Huisvesting en hygiëne bij het afkalven Advieskommissie Agrarische Bouwaanvragen adviseert, maar neemt geen beslissing! H et aantal melkkoeien is op veel bedrijven in enkele jaren tijds tot een maximum opgevoerd. G oede hygiënische maatregelen en een juiste verzorging van het pasgeboren kalf hebben een gunstige invloed op de beper king van kalversterfte. A Is aanvulling op de praktische tips ziet U drie tekeningen afgebeeld. S inds de oprichting van de Advieskommissie Agrarische Bouwaanvragen zijn een groot aantal landbouwers of mensen die tot de landbouw wensten toe te treden, in kontakt geweest met deze Kommissie omdat zij voornemens waren om in het buitengebied (bedrijfs)gebouwen en/of (bedrijfs)woningen op te richten. D e adviezen worden door de Kommissie verstrekt aan Kol leges van Burgemeester en Wethouders uitsluitend op verzoek van deze Kolleges. Grote vooruitgang in de Zeeuwse rundveesektor T - M. v.d. Ven Door direkt gerichte investeringen is vooral aan de huis vesting van melkvee prioriteit gegeven. Aan de bijruimte als afzonderboxen, kalverboxen etc. werd maar heel weinig aandacht besteed. Goede hygiënische maatregelen bij het afkalven en een juiste verzorging van de jonge kalveren is dan ook op veel bedrijven praktisch niet mogelijk. Het sterftepercentage is op sommige bedrijven zeer hoog wat mogelijk door een goede huisvesting verbeterd kan worden. Vooral bij de huidige kalverprijzen is een investe ring in deze richting al gauw verantwoord. Verschillende omstandigheden maken het moeilijk om aangepaste ruimten te maken: het op veel bedrijven relatief klein aantal kalveren door wisselend afkalfpatroon - wisselend aanbod van kalveren de zeer tijdelijke huisvesting van de handelskalveren bij ziekteuitbraak moet er een uitwijkmogelijkheid zijn. De afkalfstal Een goed gesitueerde en goed uitgevoerde afkalfbox is zeer belangrijk. Deze ruimte moet liefst in of tegen de stal liggen, zodat de koe zich nog thuis voelt. Vanuit de stal moet de koe gemakkelijk in de box gedreven kunnen worden (zonder koptouw). De box moet op een overzichtelijke gemakkelijk bereikbare plaats liggen. Het voeren en uitmesten moet gemakkelijk kunnen gebeu ren. Vooral drinkwater is noodzakelijk. Het transport van het kalf moet een eenmanskarwei kunnen zijn. (Dichtbij, biestverstrekking). De koe moet ter plaatse gemolken kunnen worden, bij voor keur dichtbij de melkstal. De stal moet gemakkelijk goed gereinigd en ontsmet kunnen worden. Voldoende kunstlicht en stopkontakten zijn noodzakelijk. De mogelijkheid van plaatselijke verwarming is zeer be langrijk vooral als keizersnede moet worden uitgevoerd. Het aantal standen wordt vooral bepaald door het afkalfpa troon. Bij gespreid afkalven rond 3% van het aantal koeien. Vooral bij kleinere aantallen melkkoeien zal het moeilijk zijn deze standen alleen als afkalfstanden te gebruiken. Ook tochtige en zieke koeien moeten afgescheiden kunnen wor den. Meestal zal de afzonderstal voor beide groepen koeien gebruikt worden. Een afscheiding van de groepen door een schot is dan aan te bevelen. In dit geval op totaal 5 a 6% van de koeien te rekenen bij gespreid afkalven. De uitvoering A. Plattegrond afkalfstal. 1Let op de ruime standbreedte van 120 cm. 2. De stalreppels staan op 40 cm. waardoor de verzorger er ongehinderd door kan lopen. 3. De standafscheidingen zijn om de andere uitneembaar zodat de ruimte vergroot kan worden tot 240 cm. als extra hulp bij het afkalven nodig is. 4. Een ruimte van minimaal 200 cm. achter de koe is nodig. \—U4- Bij het kontakt dat leden van de Advieskommissie hadden met indieners van bouwaanvragen, is gebleken dat velen een onvolledig of onjuist beeld hadden van de taak en werkwijze van de Kommissie. Het onderstaande is een poging om in het een en ander enige duidelijkheid te verschaffen. Taak en samenstelling In 1971 is op initiatief van de Gewestelijke Raad van het Landbouwschap voor Noord-Brabant de Advieskommissie Agrarische Bouwaanvragen