Beregening van grasland Omdat registratie op een varkensfokbedrijf zo belangrijk is Rundvleestekort in U.S.A. D e Amerikanen hebben momenteel te kampen met een nog steeds stijgende rundvleesprijs. In een land dat worstelt met een voorthollende inflatie is dat voor de regering een vervelend feit. De veehouders waren er wel bij. Sinds de eerste drie maanden van dit jaar steeg de rundvlees prijs met 9% en er wordt verwacht dat tegen het einde van dit jaar de prijs zelfs met 25% zal zijn gestegen. W. Limbeek V oor het verkrijgen van een goede grasproduktie is gedurende de zomermaanden een goede vochtvoorziening van het gras noodzakelijk. W ing. A.G.M. Albers, H Hoe vlees duur wordt De varkenshouders en hun marktpartners C.R.A.-Tilburg Voor een goede grasopbrengst zijn n.l. grote hoeveelheden water nodig. Grasland verdampt gemiddeld 500 mm water per ha in het groeiseizoen. Dit is 5000 m3 water per ha. Gemiddeld valt er in Nederland in het groeiseizoen ongeveer 300 mm regen. Een tekort dus van 150 mm. Gedurende de zomermaanden zou de grond in staat moeten zijn om deze 150 mm vocht tekort aan het gras te kunnen leveren. Dit geldt voor een normaal jaar. In droge jaren kan het vocht tekort oplopen tot wel 250 a 300 mm. Hoe vindt nu de vochtleverantie door de grond plaats? 1. Door de hoeveelheid vocht die direkt door de graswortels aan de grond wordt onttrokken. Bij grasland vindt de groot ste vochtopname uit de grond plaats in de bovenste 50 cm. Het komt er dus op neer dat zeker in de bovenste 50 cm. van de grond geen storende lagen of een te sterke verdichting van de grond mag voorkomen. De grond moet dus minstens tot op een diepte van 50 cm. intensief doorwortelbaar zijn. 2. Door de hoeveelheid vocht dia via capillaire opstijging van uit het grondwater beschikbaar komt. Deze hoeveelheid wordt sterk bepaald door de diepte waar op het grondwater voorkomt. Wil het grasland over capillair water kunnen beschikken dan mag het grondwater in de zomer niet dieper wegzakken dan 100 - 120 cm. beneden maaiveld. Is dit dieper dan bereikt het opstijgende water de wortels onvoldoende. Verder is de capillaire opstijging afhankelijk van de grond soort en de samenstelling van de ondergrond. Hoeveel vocht kan de grond leveren? De Brabantse zand- en rivierkleigronden kunnen per dm. grondlaag gemiddeld 10-15 mm vocht leveren. Bij een bewor- telingsdiepte van 50 cm. betekent dit dat in het voorjaar 50 - 75 mm water voor het gras in de bovengrond aanwezig is. Op gronden met een bewortelingsdiepte van 50 cm en minder en een grondwaterstand dieper dan 100 cm. is het grasland geheel aangewezen op het hangwater in de bovengrond. Voor een ongestoorde groei is deze hoeveelheid te gering en is aanvulling noodzakelijk. De enige manier om deze aanvulling te geven is via beregening. Op gronden met een humeus dek van dikker van 50 cm, lemig fijn zand in de ondergrond en een grondwaterstand van 100 cm en minder beneden maaiveld in de zomer, de z.g. grondwaterprofielen, zal aanvulling meestal niet nodig zijn. Wanneer beginnen met beregenen? Een goed uitgangspunt om met regenen te beginnen is zodra 50% van de maximale vochtvoorraad in de laag van 0 - 30 cm is verbruikt. Het vochtgehalte van de grond kan op het oog en het gevoel worden beoordeeld. Wanneer zandgrond voldoende vo.chtig is, is er een goede samenhang tussen de gronddeeltjes. Zodra de grond zijn samenhang verliest is beregening noodza kelijk. Hoeveel water moet er gegeven