De maand mei op het
Zuidwestelijk landbouwbedrijf
Akkerbouw
o«
G,
M,
M ogelijk dat dit jaar door de late zaaitijd de
uien vrij snel boven stjian. Laat U daardoor
niet verleiden om een behandeling met Reglo-
ne of Gramoxone achterwege te laten: er staat
altijd meer onkruid dan U denkt. Men voor
komt er mee dat men na opkomst in moet grij
pen vóór het gewas 6 cm lang is en een bespui
ting verdraagt. Nadat de uien 6 cm groot zijn
kan Ramrod of Chloor IPC worden toegepast.
Let bij dit laatste middel op voor kort in de
omgeving staande gewassen als vlas en blauw-
maanzaad en bloeiende granen, graszaden en
augurken. Tegen reeds bovenstaande kleine
onkruiden kan ook Lironion toegepast worden.
Groter en afgehard onkruid is te bestrijden met
Lironion 5 liter Schering 11 E olie. Als
uiterste middel kan dan nog baat gezocht wor
den bij Actril of Certrol 20.
I n vele gevallen zal wat onkruidbestrijding
betreft gebruik gemaakt zijn van bodemherbi
ciden. Voor zover, bijvoorbeeld met het oog op
de aanwezigheid van gras als ondervrucht, van
Wintertarwe
Wintergerst
Zomergranen
Aardappelen
Suikerbieten
Uien
Erwten
D oor de zeer vele neerslag in de maand maart zijn alle voorjaarswerkzaamheden pas vrij
laat in de maand april op gang gekomen. Als oorzaak dient daarbij ook de door de vele
regen veroorzaakte slechte struktuur genoemd te worden. Onvoldoende geschikt droog
weer en te lang te natte onberijdbare grond maakten het onmogelijk om tijdig - enkele
weken voor het zaaien en poten - de kunstmest uit te strooien.
De totale schade door vorst, sneeuw en wateroverlast van de wintertarwe is gelukkig
beperkt gebleven. Wateroverlast en verslemping zijn daarbij de ergste gevolgen geweest.
Alleen een zeer beperkte oppervlakte met nieuwe buitenlandse rassen is uitgevroren. De
schade lijkt zich te beperken tot 1 a 1,5% van de ingezaaide oppervlakte. De inzaai van de
zomergranen is pas laat op gang gekomen, vanaf 9 april. Op veel bedrijven na Pasen, dus
na 16 april.
De struktuur van de grond viel tegen. Soms al met een vrij harde toplaag, terwijl de grond
onderin nog nat was. Op percelen waar men al zomergranen zaaide, liepen soms de
drainbuizen nog. Bij de bewerkingen wordt getracht de grond zo regelmatig mogelijk op
een gelijke diepte los te maken. Het ontstaan van kluiten was niet altijd te voorkomen.
Direkt fijnmaken was noodzakelijk. Onder zulke omstandigheden is af en toe een buitje
zeer welkom.
Op veel bedrijven is de kunstmest kort voor de voorjaarsgrondbewerkingen en het zaaien
uitgestrooid. In een aantal gevallen moet nu nog een tweede gift gestrooid worden. Tracht
dit voor aardappelen te doen na het aanaarden en bij voorkeur kort na opkomst. Daarmee
wordt voorkomen dat een groot deel van de kunstmest in de ruggen terecht komt. De kans
op groeiremming door een te hoge zoutkoncentratie is dan veel geringer. Bij suikerbie
ten is het mogelijk om de later gegeven stikstof door schoffelen nog wat in te werken.
Het planten van knolselderij moet nauwkeurig gebeuren. Zorg dat de grond 10 cm los is. Gebruik
alleen stevige planten
D e wintertarwe geeft een grote achterstand
in ontwikkeling te zien. Na 20 a 25 mei zal
het tweede deel van de totale N-gift gestrooid
moeten worden. Dit is 60 kg N. Bij een te
geringe ontwikkeling en/of te schrale stand
kan een iets hogere gift gewenst zijn. Ook wat
vroeger strooien is dan aanbevelenswaardig.
Bij een welige stand kan het gewenst zijn de
tweede N-gift te beperken. Eventueel kan wat
later gestrooid worden. De meest juiste tijd in
andere jaren is om eind april/begin mei CCC
bij wintertarwe toe te passen. Mogelijk zal dit
nu door de trage ontwikkeling wat later zijn.
De juiste tijd is het moment waarop in een
beperkt aantal stengels de eerste knoop voel
baar is. Dit is stadium 5 op de schaal van Fee-
kes (einde uitstoeling).
Toepassing van CCC op de rassen Arminda.