opgericht. De direkte aanleiding hiertoe was het feit dat het binnendringen van bebouwing in het buitengebied, die niet of niet uitsluitend ten dienste stond van een agrarisch bedrijf, van agrarische zijde als ongewenst werd beoordeeld. De Advieskommissie heeft als taak: "het beoordelen van bouwaanvragen op de vraag of deze betrekking hebben op een agrarisch bedrijf." Het doel is onder andere om burgerbouw in het buitengebied tegen te gaan zodat problemen in verband met de toepassing van de Hinderwet worden voorkomen. Hiermee is de landbouw gediend. De Advieskommissie is samengesteld uit vertegenwoordigers van het sekretariaat van de Gewestelijke Raad van het Land bouwschap voor Noord-Brabant, de Hoofd-ingenieur Direkteur voor de Landinrichting, Grond- en bosbeheer alsmede van de Hoofdingenieur-Direkteur voor de Bedrijfsontwikkeling. Van de laatstgenoemde instantie zijn vertegenwoordigd medewer kers van het Konsulentschap voor de Rundveehouderij en Ak kerbouw, het Konsulentschap voor de Tuinbouw en van het Konsulentschap voor de Varkens- en Pluimveehouderij. Daarnaast is in de Kommissie als adviseur toegevoegd een ver tegenwoordiger van de Provinciale Planologische Dienst. Het sekretariaat van de Advieskommissie is gevestigd te Til burg, Spoorlaan 350. Werkwijze Het advies van de Kommissie is bedoeld als hulpmiddel bij de afweging van de verschillende belangen door het Kollege van Burgemeester en Wethouders. In de besluitvorming betrekt het Kollege verder de voorschriften van het bestemmingsplan en de voorschriften van de gemeentelijke bouwverordening. Omdat de Advieskommissie een agrarisch-technische kommissie is, betrekt zij in haar advisering alleen de agrarisch-technisch as- pekten van het bouwplan. Wanneer de Advieskommissie van een gemeente het verzoek ontvangt om haar te adviseren inzake een bepaalde bouwaan- vrage, wint de Kommissie informatie over het bouwplan bij de aanvrager in voordat tot advisering wordt overgegaan. De gehele informatie-inwinning is, evenals het advies, gericht op de beantwoording van de vraag of het voorliggende bouw plan betrekking heeft op een agrarisch bedrijf c.q. ten dienste zal komen te staan van een agrarisch bedrijf. 14 B. Stand uitgevoerd met drijfmestgrup. Bij het afkalven moet het rooster worden afgedekt anders is er gevaar voor verwonding van het pasgeboren kalf. Over het algemeen verdient strogebruik bij het afkalven de voorkeur. Het nadeel van drijfmestroosters is het moeilijke reinigen en ontsmetten. C. Stand met gesloten mestgang. 1Minder gevaar voor verwondingen van het kalf. 2. Gemakkelijk en goed te reinigen en tcontsmetten. HF SC HOT 2 y. Specialist Boerderijbouw, C.R.A. Tilburg Het laatste woord ligt bij de gemeente als het op de realisering van de bouwaanvrage aankomt. De Kommissie is in het algemeen van mening dat een bouwte kening niet gemist kan worden voor een goede beoordeling. Nadat het verzoek van de gemeente is ontvangen wordt de aanvrager uitgenodigd voor een gesprek met een lid van het sekretariaat van de Advieskommissie. Tijdens dit gesprek wordt de aanvrager in de gelegenheid gesteld om een toelichting op het bouwplan te geven. Belangrijke informatie kan hierbij zijn de afmetingen, de inrichting, de kapaciteit en de situering van het (de) op te richten gebouw(en) ten opzichte van eventueel bes taande bedrijfsgebouwen; het gebruik van de bij het bedrijf behorende gronden en dergelijke. Bij bedrijfsuitbreidingen op afstand wordt gevraagd naar het motief. Wanneer het voor de gewenste beeldvorming nodig wordt geacht, wordt door een vertegenwoordiger van de Advieskom missie de situatie ter plaatse opgenomen. Op basis van de ver kregen informatie wordt door de Kommissie een advies sa mengesteld. Vanaf de start van de werkzaamheden van de Kommissie tot eind 1978 werden ruim 4400 verzoeken tot advisering voorge legd. Geleidelijk aan zijn, op enkele uitzonderingen na, alle Noord-Brabantse gemeenten die over buitengebied