worden? anneer op tijd wordt beregend is in het algemeen een sproeiwatergift van 25 mm per keer voldoende. Alleen als de grond sterk is uitgedroogd is een grotere watergift nodig. Als b.v. bij aanhoudende droogte de ondergrond te droog zou worden, is het aan te bevelen om de volgende keer de watergift te verhogen tot b.v. 30 a 35 mm. Kleigronden geeft men per keer liefst niet meer dan 20 mm water. Bij grotere giften zakt het meerdere water door de verschillende scheurtjes in de grond naar beneden en heeft zodoende weinig of geen effekt op de groei van het gras. Kleigronden moet men vaker beregenen met wat kleinere giften per keer. Een veel voorkomende fout die gemaakt wordt is dat men te laat begint met beregenen. Bij sterk drogend weer moet men vooral de percelen welke een flinke snede gras hebben gegeven op tijd weer beregenen. Hoe meer gras hoe hoger het waterverbruik. Bij de eerste regen druppels wordt vaak met beregenen gestopt. Meestal is dit fout omdat er soms minder regen valt dan men verwacht. Het is dus beter de beregening niet te onderbreken voor een klein regenbuitje. De kapaciteit van de installatie moet zo groot zijn dat gemiddeld binnen een week lot 10 dagen de gehele te beregenen opper vlakte kan worden beregend. Het 's nachts beregenen heeft voordelen in verband .met besparing aan stroomkosten. betere verdeling van het water (minder wind) en geringere verdamping dan overdag. Op gronden met een noodzakelijke aanvulling van vocht is beregenen een goede zaak en het blijft een feit "Begin met beregenen op tijd dan heb je het meeste profijt". Konsulentschap voor de Varkens- en Pluimveehouderij voor Noord-Brabant en Zeeland. et kan elke varkensfokker bekend zijn, dat een van de knelpunten op het bedrijf ongetwijfeld te maken heeft met de vruchtbaarheid van de dieren. Als het facet "tussen- worptijd" daaruit nader wordt belicht, dan kan vastgesteld worden, dat bij de huidige bedrijfsvoering en bedrijfssyste men de tussenworptijd ongeveer 182 dagen zou moeten zijn, opgebouwd uit 115 dagen dracht, 39 dagen zoogpe- riode spenen op 5 Vi week), 28 dagen gemiddelde gust, totaal 182 dagen. In bovenstaand voorbeeld, zou het mogelijk zijn 2 worpen per zeug per jaar te realiseren. (2 x 182 dagen is 364 dagen). Het zijn slechts een gering aantal bedrijven waar dit mogelijk is. Uit de cijfers van de technische administratie, afgesloten no vember 1978, bleek weliswaar een verbetering, maar was het aarltal worpen niet hoger dan 1,89 per zeug per jaar. Dit wil zeggen dat op bedrijven waar de biggen op 5 V2 week gespeend worden, het aantal gustdagen niet 28 doch 39 dagen was. De oorzaken hiervan kunnen legio zijn. Vast staat dat door een goede registratie, een doelgerichte kont-röle kan plaats vinden. Daardoor kunnen "terugkomers" beter worden onderkend en tijdig worden afgevoerd, waardoor de gustdagen verminderen. Meerdere voorbeelden zouden kunnen worden aangehaald (b.v. het aantal terugkomers na de eerste of tweede dekking) waaruit blijkt, dat verbeteringen het gevolg zijn van een goede registra tie. Een hulpmiddel voor de registratie is de in omloop zijnde zeu- genkaart. Bedoelde kaart kon door de zeugenhouders worden gekocht. Hoewel de kosten erg laag waren, was dit voor sommigen mis schien nog een belemmering dit hulpmiddel te gebruiken. Door het Konsulentschap voor de Varkens- en Pluimveehou derij te Tilburg en de Prov. Gezondheidsdienst voor Dieren te Boxtel, is de kaart aangepast aan de