KNLC KOMMENTAAR gropatax Over Grond en Pachtzaken W aL.zijn de gevolgen, indien de wil om het verpachte een andere dan agrarische bestemming te geven (art. 40) of om het verpachte persoonlijk in gebruik te nemen (art. 41) in werke lijkheid niet aanwezig is geweest en de Pachtkamer derhalve de pachtovereenkomst niet heeft verlengd o.g.v. onjuiste informa tie van de verpachter? De wetgever heeft voor die gevolgen een artikel in de Pachtweg opgenomen. Artikel 44 verplicht nl. de verpachter in voorkomende gevallen de pachter schadevergoe ding te betalen. Hoe en wanneer kan de pachter schadevergoe ding vorderen? N a vier dagen vergaderen is de EG-Raad van Landbouwminis ters er dan toch nog voor het eind van de maand in geslaagd besluiten te nemen over de landbouwprijzen '79/'80. Wie de inhoud van de besluiten ziet, zal moeten konstateren dat er een kompromis uit de bus is gekomen dat als voornaamste verdienste heeft dat het bestaan van de gemeenschappelijke landbouwmarkt weer is gered. Immers, van een besluitvorming die werkelijk bij draagt aan het oplossen van de problemen rond de inkomens vorming der boeren en tuinders en de onevenwichtigheid tussen vraag en aanbod van enige belangrijke produkten, is helaas geen sprake. Niet-verlenging van pachtovereenkomsten Zeeuwse Raad voor Bedrijfsontwikkeling ging op ekskursie! Onbevredigend kompromis -k - "'Ai Voor het geval de Pachtkamer geen schadevergoeding heeft vastgesteld, dan kan dit het beste na 1 jaar nadat de pachtove reenkomst is geëindigd worden gevorderd. Artikel 44 lid 2 bepaalt namelijk, dat, indien de grond binnen 1 jaar geen andere bestemming heeft gekregen of persoonlijk in gebruik is genomen, de verpachter zal moeten bewijzen dat de wil om dat te doen wel aanwezig is geweest (indien de grond binnen een jaar bv. aan een ander verpacht is, hoefje als pachter met de vordering uiteraard geen jaar te wachten; het bewijs is dan eenvoudig). Het is naar mijn mening verstandig, om als pachter bij een verlengingsprocedure de Pachtkamer gelijk te vragen het bedrag vast te stellen dat door de verpachter verschuldigd zal zijn. Tot slot wijs ik nog op artikel 48 van de Pachtwet. Dit artikel bepaalt nl. dat bij pachtovereenkomsten die voor 6 jaar of langer (los land) of 12 jaar of langer (behuisd land) of voor kortere termijnen zijn aangegaan, doch nadien met 6 jaar zijn verlengd, de pachter altijd recht heeft op schadevergoeding indien de ver pachter de grond nodig heeft voor niet-agrarische doeleinden en de pachtovereenkomst niet wordt verlengd. In die gevallen - en dat zullen de meeste zijn - speelt artikel 44 dan geen rol meer. Mr. H. van Es Artikel 40 van de Pachtwet bepaalt, dat de Pachtkamer het verzoek tot verlenging van een pachtovereenkomst van de zijde van de pachter afwijst, voorzover de verpachter het verpachte wil bestemmen voor niet tot de landbouw betrekkelijke doeleinden (woningbouw, industrie e.d.) en die bestemming in overeenstem ming is met het algemeen belang. Op grond van artikel 41 van de Pachtwet wijst de Pachtkamer een dergelijk verzoek ook af, als de verpachter of de echtgenoot, een bloed- of aanverwant in de rechte lijn of een pleegkind van de verpachter het verpachte zelf in gebruik wil gaan nemen voor een tot de landbouw betrekkelijk doel. Nochtans, bepaalt lid 2 van dit artikel, beslist de Pachtkamer in dat geval naar billijkheid, indien de verpachter een rechtspersoon is of de grondslag van het maatschappelijk bestaan van de pachter ernstig zou worden aangetast en het persoonlijk gebruik voor de verpachter o.a. niet van overwegende betekenis is. De pachter moet binnen 6 jaar na het einde van de pachtove reenkomst de vordering tot schadevergoeding doen. De