beschikken, van de Advieskommissie gebruik gaan maken. Uit het bovenstaande zal blijken dat de Advieskommissie Agra rische Bouwaanvragen geen beslissingen neemt over het wel of niet verlenen van een bouwvergunning, doch een advies geeft over de landbouwkundige aspekten van een bouwaanvrage. Mede op basis van het verstrekte advies zullen de Kolleges van Burgemeester en Wethouders al of niet tot vergunning-verlening over gaan. De rationele veeteelt in Zeeland is, ondanks het feit, dat dit de meest overwegende akkerbouw provincie van Nederland is, met sprongen vooruit gegaan. De melkkontrole is de basis van de rundveefokkerij en het aantal koeien, dat hier onder valt is sinds 1950 tot 1978 gestegen van 2940 tot 9908, volgens het zojuist uitgeko men jaarboek 1978 van de rundveehouderij in Zuid-Hol land waarin ook de Zeeuwse gegevens verwerkt zijn. Dit laatste behoeft geen verwondering te wekken, daar geheel Zeeland is aangesloten bij het Centraal Laboratorium voor melkonderzoek te Hoornaar en ook bij de K.I. Vereniging Zuid West Nederland te Lexmond. De gemiddelde melkproduktie per koe is sinds 1950 gestegen 'van 4660 kg melk tot 5431 kg melk, het vetgehalte van 3,75% tot 3,98% en het eiwitgehalte met welk onderzoek men in 1959 is gestart van 3,29% tot 3,34%. Met dit resultaat is Zeeland no. 5 geworden op de landelijke ranglijst van de elf provincies. Het aantal vet-plus eiwitgrammen per koe per dag is gestegen van 1068 tot 1288 grammen en dit getal bepaalt de plaats op de landelijke ranglijst. Als wij de toestand per distrikt nagaan, dan zien wij, dat Wal cheren met 3845 koeien van 138 veehouders in de melkkontrole, waarvan er 1800 ingeschreven waren in de registers van het Koninklijk Nederlands Rundvee Stamboek, waarvan 1699 vol bloed S en 104 R het grootste distrikt in Zeeland is. De gemid delde produktie per koe per dag bedroeg er 1310 vet-plus ei witgrammen - O.Z. Vlaanderen kwam gemiddeld op 1358 gram met 1022 koeien, waarvan 414 in het Stamboek. Daarop volgden Schouwen-Duiveland met 1296 grammen en de Bevelanden met 1260. W.Z.-Vlaanderen stond het laagst. Van de in totaal in 1978 in de melkkontrole zijnde 10811 koeien - werden er van 9730 de lijsten berekend. De overige vielen uit omdat zij om de één of andere reden niet voldeden, b.v. te kort of te lang gemolken of verkocht of gestorven. Het gemiddeld aantal koeien per bedrijf was de laatste vijfjaar gestegen van 22,3 tot 29,0 en het aantal bedrijven was in die tijd afgenomen van 453 tot 373, dus de trend van vergroting van de veestapels en een vermindering van het aantal bedrijven, dat wij in het hele land tegenkomen, zien wij hier ook. Van het totaal aantal koeien in Zeeland was er in 1978 - 60,4% in de melkkon trole, zodat de mogelijkheid tot uitbreiding nog aanwezig is. Aan de melkkontrole mee doen kost geld, doch het is een groter luxe er niet aan mee te doen, zoals in het verleden maar al te vaak is bewezen. Het grootst aantal leden vinden wij op Walcheren n.l. 138 en het kleinst aantal in W.Z.-Vlaanderen nl. 38. Het grootst aantal melkkoeien per bedrijf vinden wij gemiddeld op de Bevelanden nl. 30,6, op de voet gevolgd door Walcheren met 30,4 en het geringst aantal weer in W.Z.-Vlaanderen met 24,9. Tholen staat er tussen. In totaal waren er in geheel Zeeland 3738 volbloed koeien (S) in het Stamboek ingeschreven en 292 Registerkoeien (R), d.w.z. dieren zonder erkende afstamming. Walcheren liep er uit met 1803 S plus R dieren van de 3845. Op Tholen was het Stamboek percentage het hoogst nl. 579 S en 30 R dieren van de totaal 1007 melkkoeien. Uit bovenstaande kunt U zien, dat Zeeland hard vooruit is gegaan, wat de kwaliteit van de melkveestapel betreft, zowel de produktie als wat het exterieur betreft. En al is de rundveestapel dan ook gering vergeleken bij andere provincies, mag de kwali teit er zeer zeker wezen. Ir. P. Verhoeven (Oud-Rijksveeteeltkonsulent)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1979 | | pagina 14