w anneer wij spreken over de intensieve melkveehouderij en een vestigingswetgeving beogen, is dat omdat wij de niet-grondgebonden produkties in zekere zin aan banden zouden willen leggen. Over type, aard en karakter van die banden kunnen wij van mening verschillen. De diskussie betreft de vraag of wij de melkveehouderij eronder moeten brengen of niet. Ik zeg daarop "ja" voorzover de intensivering van de melkveehouderij zover gaat, dat er een type van niet-grondgebonden produkties gaat ontstaan. We moeten daar op tijd bij kunnen zijn. De wetgeving daaromtrent - volgend jaar zou zo'n wet ingediend kunnen worden - moet in ieder geval de mogelijkheid openen dat zij betrekking krijgt op de intensieve melkveehouderij". Ook intensieve melkveehouderij gebonden aan vestigingswet? H et voorstel van het Landbouwschap inzake een vrijwillige beperking van de aflevering van de melk beoordeelt de be windsman positief. Het zou echter politiek verstandiger zijn geweest in het voorstel een koppeling aan te brengen met de medeverantwoordelijkheidsheffing. Ook zou wat meer aan dacht besteed moeten worden aan o.a. de kontrole. Hij zegde toe het voorstel mee naar "Brussel" te nemen. O u D e minister zegde desgevraagd toe het stimuleringsbeleid voor de kleinere en middengroep van bedrijven te koncentreren op het wegnemen van de verschillen tussen de bedrijfsinkomens per ondernemer. Deze hangen nauw samen met de zeer uiteen lopende ondernemerskapaciteit en de verschillen in produktie- omstandigheden. Hij verwees hierbij naar de reeds aangekon digde nota over de voorlichting, die in samenwerking met het Landbouwschap wordt opgesteld. M inister Van der Stee geeft er de voorkeur aan om met behulp van de klassieke middelen de produktiebeheersing on- D esgevraagd zei de bewindsman het nog te vroeg te vinden een oordeel te geven over alkohol uit landbouwprodukten en de verwerking daarvan in brandstoffen. Op zijn departement wordt onderzocht bij welk prijsniveau toepassing van deze alkohol van betekenis wordt. Hij zegde op dat punt een notitie toe. Moties naar aanleiding van nota Bedrijfsgrootte en Produktiebeheersing Nota bedrijfsgrootte en produktiebeheersing II-» en verzoek om de kwestie van de bedrijfsomvang aan de Europese Commissie voor te leggen wilde de bewindsman nog niet overwegen. Onze intensieve landbouw is naar zijn mening te kwetsbaar om aanvallen van de EEG-partnerlanden te trot seren. Wel kan hij zich in de melkveehouderij een excessen- bestrijding, gemotiveerd door de noodzaak van oplossingen voor ruimtelijke en milieuproblematiek in de ruimste zin, voorstellen. Hiervoor zouden wettelijke maatregelen wellicht enige kans van slagen maken in Europees verband. Een derge lijke redelijke zekerheid omtrent een wettelijke plafonnering, die werd bepleit, kon hij daarentegen niet geven. meer kapitaal besteed op hetzelfde stuk grond. Alles wat men doet om dit proces te stoppen, anders dan het weer in evenwicht brengen van de verhouding tussen kapitaal, arbeid en grond is niet de reële aanpak. Wanneer echter door gebruik van moderne techniek het pro- duktievermogen wordt uitgebreid op relatief goedkope wijze, dan is de tendens naar schaalvergroting onomkeerbaar. Men kan dan op vele manieren ingrijpen, maar daarmee neemt men nog niet de oorzaak weg. De bewindsman waarschuwde er in dit verband voor de land bouw niet te gaan behandelen als een onderdeel van de quar taire sektor en daarmee op den duur de werkgelegenheid in die sektor uit te hollen. Bovendien zal dit in een open ekonomie als de onze leiden tot een nog veel geslotener systeem, dat met geen mogelijkheid