Aanwending en waarde
dierlijke organische mest
West-Brabantse akkerbouw blijft achter bij
het gemiddelde
B ij het C.A.R. te Zevenbergen is van de hand van ing. P.A. den Hollander een overzicht verstrekt van de opbrengstcij-
fers van wintertarwe konsumptieaardappelen en suikerbieten in West-Brabant. Bij de vergaring van het dokumenta-
tiemateriaal werd ing. den Hollander bijgestaan door de heer Wijnand v.d. Kooy student aan de H.L.s. te Dordrecht,
terwijl de heer J. de Laat, L.E.I. gedetacheerd bij het CAR te Zevenbergen eveneens medewerking verleende.
Het aantal bedrijven dat werd doorgelicht varieerde doch de gemiddelde bedrijfsgrootte bedroeg bijna 40 ha en het
gemiddelde aantal bedrijven bedroeg 21, waarbij gegevens werden vergeleken van 1966 tot en met 1977.
serie: "Zeeland - Groenbemestingsland"
ing. A. Bakker, c.a.r.goes
D e bedrijven die zelf of in hun direkte omgeving over dier
lijke mest kunnen beschikken, zullen veelal voor de kosten van
het uitrijden of verspreiden op het land deze mest op hun per
ceel hebben. De kosten voor het strooien bedragen voor vaste
mest 5,— a 6,— per ton en voor drijfmest 3,— a 4,—
per m3. Moet de mest van elders worden aangevoerd, dan zijn
de kosten aanmerkelijk hoger. Vanuit Brabant wordt door di
verse mesthandelaren of loonwerkers via de mestbank mest
naar Zeeland aangevoerd. Op drijfmest wordt een subsidie in de
transportkosten gegeven aan de boer (gebruiker), die afhanke
lijk van de afstand en de soort maximaal 6,— a 8,70 per m3
bedraagt. Ook dan kost een bemesting met dierlijke mest een
vrij hoog bedrag per ha dat afhankelijk van de soort en de
transportafstand 300,— - 600,— per ha bedraagt.
I n de vergelijking van wintertarwe blijkt dat over de genoemde
jaren de gemiddelde opbrengst in West-Brabant op 5184 kg per
ha lag. Voor het gehele Zuid-Westelijke kleigebied bedroeg dit-
5385 kg, voor de Noordelijke Kleigebieden bedroeg het 5415
kg/ha en in de IJsselmeerpolders lag dit cijfer op 5584 kg/ha.
Uit deze cijfers blijkt dat West-Brabant er het slechtste afkomt.
Er worden ook opbrengstprijzen genoemd en hieruit blijkt dat
over de periode 73 t/m 77 de gemiddelde prijs in West-Brabant
44.58 per 100 kg tarwe bedroeg. Het Z.W. kleigebied boekte
43.55, het Noordelijk kleigebied haalde 46.25 terwijl men in de
IJsselmeerpolders aan 45.25 per 100 kg kwam.
S chuimaarde is eigenlijk geen organische meststof, maar een
goedkope kalkmeststof, speciaal aanbevolen voor de kalkarme
gronden. Het nevenbestanddeel organische stof krijgt U er in dit
geval voor weinig geld bij. Gaat het echt om aanvoer van orga
nische stof, dan is het gehalte in schuimaarde te laag en zal
organische mest veel meer in aanmerking komen.
D e waarde van de mest kan op verschillende wijze worden
berekend. Men kan bijvoorbeeld de kunstmestwaarde bereke
I n de samenvatting van het interessante rapport wordt het
volgende opgemerkt.