Donata en Durin is minder nodig omdat het
stro steviger is. Alleen op (veel) te zware ge
wassen kan het nut hebben. Voor de andere
rassen is 1,5 a 2 liter vrijwel steeds voldoende
voor een goed resultaat. Er is een grote be
langstelling geweest om rode klaver en Engels
raaigras in te zaaien. Thans kan nog Italiaans
raaigras ingezaaid worden.
Voor distels kan nog vrij laat met MCPA ges
poten worden. Bestrijding van klein hoefblad
lukt meestal onvoldoende met MCPA. In de
nazomer zijn daarvoor meer en betere moge
lijkheden met sterkere middelen mogelijk.
De wintertarwe wordt vrijwel steeds als voor-
vrucht voor suikerbieten en aardappelen ge
bruikt. Dit zijn in tegenstelling met vroeger
geen echte hakvruchten meer. De onkruidbes-
trijding moet wat deze gewassen betreft nu al
beginnen in de granen. Een chemische on-
kruidbestrijding in de granen zal veelal minder
kosten dan later het wieden in de suikerbieten
of aardappelen in handkracht.
Thans is het gewas nog klein en weinig ont
wikkeld. Zou door een snelle groei nog meel
dauw voorkomen, dan kan een bestrijding zin
vol zijn. Het gezond houden van het bovenste
blad is daarbij het belangrijkste punt. Voor
meeldauwbestrijding is Bayleton het meest
aangewezen middel. Van de rassen die zeer
vatbaar zijn voor gele roest is maar een zeer
beperkte oppervlakte uitgezaaid; misschien
wel minder dan 5%. Bij optreden van gele roest
is eveneens een bestrijding met Bayleton ge
wenst zodra U in Uw eigen perceel haarden
vindt. Voorbehoedend spuiten heeft geen en
kele zin. Het gezond houden van het bovenste
blad is hierbij ook weer van grote betekenis.
Met het middel Bayleton hebben we thans een
middel waarmee we gelijktijdig de meeldauw
De bedrijfsvoorlichters C.A.R. Goes: M. V3I1 GdStcl, ing. F. V3I1 HoiltS.
ok dit gewas is erg laat in ontwikkeling. Dit
jaar is waarschijnlijk 15 a 20 mei het meest
geschikte tijdstip voor het tweede deel van de
stikstofgift. Er is echter een groot verschil in
stand en ontwikkeling. Ga dus wat tijdstip en
hoeveelheid betreft uit van de situatie op het
perceel zelf.
Kontroleer ook wintergerst op schimmelziek
ten. Bij optreden van oogvlekkenziekte kan de
eerste helft van mei met systemische fungiciden
gespoten worden. Waar meeldauw, dwergroest
of de bladvlekkenziekte Rynchosporium van
betekenis voorkomt kan Bayleton ingezet wor
den. Meestal zal met een éénmalige behande
ling kunnen worden volstaan, het meeste effekt
heeft dan'een behandeling tegen het in aar
komen.
oor de zomergranen, zomertarwe, zomer-
gerst en haver js door de late zaai de mogelijk
heid voor het bereiken van een hoge opbrengst
minder gemakkelijk bereikbaar geworden.
Voor zomergerst is een tweede N-gift onge
wenst, zeker voor brouwgerst. Dit maakt de
kans op het optreden van legering en doorwas
te groot. Het eiwitgehalte wordt er door ver
hoogd, wat ongunstig is voor de brouwkwali-
teit.
Bij zomertarwe en haver werkt een tweede N-
gift gunstig. 40 a 50 kg N/ha zal vrijwel steeds
voldoende zijn. Als tijdstip zullen we aan
moeten houden eind mei/begin juni. Bij zo
mertarwe en haver kan toepassing van CCC
zinvol zijn Bij zomertarwe is 1 a 1,5 liter in
stadium 5 volgens de schaal van Feekes nodig.
Bij haver circa 3 liter wanneer het gewas onge
veer 35 40 cm hoog is.
Het kan eventueel noodzakelijk zijn een bes
trijding tegen de meeldauw uit te voeren. Voor
zomergerst is in dit geval Bayleton en Calixin
beschikbaar. Voor haver Milgo E en Calixin.
- j In het vroege stadium is een chemische on-
en de gele roest kunnen bestniden. nxlAr r n
kruidbestrijding met DNOC of Basagran mo
ll et maken van aardappel ruggen
is een nauwkeurig werkje
gelijk. In een later stadium kan een behande
ling met MCPA tegen distels en met
jpÉii
MCPA/MCPP tegen klein hoefblad zinvol
zijn. Bij aanwezigheid van klein hoefblad plus
andere onkruidsoorten is een breedwerkend
middel als Certrol Combin op zijn plaats.
etracht moet worden de aardappelruggen
in een zo gering mogelijk aantal bewerkingen
op hoogte te brengen. Zojrg er ook voor dat het
tweede deel van de N-bemesting niet in de rug
terecht komt. Strooien na de rugopbouw en zo
mogelijk kort na opkomst verdient de voor
keur. Vermijd het
maken van kluiten, deze vindt U bij het rooien
terug. Bij het frezen niet dieper gaan dan waar
de grond voldoende droog en goed bewerkbaar
is.