meer aan landen, waar andere produktie-om- standigheden bestaan, verkocht kan worden. A Idus minister Van der Stee (landbouw) tijdens de be handeling van de Nota bedrijfsgrootte en produktiebeheer sing in een vergadering met de Vaste Commissie voor Landbouw en Visserij der Tweede Kamer op 11 juni 1979. Hij stelde in dit verband met nadruk bereid te zijn alle suggesties bij de bestudering van de problematiek te willen meenemen, maar wenst zich vooralsnog niet te binden door het doen van uitspraken. Ontmoedigingsbeleid der de knie te krijgen. Hiertoe rekent hij - naast een aanpassing van het markt- en prijsbeleid en een medeverantwoordelijk heidsheffing - ook de omschakelingspremies, de premies voor vrijwillige vermindering van de produktie en andersoortige be gunstigingen. Degenen die zich ervan bewust zijn dat een uiterst genuanceerd en gematigd prijsbeleid niet alleen dit jaar zal gelden en die in een ietwat moeilijke situatie verkeren kunnen ertoe worden gebracht om met behulp van die premieregelingen op een redelijke manier de landbouw te verlaten dan wel hun inspanningen te verminderen. Het is niet gerechtvaardigd om dit als een koude sanering aan te prijzen. Dat zou plaatsvinden wanneer nu wordt gezegd dat er een prijsverlaging van 10% komt, of als er geen mogelijkheden waren op een redelijke manier tot een afloop van het geheel te kunnen komen. Dit is echter wel het geval. Hoe men het ook draait of keert, een zekere inkomensdruk zal ontstaan in de melkveehouderij. Een pijnloze oplossing in dit verband is niet denkbaar. Omtrent mogelijke lastenverlichtin gen, zei de bewindsman dat het regeringsbeleid erop is gericht om de kollektieve lastendruk zoveel mogelijk binnen de perken te houden. In hoeverre er binnen dat beleid nog mogelijkheden zijn om in de landbouw uitzonderingsposities te bedenken dan wel te realiseren zullen wij na de zomer weten. Vrijwillige beperking Rentesubsidiebeleid itvoerig werd stilgestaan bij het zgn. ontmoedigingsbeleid. Afschaffing van de landbouwregeling in het kader van de BTW achtte de minister van weinig betekenis in dit opzicht, omdat het niet vallen onder een landbouwregeling door de bank genomen alleen van betekenis is voor de administratieve verplichtingen van de ondernemer. Daarnaast zijn de regelingen in het kader van de WIR, en annex de SIR van belang. De WIR geldt voor investeringen in de gehele samenleving en het gaat derhalve niet aan een bepaald deel van de bedrijfstakken uit te sluiten. Bovendien is de WIR in de plaats gekomen van de fiscale aftrekbaarheid van afschrij vingen op investeringen; partiële afschaffing van de WIR zou in dit verband de nodige fiscale komplikaties met zich brengen. De bewindsman voelt er niets voor bij de landbouw op dat punt een andere richting uit te gaan, nog afgezien van het technische probleem om de landbouw in een fiscaal-juridische wetgeving af te schermen van de andere sektoren van de maatschappij. Land- en tuinbouw behoren deel te hebben aan algemeen so ciale en fiscale maatregelen, inklusief algemene fiscale investe ringsmaatregelen, zoals de WIR. Verhoudingsgewijs werkt de WIR meer ten gunste van bedrij ven met een beperkte inkomenskapaciteit dan vroeger het geval was bij de fiscale afschrijvings- en investeringsregelingen. Het is in principe niet mogelijk, aldus minister Van der Stee via een bijstelling van het WIR-instrumentarium de omvang van de investeringen speciaal voor de landbouw te korrigeren. Het al gemene karakter van de WIR verzet zich hiertegen. Een derge lijk eenzijdige nationale maatregel zou naar zijn stellige over tuiging ook indruisen