O ver de noodzaak om het organische stofgehalte van de
grond op peil te houden of te verhogen is. in voorgaande
artikelen in deze serie reeds uitvoerig geschreven. Voor
deze zo noodzakelijke aanvoer van organische stof kunnen
we diverse middelen gebruiken. Echter niet alle middelen
dragen in gelijke mate bij aan een positieve beïnvloeding
van het gehalte aan organische stof in de grond op lange
termijn. Zo is het gedeelte dat na vertering na één jaar als
humus in de grond overblijft voor de diverse bronnen van
organische stof verschillend. Voor groenbemesters is dit
25%, voor stro 30%, voor bietenkoppen en -blad 20%, voor
dierlijke mest 50% en voor turfmolm zelfs 85%.
Op langjarige organische stofproefvelden zien we dat bij
alleen kunstmest het humusgehalte van de grond langzaam
maar zeker daalt. Bij een intensieve teelt van groenbe-
mestingsgewassen blijft het humusgehalte ongeveer op
peil. Alleen bij aanwending van dierlijke of organische
mest (bij voorkeur in kombinatie met groenbemesting)
stijgt het humusgehalte ook op langere termijn.
Daarnaast zijn er bedrijven met een zeer intensief bouw
plan met veel rooivruchten en weinig granen, waar relatief
minder groenbemestingsgewassen kunnen worden geteeld.
Juist op deze bedrijven is extra toevoer van organische stof
vereist en het effekt van dierlijke mest is ook het grootst op
de rooivruchten.
Hoe duur is dierlijke mest?
Naast organische stof bevat mest ook minerale voedingsstoffen
als fosfaat en kali en ook stikstof. De gegeven fosfaat en kali
kunnen zonder meer op de kunstmestgift in mindering worden
gebracht. De stikstof is slechts voor een deel werkzaam en zeker
bij najaarsaanwending vóór aardappelen wordt hiermee bij de
kunstmestgift geen rekening gehouden.
Bezien we nu de kosten van de diverse organische stofbronnen
als groenbemesters, stro en dierlijke mest tegen de gegeven
hoeveelheid effektieve organische stof met daarop in mindering
de direkte kunstmestbesparing aan fosfaat, en kali, dan liggen
de netto kosten per kg effektieve organische stof niet zo ver
uiteen. Bietenkoppen en -blad en rode klaver komen goedkoper
uit.
Vergelijkingen
Wat de konsumptieaardappelen betreft wordt in West-Brabant
een gemiddelde opbrengst gehaald van 36.4 ton per ha. Dat is
iets meer dan in het totale Zuid-Westelijke kleigebied, want
daar komt men gemiddeld aan 3,5 1 ton, in de Noordelijke
zeekleigebieden oogst men 33,3 ton/ha en zoals te verwachten
was, wordt in de IJsselmeerpolders de hoogste opbrengst ge
haald met 41.00 ton/ha. In de periode 66/77 heeft men in
West-Brabant aanvankelijk een hogere opbrengst dan in het
Noordelijke Kleigebied, maar in de loop der jaren wordt het
verschil steeds kleiner en tenslotte is de opbrengst dan zelfs lager
in 1977, een verschil van ruim 6 ton/ha. Hier zijn ook weer
opbrengstprijzen vergeleken en we bepalen ons tot de periode
73 t/m 77 en dan blijkt dat in West-Brabant 21.16 per 100 kg
aardappels is gemaakt, in het Z.W. kleigebied is dit 23.25 en de
Schuimaarde
V
Waarde van de mest
Noordelijke Zeekleigebieden werd 25.00 gemaakt en in de IJs
selmeerpolders 24.40 per 100 kg.
Gemiddelde opbrengsten over de periode 66/77 voor wat be
treft de suikerbieten geven de volgende cijfers. West-Brabant
49.2 ton/ha, Z.W. kleigebied 49.7 ton/ha, noordelijk zeekleige
bied 44.00 ton/ha en de IJsselmeerpolders 55.2 ton/ha. Bekijken
we echter de cijfers van 1977 dan blijkt dat in West-Brabant een
gemiddelde opbrengst van 49.9 ton/ha werd geoogst, in Z.W.