Pacht kamer kan reeds bij zijn beslissing, waarbij de pacht niet wordt verlengd, ambtshalve of op verzoek van de pachter het bedrag bepalen dat de verpachter aan de pachter verschuldigd zal zijn. indien de wil tot persoonlijk gebruik of het geven van een andere bestemming in werkelijkheid niet aanwezig geweest blijkt te zijn. Mocht de schade achteraf groter blijken te zijn, dan kan het meerdere alsnog - binnen 5 jaar - worden gevorderd. Allereerst werd op 15 juni het bedrijf bezocht van de heer A. Dorsselaer te St. Jansteen, die zich heeft toegelegd op de melk- geitenhouderij en alle melk tot geitenkaas verwerkt. Dit bedrijf is opgenomen in het kader van de kleine ontwikkelingsprojekten. Met bewondering werd kennis genomen van de ontwikkeling van de nieuwe markt voor geitenkaas. De heer Dorsselaer heeft met zijn kaas al veel prijzen gewonnen en hij streeft ernaar steeds eerste kwaliteit kaas te fabriceren. Het houden van geiten in grote eenheden vraagt veel aandacht, vooral de voedering en de gezondheidszorg. Op dit terrein zijn nog geen voorbeelden en moet al werkende ervaring worden opgedaan. Na een interessante tocht langs vele vlasserijen werd het melk veehouderijbedrijf van de erven Hamelink te Overslag bezocht. Dit bedrijf heeft een snelle ontwikkeling doorgemaakt. Daar de grondsoort voor akkerbouw minder geschikt was, is het nu om gevormd tot een veehouderijbedrijf met 120 stuks melkvee en 70 stuks jongvee, zodat de doorloopmelkstal en de ligboxenstal opnieuw aangepast moeten worden. Het bedrijf heeft o.a. deel genomen aan enkele landelijke proefprojekten, zoals geperst ruwvoer en embryo-transplantatie, die met goed resultaat zijn toegepast. De melk wordt gekoeld door een voorkoeler voordat deze in de koeltank komt. Tijdens de lunchpauze werd van gedachten gewisseld met de leiding van de telersgroepering voor bruine bonen uit de omgeving van Biervliet. Bij deze groepering staat een betere kwaliteit o.a. door minder beschadiging bij het dorsen voorop. Daartoe is een Mobil Viner geheel omgebouwd. De konservenfabriek Fa. Hak - Giessendam wil deze groepering uitbreiden, zowel met bruine bonen als met kapucijners. De centrale ontvangst moet dan aangepast worden, hetgeen nogal een investering vraagt. De groepering vroeg hier steun van de Raad. Veel waardering toonde de groepering voor de inbreng van het Konsulentschap voor de Akkerbouw en de Rundvee houderij. Tussen de buien door werd daarna het "Demonstratiebedrijf andering ontstaat n.l. van een waarde verpacht naar een waarde vrij. Het verschil in waarde op het moment van koop is b.v. f 20.000,— per ha. Indien later deze grond wordt verkocht, waarbij een boekwinst ontstaat van stel f 25.000,— per ha., dan is de landbouwvrijstelling tot een bedrag van f 20.000,— niet van toepassing, voor het meer dere echter wel. Bedraagt de boekwinst minder dan f 20.000,— per ha., omdat mogelijk de prijzen zijn gedaald, dan is dit minder bedrag geheel belast voor de inkomsten belasting. Heffing van inkomstenbelasting komt niet alleen aan de orde bij verkoop van de betreffende grond, maar kan ook aan bod komen, indien de grond van uit het bedrijfs vermogen naar het privé-vermogen wordt overgebracht. Dit gaat weer niet op, indien inmiddels de grond om zakelijke redenen is verpacht. Zeeuwsch-Vlaanderen" bezichtigd. Dit bedrijf met een bouw plan met 'A konsumptieaardappelen, lA suikerbieten. 