekte zich snel uitbreiden. Om de 7 a 14 dagen moet dan ook een voorbehoedende bespuiting worden uitgevoerd. De middelen die hiervoor gebruikt kunnen worden zijn: - mancozeb, 3 kg/ha; - kombinaties van maneb en zineb, 3 kg/ha; - Daconil M, 2 kg/ha. Vooral het laatste middel gaf op de proefvel den de laatste jaren zeer goede resultaten. In regenrijke perioden of bij vroegtijdig strijken van het loof hebben de systemische fungiciden aangevuld met maneb de voorkeur boven ma- neb/zineb of mancozeb. De mengsels met daarin een systemisch fungicide mogen echter maar twee maal op hetzelfde gewas worden toegepast. Alle middelen mogen tot uiterlijk 4 weken voor de oogst worden gebruikt. Ook de preimot kan veel schade aan de uien veroorza ken. Bij een latere aantasting worden ook de bollen beschadigd. Wordt venstervreterij waargenomen, dan moet een bestrijding met parathion of diazinon worden uitgevoerd. Aantasting van de bollen kan alleen voorko men worden door een goede bestrijding in de zomer en door de laatste bespuiting zo kort mogelijk voor de rooidatum (maar uiterlijk 3 weken) uit te voeren. '?-'*//,f Afvalhopen van aardappelen kunnen een besmettingsbron zijn van fytophthora 12 De oogst van het graszaad staat deze maand voor de deur. Let hierbij goed op de manier van maaien. D iverse faktoren zoals: soort, ras, bemesting, oogstmethode en het weer tijdens het groeisei zoen zijn van invloed op het oogsttijdstip. Bij te vroeg maaien valt de opbrengst tegen ten ge volge van een te laag duizendkorrelgewicht en bij te laat maaien door uitval. Overleg hierover met de teeltdeskundige van de firma is dan ook noodzakelijk. De oogstmethode kan mede af hankelijk zijn van de grassoort. Grassoorten met vastzittende zaden, zoals veldbeemd, bosbeemd, thimothee en struisgras moeten in het zwad worden ge maaid. De zaden kunnen dan in het zwad narijpen, waardoor het gewas beter uitge- dorst kan worden. Grassoorten waarvan het zaad tamelijk los zit, zoals raaigrassen, zwenkgrassen, beemdlangbloem en kropaar kunnen zowel uit het zwad als van stam worden gedorst. Als voordelen van het dorsen van stam kunnen worden genoemd: - minder weerri- siko; - minder zaadverlies; - beter uitgerijpt zaad. Het nadeel van deze methode is ech ter dat het geoogste produkt 30-40% vocht bevat en dat dezelfde dag met drogen moet worden begonnen om kiembeschadiging te voorkomen. Als de droogmogelijkheden ook beperkt zijn (alleen in gebouwen waarin niet met kiemremmingsmiddelen is gewerkt) en het weer tamelijk vast lijkt, kan in het zwad maaien en na enige dagen op rapen en dorsen overwogen worden. Ook indien er veel doorwas in een perceel voor komt verdient het aanbeveling eerst in het zwad te maaien. De beste werking van vooral zodevormende en viltige graszaadstoppels zoals roodzwenk en veldbeemdgras is frezen. Maar ook door mid del van enkele bewerking met de rotorkopeg kan deze stoppel goed fijngemaakt worden. De bewerkingen moeten ondiep gebeuren. Inzaai van een groenbemestingsgewas zoals wikken bevordert het verteringsproces. Bij een stoppel van raaigras is het beter de stoppel enige tijd onbewerkt te laten liggen om het uitgevallen zaad, wat later een hinderlijke opslag in een volggewas kan veroorzaken, de kans te geven om te kiemen. Jong graszaad dat onder de dekvrucht vandaan komt, heeft zo snel moge lijk een eerste stikstofgift nodig. Het tijdstip van toediening heeft een grotere invloed op de opbrengst dan de hoeveelheid. Hoe vroeger hoe beter. Een vlotter ontwikkeld gewas kan bovendien beter en eerder een chemische on- kruidbestrijding verdragen. Zowel bij de oogst van graszaad dat nog een jaar blijft liggen als bij de oogst van de dekvrucht kunnen percelen flink verontreinigd worden wanneer de maai dorser niet goed gereinigd is. Vooral kweek en duist zijn hierbij van belang. Deze zeer scha delijke onkruiden zijn later dikwijls niet uit de partij te schonen en zo. kan van een schoon perceel toch een verontreinigde partij komen. Zowel bij het dorsen als persen kunnen ook andere graszaden op de grond vallen waardoor moeilijk te bestrijden banen ontstaan. Loszadige karwij wordt eerst op zwad ge maaid. Bij deze oogstmethode is hoog stoppe len (15-20 cm) van belang. Het zwad rust dan op de stoppel en zakt na enige dagen iets in. waardoor de wind er minder vat op krijgt. Ook het aantal sclerotiën (rattenkeutels) dat in het zaad komt zal kleiner zijn, omdat de grote rat tenkeutels in de onderste stengeldelen zitten. Het zwad ligt dan niet op de grond en de wind kan er onderdoor. Vastzadige karwij kan ook van stam gedorst worden. In de regel is dit twee a vier weken later dan het tijdstip van zwad maaien. Het zaad moet namelijk goed rijp zijn anders laat het niet goed los.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1979 | | pagina 12