tegen de gemeenschappelijke konceptie van de landbouwstruktuurpolitiek van de EG en in het bijzon der tegen de richtlijn inzake de modernisering van landbouw bedrijven. Hij verklaarde voorts dat over de wenselijkheid tot verlaging van de basispremie in het algemeen en een gebruik van vrijko mende middelen voor specifieke investeringssteunen momen teel in het kabinet gediskussieerd wordt. Op dit ogenblik is er een globaal investeringsbeleid, een sektorgericht investerings beleid en de individuele bedrijfssteun. Men moet zich afvragen, of wij gezien het evenwicht tussen dat gehele instrumentarium, niet bepaald bezig zijn door te slaan. De bewindsman heeft die overtuiging ten aanzien van de landbouw heel zeker. Door het samenvallen van nationale en Europese maatregelen wordt naar zijn mening een enigszins wonderlijke toewijzing van produk- tiemiddelen geschapen. Bij het ontmoedigingsbeleid kwamen vervolgens het beleid met betrekking tot de ruimtelijke ordening en de Hinderwet aan de orde. In het algemeen is het ruimtelijke ordeningsbeleid gericht op de indeling van de ruimte én heeft dus niet rechtstreeks betrekking op de produktiestrukturen. Wanneer men dit wil aanwenden in dit kader moet daarbij de uiterste voorzichtigheid worden betracht, aldus de minister. Tenslotte zegde hij toe bij herziening van de Meststoffenwet een ontmoedigingselement in te bouwen. Landbouw geen quartaire sektor I n alle rftaatschappijtypen zien wij dat arbeid relatief duurder wordt ten opzichte van grond en kapitaal. Er ontstaat dan een vervanging van arbeid door een van de andere faktoren. In de Nederlandse omstandigheden speelt de grond in dit verband geen rol. want hieraan hebben wij gebrek. Wanneer de reële loonstijging in ons land zou worden terugge bracht tot 0% a 1%, zou het aantal land- en tuinbouwbedrijven vrijwel konstant kunnen blijven. Ook zou dan het aantal beno digde standaardbedrijfseenheden (sbe) niet meer behoeven te stijgen, maar 120 kunnen blijven. De loonkostenstijging heeft door het grondgebrek geleid tot sterke intensivering. Er wordt Vrijheid en vestigingswet met elkaar in overeenstemming! gen. Kleinere bedrijven Produktiebeheersing ver de bestrijding van de overschotten in de zuivelsektor zei minister Van der Stee dat het rentesubsidiebeleid voor die be drijfstak niet gekontinueerd moet worden. Hij plei t sinds jaar en dag voor verlaging van het paritaire inkomen (het inkomen waarboven men geen rentesubsidie krijgt). Gedeeltelijk heeft dit succes gehad. Daarnaast is nationaal een aantal cummulerende effekten uit de rentesubsidieregeling gehaald. De kans dat het rentesubsidiebeleid in de zuivelsektor tot nul wordt gereduceerd acht hij niet zo groot omdat in andere landen de zuivelsektor nog in ontwikkeling is. De mogelijkheden voor een slachtvaarzenpremie zijn naar 's ministers mening zeer beperkt. Bij welke hoge premie is de melkveehouder bereid betere vaarskalveren te bestemmen voor mestdoeleinden? De normale selektie houdt in dat vaarskalve ren waarvan de boer geen hoge verwachtingen heeft voor de melkproduktie, worden verkocht voor het mesten. Een premie zou dat moeten versterken. Afgezien van de vraag of bet be langrijk bijdraagt tot een melkproduktiebeperking, is het nadeel dat wanneer een dergelijke regeling wordt ingevoerd, alle vaarskalveren die normaal geslacht worden een premie gaan kosten. Het gaat dan om aanzienlijke bedragen. Bovendien zou de kontrole een moeilijke en kostbare zaak zijn. Medeverantwoordelijkheidsheffing O ver de medeverantwoordelijkheidsheffing zei minister Van der Stee dat een aantal landen, waaronder ons land, bereid