Regionale demonstratie bietenschoffelen Schouwen-Duiveland
Voor het NIBEM
was 1978 een goed brouwgerstjaar
D,
H
T
D,
ing. A. Remijn,
-niberrü
O nder vrijwel ideale omstandigheden is op dinsdag 5 juni
j.l. te Kerkwerve een regionale schoffeldemonstratie ge
houden in suikerbieten. De Vereniging voor Bedrijfsvoor
lichting Schouwen-Duiveland, Het Konsulentschap voor
de Akkerbouw en de Rundveehouderij te Goes en het In
stituut voor Rationele Suikerproduktie te Bergen op
Zoom, hadden een vijftal machines uit de praktijk bijeen
gebracht. De bedoeling was de ontwikkeling van de laatste
jaren op gebied van schoffelapparatuur eens naast elkaar
in de praktijk te laten zien. Door de ongunstige weersom
standigheden was de grond wat dichtgeslagen, maar was
juist vochtig genoeg om goed te kunnen schoffelen. De
bieten waren tijdens de demonstratie reeds in het 6 a 8
bladstadium. Hierdoor was de kans op het bedekken van de
bieten met losse grond niet of nauwelijks aanwezig. Om de
mogelijkheden van de schoffelmachines te demonstreren
werd er wel gebruik gemaakt van bladbeschermers, hoewel
dit voor bieten in dit stadium niet meer noodzakelijk was.
Ontwikkelingen
D e ontwikkeling bij schoffelmachines heeft de laatste jaren
niet stilgestaan. In het verleden werd voor het schoffelen van
bieten veel gebruik gemaakt van kantmessen, ook wel planet-
messen genaamd. Later zag men weer een ontwikkeling met één
groot ganzevoetmes per rij gekombineerd met bladbeschermers.
Momenteel zijn vrijwel alle schoffelmachines leverbaar met drie
ganzevoetmesjes per element en voorzien van bladbeschermers.
De kantmessen of ganzevoetmessen zijn uit de tijd geraakt om
dat er veel steLwerk aan te pas kwam. De grote ganzevoetmessen
- één per rij - hadden het nadeel dat deze moeilijk de harde
grond in gingen. In rijen waar trekkersporen lagen was het
moeilijk op een goede diepte in te stellen. Met meerdere (drie)
kleine ganzevoetmesjes per element worden deze bezwaren
grotendeels ondervangen. Bovendien heeft men nog het voor
deel dat de losgemaakte bovengrond met meerdere messen in
tensiever wordt bewerkt. Hierdoor zullen de zaadonkruiden in
het algemeen beter worden bestreden.
Een andere ontwikkeling is het toepassen van de zogenaamde
farmflex-wieltjes aan de parallellogrammen. Deze wieltjes zijn
voorzien van flexibele rubber bandjes die vrijwel niet aank
leven en ook op een zeer losse bodem niet wegzakken. Naast al
deze ontwikkelingen zien we verschillende uitvoeringen van
bladbeschermingschijfjes. Sommige kunnen in alle mogelijke
standen worden ingesteld, terwijl andere alleen in breedte ver
stelbaar zijn. Voor de praktijk lijkt de eenvoudigste uitvoering,
waarbij zo weinig mogelijk afstellingen nodig zijn, het meest
aantrekkelijk.
Deelnemende machines
Door de heer A. Hanse te Kerkwerve werd gedemonstreerd met
de "Schmotzer" schoffelmachine. Per rij waren drie ganzevoet
mesjes gemonteerd. De afstelling van de bladbeschermers en de
mesjes was zeer nauwkeurig. Er bleef slechts 7,5 cm op de rij
onbewerkt. De schoffeldiepte was ruim 3 cm, hetgeen op gron
den met veel zaadonkruiden beslist te diep is. Deze opgebouwde
machine kost kompleet met drie schoffels per element, farm
flex-wieltjes, bladbeschermers en sporenwissers 6500,—
exklusief b.t.w.
In de praktijk ging intussen het wieden ook door, zodat de be
langstelling tijdens de demonstratie minder groot was, dan werd
verwacht!
De nieuwe uitvoering van de Steketee schoffelmachine werd
gedemonstreerd door de heer M. Goense te Nieuwerkerk. In
deze nieuwe uitvoering is weer uitgegaan van een zuiver para-
lellogram. Ook hier was ieder schoffelelement voorzien van drie
ganzevoetmesjes. Bovendien zijn achter ieder element nog een
tweetal koolrolletjes bevestigd, die bij een redelijke rijsnelheid
het zaadonkruid wat opwerpen. Bij slechte weersomstandighe
den wordt hierdoor een betere onkruiddoding verkregen. De
afstelling van de bladbeschermers was vrij ruim, waardoor er op
de rij 10 a 11 cm onbewerkt bleef. Er werd ondiep gewerkt - 2
cm - waardoor een goed beeld werd verkregen. De komplete
machine inklusief loofbeschermers, koolrolletjes, farmflex-
wieltjes en sporenwisser kost 5800,— exklusief b.t.w.