'A winter tarwe, zaaiuien en Zs bruine bonen en knolselderij ondervindt sterk de Financiële gevolgen van de lage aardappel- en uien- prijzen. Bij de nabespreking in IJzendijke, waar de voorzitter de heer ir. F. Talstra welkom kon heten als nieuwe konsulent voor de varkens- en pluimveehouderij, werd dan ook de opdracht meegegeven na te denken over de toekomstige opzet en taak voor dit bedrijf. Voorts sloot de Raad zich aan bij de Gewestelijke Raad van het Landbouwschap ten aanzien van de handhaving van de distel verordening, nu er vergaande experimenten met ontheffingen gestart zijn. Tot slot werd van de heer J. Boonman persoonlijk afscheid genomen. De heer Boonman sprak de wens uit dat de Raad nog veel goeds voor Zeeland tot stand mag brengen. De zeer schriele verhoging van 1,5% voor de meeste produkten en het niet verhogen van de prijs voor de melk, betekenen zonder meer een verdere verslechtering van de toekomstige inkomens mogelijkheden. Deze verhoging is 2 3% te laag om de kosten stijgingen af te dekken. Dat betekent voor de zoveelste maal, dat we slechts via extra opvoering van de produktiviteit een kans hebben bij te blijven. Met andere woorden, het zijn prijsbesluiten die er zeker niet toe bijdragen dat de produktiestijging wordt afgeremd, dat er meer mensen in de landbouw werkzaam kunnen blijven en dat er meer ruimte voor op landschapsbehoud en daarop gerichte produktiemethodes komt. Het zal duidelijk zijn dat in dit kader de extra druk op het prijsniveau door de afbraak van onze mcb met 0,5% eigenlijk onverteerbaar is. Temeer nu de afbraak in West-Duitsland niet in evenredigheid plaats vindt en onze konkurrentiepositie in dat opzicht dus onvoldoende verbe tert. Overigens is de voortgaande ontwikkeling naar meer monetaire uniformiteit, ook wat de groene koersen betreft, één van de lichtpuntjes. Vooral ook het feit dat tot een nieuwe devaluatie van het groene pond is besloten, geeft wat meer moed voor de toekomst waar het de opstelling van een nieuwe Engelse regering betreft. Voor onze akkerbouw is verder onze eis ingewilligd dat het suiker B-quotum op 27,5% blijft gehandhaafd. Ook de ver hoging van de evenwichtspremie voor aardappelzetmeel is een goede zaak; niet omdat het niveau van 14 rekeneenheden per ton nu voldoende zou zijn, maar wel omdat daarmee fundamenteel de problematiek wordt onderkend. Wat de zuivelsektor betreft is het natuurlijk een goede zaak dat er geen heffing voor de melk komt. Op dit punt heeft Gundelach een forse wel zeer duidelijke nederlaag geleden. Helaas wordt een wat stringentere aanpak van de zuivelproblemen grotendeels vooruitgeschoven. Daarbij zal natuurlijk de prijsbevriezing voor dit jaar zijn invloed op de veehouderij-inkomens niet missen; zeker nu de kosten sneller stijgen dan begin dit jaar werd ver wacht. Al met al lijkt, ook na deze prijsbesluiten, 1979 zich te ontwik kelen tot een jaar van toenemende druk op de boereninkomens. We zullen in de komende tijd dan ook alle zeilen moeten bijzet ten om die ontwikkeling om te buigen. Immers, de weerstand van vele bedrijven is dermate beperkt dat we een verdere inkomens- verslechtering gewoon niet kunnen hebben. Ik denk dat daarbij op twee fronten gewerkt zal moeten worden. Op nationaal niveau moeten wij zorgen dat via aanvullende maatregelen de lastendruk voor onze agrarische sektor verder wordt verlicht en op EG-niveau zullen we niet moeten schromen desnoods een tussentijdse herziening van de prijzen te vragen als de kostenontwikkeling blijft tegenvallen. Duidelijk is wel dat we ons daarbij meer rechtstreeks tot de landbouwministers en de parlementen zullen moeten richten dan tot landbouwkommissa- ris Gundelach. Als we kennis nemen van zijn uitspraken rondom de recente landbouwmarathon, dan blijkt dat bij hem de in komens van boeren en tuinders volstrekt op het laatste plan komen en dat besparing op het EG-budget een lage konsumen- tenprijzen voorrang hebben. Deze houding vanuit de EG-Kom- missie, zou er, gevoegd bij de toenemende inkomenszorgen, wel eens voor kunnen zorgen dat we een zeer onrustige periode in land- en tuinbouw tegemoet gaan. Luteijn. 