kleigebied 49.00 ton/ha, in het Noordelijk kleigebied 44.5 ton en
in de IJsselmeerpolders 56.5 ton/ha. Al met al zijn de opbreng
sten in West-Brabant en in het Zuid-Westen in het algemeen
sterk dalend. Ook het suikergehalte van de bieten in West-Bra
bant is aan het dalen. En bij een vijf jaarlijks voortschrijdend
gemiddelde met ongeveer 0,7% afgenomen. Een en ander komt
ook weer in de prijs tot uiting en in de periode 73 t/m 77 blijkt
dat in West-Brabant 95.39 per ton bieten werd uitbetaald, in
het Z.W. gebied was dit 98.00, in het Noordelijk gebied
102.40, en in de IJsselmeerpolders 99.60.
Er is ook nog een vergelijking getrokken tussen de bij deze
studie betrokken bedrijven onderling en dan blijkt weer eens dat
er grote verschillen bestaan en om ons nu maar tot het laatste
jaar 1977 te bepalen dan blijkt dat het laagste opbrengstcijfer bij
wintertarwe 3918 kg/ha bedroeg en het hoogste 5995 kg/ha. Bij
konsumptieaardappelen lag dit laagste cijfer op 20.1 ton/ha en
het hoogste op 44.2 ton/ha hetzelfde verhaal gaat ook op bij
nen door voor elk bestanddeel de prijs aan te houden die daar
voor als kunstmest moet worden betaald. Deze berekening is
alleen juist als alle elementen in de gegeven hoeveelheden ook
nodig zijn. Het is bijvoorbeeld heel goed mogelijk dat met de
mest meer fosfaat of kali wordt gegeven dan noodzakelijk is.
Daarnaast komt nog de waarde van de organische stof die voor
elk gewas niet gelijk is. Doordat volgens de proefvelden bij
gebruik van normale hoeveelheden mest bijvoorbeeld bij aard
appelen niet op kunstmeststikstof mag worden bezuinigd om de
maximale opbrengst te halen, kan beter een andere berekening
worden toegepast. Onder een normale bemesting verstaan we
een dusdanige hoeveelheid per soort mest, dat daarmee 3500
kg organische stof per ha wordt toegediend (zie tabel 1). Bij
gebruik van veel grotere hoeveelheden mest kan zeker bij bieten
wel op de N-gift worden bezuinigd.
In onze berekening wordt uitgegaan van:
a. De hoeveelheden fosfaat en kali die men op de kunstmestgift
kan besparen;
b. De gemiddelde opbrengstverhoging die op basis van langja
rige proefveldresultaten is te verwachten bij het eerstvol
gende gewas.
Voor aardappelen en groentegewassen is dit 5%, voor sui
kerbieten 3% (suikeropbrengst).
In deze berekeningswijze komt tevens naar voren dat aanwen
ding voor het ene gewas een hoger rendement geeft dan voor het
andere. Bij regelmatige toediening van mest zal op den duur een
langere nawerking kunnen ontstaan dan in deze berekening is
aangenomen. Op bovenstaande wijze berekend gelden voor de
belangrijkste mestsoorten, uitgaande van gemiddelde samen
stelling, de waarden per ton zoals in tabel 1 vermeld.
De berekende brutowaarden moeten nog worden verminderd
met de kosten voor het uitrijden en eventueel opslag. Voör de
aanleg van grondputten bestemd voor opslag van dunne mest op
akkerbouwbedrijven geldt momenteel een subsidieregeling. Na
aftrek van deze subsidie resteert er voor het mestontvangende
bedrijf nog een investering van 5,— a 10,— per m3 inhoud
van de put. De jaarlijkse opslagkosten bedragen dan 1,— a
2— per m3 mest. Voor de aanleg van een put is een hinder
wetvergunning en in bepaalde gevallen ook een bouwvergun
ning vereist.