Een geheel andere manier van schoffelen past men toe bij het
Kongskilde systeem. Hierbij is de schoffelbalk achterop de
trekker gemonteerd, terwijl er toch geen tweede man aan te pas
komt. De machine moet achter de trekker haar juiste baan
zoeken, wat mogelijk wordt gemaakt door nauwkeurig op een
vizier boven de rij te rijden en door de aanwezigheid van een
schijf onder de balk die het wegdrijven moet voorkomen. Op de
demonstratie was de machine wat diep afgesteld maar liet
slechts 9 cm op de rij onbewerkt. Door de hoge rijsnelheid werd
er nogal wat losse grond opgeworpen die kleine bietjes gemak
kelijk zou kunnen bedekken.
Ieder element is voorzien van drie ganzevoetmesjes, die aan
veertanden zijn bevestigd. Tijdens het schoffelen wordt een
trillende beweging van de schoffels verkregen, hetgeen inhoudt,
dat de grond intensief wordt bewerkt. De drie schoffels per
element zijn afzonderlijk niet in diepte verstelbaar, hetgeen in
de sporen vaak leidt tot een te diepe bewerking, dicht bij de rij.
Èr werd gedemonstreerd door de heer P. Dalebout te Ouwer-
kerk. De prijs voor de komplete machine inklusief bladbe
schermers bedraagt 5600,— exklusief b.t.w.
De heer L. van der Wekken te Brouwershaven demonstreerde
met de "Hak" schoffelapparatuur. Hierbij waren de elementen
voorzien van één ganzevoetmes. Mede doordat het ganzevoet
mes slechts 34 cm breed was, werd de losgeschoffelde laag grond
weinig beroerd. Wel was de schoffeldiepte gering, waardoor
kleinere onkruiden toch min of meer worden afgesneden. De
bladbeschermers stonden afgesteld op 9,5 cm breedte op de rij.
Prijs van een komplete machine met farmflex-wieltjes, bladbe
schermers en één ganzevoet per element 5740,— exklusief
b.t.w.
Om het publiek ook nog de oude vertrouwde kantmessen (pla-
netmessen) te laten zien in vergelijking met de nieuwere ma
chines heeft men een oude "Vicon" schoffelgarnituur laten
werken. De heer L. Goudzwaard te Brouwershaven was bereid
hiervoor zijn machine nog eens boven water te halen. De twee
mansmethode is heden ten dage voor vele bedrijven niet meer
interessant. Wel kan bij een goede afstelling zeer nauwkeurig
worden geschoffeld. Bovendien heeft de tweede stuurman meer
zicht op het schoffelwerk dan een trekkerbestuurder. Bij het
gebruik van kantmessen zijn loofbeschermers overbodig. Hoe
wel diverse merken de kantschoffels nog steeds kunnen leveren,
worden ze bij ons steeds minder toegepast.
Algemeen
oor de gunstige weersomstandigheden waren vele akkerbou
wers op die dag niet in de gelegenheid deze demonstratie te
bezoeken. Niettemin kan worden teruggezien op een zeer ge
slaagde middag. De vlotte medewerking van de perceelhouders,
de Gebr. Van der Wekken te Kerkwerve en van de deelnemers
hebben hiertoe veel bijgedragen. In bovengenoemd verslag zijn de
belangrijkste ontwikkelingen in het kort samengevat. Men dient
echter wel voor ogen te houden, dat niet altijd de beste machine
het beste werk levert. Een juiste afstelling bij schoffelmachines is
minstens zo belangrijk.
Specialist werktuigen en arbeid,
C.A.R. Goes
U it het 43e jaarboekje van het Nationaal Instituut voor Brouwgerst Mout en Bier 1978 blijkt dat het zomergerstareaal
in het zuid-westen min of meer gelijk is gebleven op een gemiddelde van 18.000 ha. Wel zijn er in de periode 1968 t/m 1978
twee uitschieters naar boven te konstateren, zoals in 1971 toen de eerste brouwgerstkontrakten werden afgesloten
(25.600 ha) en in 1975 toen door de natte herfst van 1974 een groot deel van de oogst van aardappelen, uien en bieten
mislukte waardoor het onmogelijk werd wintertarwe te zaaien (26.500 ha). Het graanareaal is in de laatste tijd min of
meer gelijk gebleven en de uitbreiding van de ene soort is niet ten koste gegaan van het andere. Er is in 1978 echter een
duidelijke afname te konstateren geweest in het areaal aardappelen en wintertarwe ten gunste van o.a. de zomergerst,
haver en snijmais. Pirouette is nog steeds het meest geteelde ras en de opbrengsten waren in 1978 uitzonderlijk goed, niet
alleen in Nederland maar ook elders in Europa. Dit is vooral te danken geweest aan de zeer lange en koele afrijpings-
periode. De gerst werd over het algemeen onder droge weersomstandigheden geoogst.