3 H et is reeds meerdere malen in deze rubriek behandeld, maar omdat het in onze agrarische gemeenschap zo diep ingrijpt en tevens zulke belangrijke financiële gevolgen heeft, is het goed het nog eens te herhalen, mede naar aanleiding van recente jurisprudentie. Het gaat om de toe pasbaarheid van de landbouwvrijstelling bij verkoop van landbouwgrond. De wet geeft aan dat vrijgesteld zijn de voordelen uit het landbouwbedrijf terzake van waardeveranderingen van gronden welke niet in de uitoefening van het bedrijf zijn ontstaan. De vraag die dan gelijk gesteld moet worden is: wat is een landbouwbedrijf? De huidige wet regelt dit niet, maar in de voorgaande wet geving uit 1941 is het aldus bepaald: van een landbouwbe drijf is alleen sprake voor zover het betreft de feitelijke beoefening van de landbouw, daaronder begrepen de vee teelt waarbij hoofdzakelijk voortbrengselen van het eigen landbouwbedrijf worden verbruikt. Een bijkomende bepa ling is voorts nog, dat de grond dienstbaar moet zijn aan de beoefening van de landbouw door de ondernemer zelf. Ver pachte gronden vallen daarom niet onder de vrijstelling. Vrij is derhalve de boekwinst bij verkoop van grond als deze winst niet binnen de onderneming is ontstaan. Van dit laatste is sprake als door ontginning of andere bijzondere werkzaamheden een waardeverandering binnen het bedrijf aan de grond wordt aangebracht. Van een zodanig belaste waardeverandering ontstaan binnen het bedrijf van de landbouwer is volgens jurisprudentie ook sprake, indien de landbouwer met toepassing van zijn voorkeursrecht als pachter de door hem gepachte gronden koopt tegen de waarde in verpachte staat. Het pachtkontrakt is er dan oorzaak van dat er binnen de onderneming een waardever- Op 29 september 1978 heeft het Hof Leeuwarden uit spraak gedaan in een procedure die eveneens de landbouw vrijstelling als inzet had. Een pachter had - aldus de feiten - een boerderij gekocht omvattende gebouwen en ca. 29 ha. grond. Op dezelfde dag verkoopt hij de gebouwen en 11 ha. grond en ruilt tevens van dit bedrijf 10 ha. grond tegen elders gelegen percelen grond, groot 10 ha. Men was het in de procedure er over eens dat onbelast was de boekwinst op de gebouwen door toepassing van de ver vangingsreserve, belast was de boekwinst van de verkochte 11 ha. grond (gekocht als pachter) maar was het oneens met het feit of de meerwaarde in de 10 ha. geruilde grond belast was op het moment van de ruiling. Het Hof stelde vast dat op de boekwinst van de 'geruilde grond weliswaar de landbouwvrijstelling niet van toepassing is, - omdat de grond als pachter is verworven - doch dat het wel verkoop van een bedrijfsmiddel is met koop van een vergelijkbaar bedrijfsmiddel dat dezelfde funktie in het be drijf vervult, waardoor de vervangingsreserve toepasbaar is. De eventuele boekwinst is derhalve op dit moment niet be lastbaar. Uit het feit dat de inspekteur meende op dit moment de meerwaarde van de geruilde grond te moeten belasten, zou de konklusie getrokken kunnen worden, dat latere heffing niet mogelijk zal blijken. Doordat het Hof evenwel heeft uitgesproken dat heffing bij ruiling niet mogelijk is, is het de moeite waard om te on derzoeken of er nu een mogelijkheid is ontstaan, die heffing in de toekomst onmogelijk maakt, indien dan weer de landbouwvrijstelling zou kunnen gelden. Tot goed begrip moet dan wel in ogenschouw gehouden worden, dat dan wel vereist is dat het om andere percelen moet gaan dan die als pachter gekocht werden. Veerbeek

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1979 | | pagina 3