Gezien de vrij grote variaties in samenstelling van mest is on
derzoek naar de gehaltes aan plantenvoedende stoffen in aan
gekochte partijen gewenst.
suikerbieten want hier ligt de laagste opbrengst op 38.1 ton/ha
en het hoogste op 55.7 ton/ha.
Als we gemiddelden over 10 jaar bekijken in West-Brabant is
het verschil wederom frappant. Wintertarwe tussen hoogst en
laagste opbrengst een verschil van 2224 kg/ha. Bij konsump
tieaardappelen een verschil van maar liefst 20 ton/ha tussen de
hoogste en de laagste gemiddelden. Bij suikerbieten een in
drukwekkend verschil van 19 ton/ha.
Waaraan deze grote verschillen te wijten zijn is niet weten
schappelijk vast te stellen. Men kan wel veronderstellingen
doen, maar in het rapport wordt opgemerkt, dat het zinvol is om
de werkelijke oorzaken op te sporen waarna wegen gevonden
moeten worden om verbetering in deze schrijnende verschillen
te brengen.
Konklusie en samenvatting
De opbrengst van wintertarwe is duidelijk gestegen nl. van rond
4.800 kg per ha naar 5.600 kg, maar ligt beneden die van de
vergeleken gebieden. De prijs in West-Brabant ligt gem. 1,—
per 100 kg hoger dan in het Zuid-Westen, doch lager dan in de
andere 2 gebieden, waarbij vooral het Noordelijk zeekleigebied
gunstig afsteekt.
De konsumptie-aardappelen geven een hogere opbrengst dan in
het Zuid-Westelijk zeekleigebied als geheel. Zij stegen van 35
ton per ha naar 39 ton, maar dalen weer tot 36 ton en kruisen nu
de stijgende opbrengstlijn van het Noordelijk zeekleigebied. De
prijzen van de aardappelen zijn het laagst van alle gebieden. De
opbrengst van de suikerbieten daalt van ongeveer 52 ton naar 48
ton per ha, maar vertoont geen verschillen met het hele Zuid-
Westelijk kleigebied. De opbrengst in het Noordelijk zeeklei
gebied heeft die van het Zuid-Westen ingehaald. Het suikerge
halte van de bieten in West-Brabant is gedaald en de op-
brengstprijs is duidelijk lager dan in de andere gebieden.
De konklusie is dan ook dat het van groot belang is aandacht te
schenken aan het opbrengstniveau van de 3 belangrijkste ge
wassen aardappelen, suikerbieten, en wintertarwe die tesamen
ongeveer 55 60% van de oppervlakte bouwland innemen.
Een nadere analyse van de oorzaken van de verschillen kan een
bijdrage leveren om de gevonden verschillen te nivelleren.
Tabel 1 Samenstelling en brutowaarden per ton mest
mestsoort
samenstelling
per ton
in kg
gift in tonnen
per ha bij
brutowaarde in gldi per ton
bij aanwending voor
org.stof
p2°5
k2o
3500 kg org.stof
aardappelen
suikerbieten
Rundvee: vaste mest
140
3,8
3,5
25
18,—
12,—
drijfmest
60
2,0
5,0
60
10,-
6,
vnrkens: vaste mest
160
9,0
3,5
25
21,-
14,—
drijfmest
1)
63
4,7
4,0
55
11,—
7,—
Kippen (vaste) mest
230
18,7
9,0
15
36,—
25,—
drijfmest
1)
115
9,4
4,5
30
18,-
13,-
stiooiseimest
350
20,0
11,0
12
38,-
30,-
mestkuikenmest
1)
460
21,0
16,0
10
46,-
i
i
CO
champignonmest
1)
192
5,9
8,5
20
25,—
1
1
OO
r-4
1) Deze mestsoorten worden ook vaak per m3 verhandeld. Als globale richtlijn kunnen de volgende m3 gewichten worden aangehouden:
vaste kippemest 700 kg, mestkuikenmest 500 kg en champignonmest 550 kg. De diverse drijfmestsoorten wegen 1000 kg per m3.
7