De chemische onkruidbestrijding met een bo
demherbicide dient toegepast te worden na de
laatste maal aanaarden zodra de grond wat
bezakt is. De grond moet enigzins vochtig zijn.
Alleen door opname via het bodemvocht kun
nen de middelen hun dodende werking op de
kiemende onkruidplantjes ook werkelijk uit
voeren. Nadien moet niet meer in de grond
gewerkt worden.
Ook kan gespoten worden kort voor de op
komst bijvoorbeeld met Sencor of Patoran
DNOC. Ook bij deze methode worden de beste
resultaten geboekt als na het poten snel is aan
geaard.
eer en meer gaat men er toe over om op
een ruimere afstand in de rij te gaan zaaien. Dit
brengt wel wat grotere risiko's met zich mee.
Bij een te dunne opkomst van bijvoorbeeld
45.000 tot 60.000 planten per ha kan niets meer
aan die stand worden verbeterd. Beneden dit
aantal zal in verband met onregelmatige stand
veelal overgezaaid moeten worden. Bij een
dikkere stand zal nog wat nagedund of gekor-
rigeerd moeten worden.
Algemeen wil men de suikerbieten met zo
weinig mogelijk handwerk gaan telen. On
danks dat is men toch nog bereid om in mei en
juni een aantal beschikbare arbeidsuren te ge
bruiken om de bieten onkruidvrij te maken en
zo mogelijk nog wat in de rij op stand te korri-
geren. Het is gebleken dat bij een te dichte
stand het aantal kleine bietjes dat door alle
zeven en transporteurs valt sterk toeneemt.
Ook de ongelijke kophoogte en de grotere
hoeveelheid tarra (grond- zowel als koptarra)
zijn ongunstige gevolgen. De twee laatstge
noemde punten kunnen dan via de tarrarege-
ling wel eens veel geld kosten. Ieder daarvoor
beschikbaar en gebruikt arbeidsuur mag dan
ook als zinvol beschouwd worden.
Op veel percelen zal in verband met mogelijke
zoutschade de tweede N-bemesting pas na op
komst van de suikerbieten gegeven worden.
Inwerken of inschoffelen is niet noodzakelijk
maar wel gewenst. Dit is wel noodzakelijk als
korstvorming reeds aanwezig is.
Dank zij de regelmatige vochtvoorziening de
eerste weken na de toepassing van Pyramin
mag aangenomen worden, dat bij de eerstge-
zaaide bieten zich rond de opkomst weinig
moeilijkheden zullen voordoen wat het on
kruid betreft.
Wanneer er echter bij laat zaaien ook nog een
periode volgt met droog weer, is de kans op een
teleurstellende werking van Pyramin erg groot.
Vooral in die gevallen dient men goed na te
gaan of er bij en kort na de opkomst al onkruid
is*. Als dit het geval is, moet men tijdig met
Betanal spuiten. Geleidelijk aan is dit een vrij
normale maatregel geworden. Het effekt van
de werking van Betanal kan nog versterkt
worden door toevoegingen. Hiervoor kunnen
meerdere mogelijkheden genoemd worden als:
6 liter Betanal 2 kg Pyramin, 6 liter Betanal
3 kg Pyramin, 6 liter Betanal 0,75-1 kg
Venzar. Een toevoeging van max. 3 liter Sche
ring II E olie kan gunstig werken maar kan ook
verbrandingsverschijnselen teweeg brengen.
Het is thans nog rustig met de bladluizen. Er
werd weer wat minder Temik gebruikt. Wees,
zeker op percelen zonder Temik, attent op het
voorkomen van bladluizen. Let op de even
tuele waarschuwingen. Pirimor, Meta Systox R
en demefïon zijn dan de meest geschikte mid
delen.
Let bij de opkomst op het voorkomen van bie
tekevertjes. Men kan deze bestrijden met 2 liter
parathion 25% per ha. Laat in de avond toe
passen.
Let op de wilde bieten. Bieteplantjes die tussen
de rijen voorkomen dienen zo snel mogelijk
vernietigd te worden. Houd dit ook in de gaten
op percelen waarvan men weet dat er wilde
bieten voorkomen, in andere gewassen dan
bieten.
12