is een kleine drempel in te bouwen. Volgens hem dient deze drempel zo laag mogelijk te zijn. In het kader van een kompro- mis zou hij akkoord kunnen gaan met een heffing van een half procent over de eerste 20.000 a 25.000 liter. Voor het meerdere zou de heffing 2% kunnen bedragen. Alkohol uit landbouwprodukten Tijdens de behandeling van de Nota Bedrijfsgrootte en Produktiebeheersing in de Vaste Kommissie voor Land bouw der Tweede Kamer zie hierboven, werden zeven mo ties ingediend, waarover op een later tijdstip zal worden gestemd. Braks/Waalkens bepleit, binnen de bestaande financieringsstromen voor de landbouw en in het kader van het EG-markt- en prijsbeleid, introduktie van een systeem van vrijwillige produktiebeperking tegen een passende vergoeding. Minister Van der Stee beoordeelt deze motie positief, zij dekt in feite het beleid dat hij zich voorstelt te voeren. Hij zegt toe de voorstellen in "Brussel" te begeleiden. Van der Linden I verzoekt o.m. een wettelijke regeling inzake de vestiging,en uitbreiding van agrarische bedrijven die niet alleen geldt voor de intensieve veehouderij maar ook voor de melk- en rundvee houderij. De bewindsman verklaart voornemens te zijn bij de vestigings wetgeving daartoe de mogelijkheid open te laten. Daarnaast kan hij zich voorstellen een bestrijding van eksessen, gemotiveerd door de noodzaak van oplossingen voor ruimtelijke en milieu problematiek in de ruimste zin. Van der Linden II nodigt uit de investeringspremieregelingen (waaronder de WIR) zo te wijzigen dat hiervan geen extra stimulans uitgaat naar grootschalige produktie-eenheden en het struktuurbeleid op effektieve wijze en meer in overeenstemming met het belang van het moderne gezinsbedrijf te voeren. De bewindsman heeft geen grote problemen met deze motie. Voortman/Wöltgens I verzoekt aandacht voor het funktioneren van de WIR in land en tuinbouw en vraagt een uitgewerkt plan voor een gediffe rentieerd en sturend investeringsbeleid. De minister schort zijn oordeel over de motie op. Hij vraagt zich met het oog op de motie-Van der Linden (II) af, of beide niet gekombineerd kunnen worden. Voortman/Wöltgens II dringt aan op een verdergaande, meer konkrete, beleidsbepa lende gedachtenwisseling met de Kamer over de realisering op Europees niveau van een meer effektieve marktordening (pro duktiebeheersing) en een meer aanvaardbare inkomensvorming en -verdeling. Tevens wordt een kostenraming bepleit. Minister Van der Stee is van mening dat de posities voldoende scherp omlijnd zijn en heeft uit dien hoofde geen behoefte aan de motie. Wöltgens/Voortman I bepleit maatregelen ter ontmoediging van het ontstaan van be drijven met meer dan drie volwaardige arbeidskrachten, als mede maatregelen ter plafonnering van de bedrijfsgrootte. De motie verzoekt de regering ten slotte binnen een jaar hierover te rapporteren. De bewindsman zegt toe deze motie mee te nemen in de over wegingen rond de volgend jaar in te dienen ontwerp-vesti- gingswet. Wöltgens/Voortman II beoogt verplichte uniforme publikatie van gehanteerde syste men van kortingen en toeslagen bij afname van grote hoeveel heden, alsmede regelingen waardoor deze slechts kunnen wor den verleend voorzover hier kostenvoordelen tegenover staan. De minister heeft met de strekking van deze motie geen moeite. Hij acht het logisch dat er kriteria zullen komen waaraan wet telijke maatregelen zullen moeten voldoen. Over de genoemde kriteria wil hij nog geen uitspraken doen, maar hij zegt toe deze ernstig in zijn beschouwingen te betrekken.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1979 | | pagina 4