In 1978 4300 ha meer gerst
et totale zomergerstareaal in 1978 is met 4300 ha toegeno
men. Het brouwgerstareaal wordt voor dit jaar geschat op zo'n
24.400 ha, hetgeen een toename is van circa 3.400 ha. Tot het
brouwgerstareaal wordt ook dit jaar Zuidelijk Flevoland gere
kend met zo'n 4000 ha Trumf. De totale zomergerstproduktie is
in '78 toegenomen met ruim 55.000 ton. Uitgaande van een
gemiddelde opbrengst van zo'n 5000 kg per ha, tegen 4500 kg in
1977. In de brouwgerstgebieden komt zodoende aan een totaal
opbrengst van 120.000 ton brouwgerst. De schattingen zijn dat
op basis van, geschoond met een gemiddelde van waarschijnlijk
maximaal 15% doorval, tegen 20% in 1977 dit ongeveer 100.000
ton brouwgerst oplevert, en dat betekent dat er zo'n 30% meer
brouwgerst is dan het jaar daarvoor.
Win tergerst
niveau van de gemiddelde zomergerst bereiken. De minst
slechte in het huidige sortiment is de 2-rijïge Sonja, in Frankrijk
en aanzien van wintergerst wordt in het jaarboekje samen
vattend het volgende gezegd.
Er bestaat, minder in Nederland dan daarbuiten, een toene
mende belangstelling voor wintergerst. Het areaal ervan is sinds
1970 in de EEG met ruim 2.000.000 ha toegenomen. De grootste
areaaluitbreiding vond plaats in Frankrijk, Duitsland, Engeland
en België.
De voornaamste reden van de meerdere uitzaai is de hoge kor-
relopbrengst welke resulteert in een beter financieel rendement
voor de boer per ha.
De mout- en brouwindustrie is nog weinig enthousiasl winter
gerst als brouwgerst te gebruiken daar over het algemeen de
huidige wintergersten, 2- zowel als 6-rijïgen niet het kwalitei'ts-
10
reeds als brouwgerst geaccepteerd en de 2-rijïge Maris Otter in
Engeland.
Er heeft een intensieve veredeling van 2-rijïge wintergerst plaats
waaruit in de toekomst ongetwijfeld 2-rijïge wintergerstrassen
met brouwkwaliteit geselekteerd zullen worden.
In Denemarken zowel als in ZW-Nederland bestaat een verbod
van de verbouw van dit gewas in verband met het overhouden
van ziekten gedurende de winter.
Zowel in Denemarken als in Nederland zijn experimenten met
dit gewas gaande. De veronderstelde grote koudegevoeligheid is
deze winter ('78/'79) niet gebleken. De rassenproeven zijn in
ieder geval goed de winter doorgekomen.
In Nederland bedraagt het wintergerstareaal ruim ll.000 ha
waarvan het grootste deel op de Groninger klei en in Limburg.
Een aanzienlijke uitbreiding wordt niet verwacht daar in het
zuid-westen aan de wintertarwe de voorkeur gegeven zal wor
den en op de gemengde Limburgse bedrijven aan de snijmais.
De konsequentie van het uitbreidend wintergerstareaal in de
EEG is een inkrimping van het zomergerstareaal. Dit is van
1970-1978 met 1.276.000 ha ingekrompen.
Brouwgerstareaal daalt!
e uitbreiding van de wintergerst in Europa en de kon
sequentie van een dalend zomergerstareaal ziet het NI
BEM met lede ogen aan. Deze ontwikkeling betekent op
dit moment een daling van het brouwgerstareaal. Dit
wordt nog-versterkt door een rassenkeuze welke geheel
gaat in de richting van hoog opbrengende zomergerstras-
sen. Dit zijn op dit moment geen ideale brouwgerstrassen.
Het grote probleem is de lage korrelopbrengst van de
zomergerst t.o.v. de andere granen. De oorzaak ervan
wordt onder andere gezocht in een niet optimaal toepas
sen van kultuurmaatregelen.
Een onderzoek de produktiviteit van de zomergerst te
doen stijgen door het meer optimaal toepassen van geëi
gende kultuurmaatregelen is door het Proefstation voor
de Akkerbouw en Groenteteelt in de Volle Grond gestart.
Of het echter ooit zal lukken het korrelopbrengstniveau
op te voeren tot dat van de wintergerst of wintertarwe is
zeer twijfelachtig, te meer daar thans reeds gebleken is dat
een optimale toepassing van de juiste N-giften en ziekte
bestrijding bij wintergerst nog een produktieverhoging van
1000 kg/ha kan geven.
Wat in de toekomst kijkend heeft het NIBEM ook haar
medewerking toegezegd aan het kwaliteitsonderzoek van
monsters van een proefveld met 2-rijïge wïntergerststam-
men van Nederlandse kwekers in Frankrijk aangelegd.
En dit alles ondanks het feit dat recente rapporten van het
CBMC waarin staat dat indien de huidige tendenzen (zo
wel in bierverbruik als in gerstuitzaai) aanhouden, tot
ongeveer 1985 een voldoende brouwgerstproduktie aan
wezig is om in de behoefte te voorzien.