hedendaagse bruikbaar heid. Er is o.a. plaats ingeruimd voor vermelding van (aujesz- ky)-entingen, aanvangende bij-de opfokzeug. Om elke belemmering voor het gebruik weg te nemen hebben bovengenoemde diensten gemeend de kaart kostenloos be schikbaar te moeten stellen aan hen die ze gebruiken en er mee willen werken. KONSULENTSCHAP VD VARKENSHOUDERIJ-TILBURG TEL.013-678755 GEZONDHEIDSDIENST VOOR DIEREN IN NOORD-BRABANT - BOXTEL TEL.04116-73951 ZEUG nr AFSTAMMING PRESTATIETOETS TATOUEERNUMMER V nr. LEEFTIJD GEBOORTEDATUM Ras GROEI RAS'KRUISING Mnr SPEKDIKTE AAKK00PDATUM Ras INDEX HERKOMST DATUM AfVOER 2EUG REDEN Ie worp Ie enting ziekte van aujes/ky 2e worp 2e 3eworp Se 4e worp Ie vlekziekte Seworp 2e 6e worp 7e worp Be worp ZORG VOOR REGELMATIGE BEHANDELING TEGEN SCHURFT EN WORMEN Zoals altijd schreeuwen de konsumenten weer moord en brand en smeken "Washington" om wat aan dat "onrecht" te doen. Gelukkig is men daar door schade en schande wat wijzer ge worden. Het ministerie van landbouw wijst er op dat akties als vleesloze dagen, boycots, prijsbeheersing en dergelijke alleen maar een averechts effekt zullen hebben. De hoge prij zen zijn juist de beste manier om de boeren te stimuleren meer vee te houden. Op zo'n manier zal de veestapel weer tot een omvang kunnen komen zoals b.v. vier jaar geleden toen de vleesprijzen waren gedaald tot een absoluut minimum. Het Witte Huis heeft een prijskontrole abso luut van de hand gewezen, want het was juist President N ixon's beslissing om de vleesprijzen te bevriezen in 1973 die er nu de oorzaak van zijn dat er een vleestekort is. De prijzen werden bevroren, maar het zelfde ging niet op voor de kosten die de veehouder moest maken. Er was geen droog brood meer te verdienen aan mest- vee en zodoende waren er heel wat agrariërs die de veehouderij voor gezien hielden. De 1 1 Gemiddelde vleesprijs per Ib in maart '79 GROOTHANDEL 9c TRANSPORT NAAR ^9VM| 2cSLACHTHUISKjflMBjfl Ut BOERENPRIJS per netto gewicht 1 S1.47 per Ib TIME Chart by Nigel Holmes nationale veestapel liep terug van 132 miljoen stuks tot 110 miljoen terwijl nu de prijzen als een boemerang zich tegen de overheidsmaa tregelen keerden. Toch is de prijs nog maar sinds kort weer van dien aard dat 't ook voor de veehouder tijd wordt om serieus te gaan overwegen in de mesterij uit te breiden of opnieuw te beginnen. Overigens zal een positieve beslissing de prijs nog verder opdrijven want dan zal veel vee worden aangehouden voor fokdoeleinden wat de vleesschaarste nog zal doen toenemen. Op die manier voorziet men tot 1982 een hoge vleesprijs. want kalveren die nu geboren wor den zullen niet eerder geslacht worden dan over 3 jaar omdat veel boeren de gewoonte hebben eerst één a twee maal een kalf uit een koe te winnen. De konsumenten wordt geadviseerd om intus sen dan maar meer varkens en kippenvlees te eten want daarvan werd vorig jaar maar liefst 20% meer geproduceerd zodat verwacht mag worden dat de prijs van deze produkten juist zal dalen. Prijzengat tussen producent en konsument Z/ oals steeds staat de boerenprijs in geen en kele relatie tot de prijs die de konsument in de winkel moet betalen. In het bijgaande staatje is schematisch weergegeven hoe in Amerika een pond vlees in kosten stijgt naarmate het verder van de producent afkomt. Aan dit rapport ontlenen wij o.m. het volgende: In de varkenshouderij werd in 1973 (het jaar van onderzoek) ca. 4,5 miljoen ton mengvoer verbruikt, waarvan 3,1 miljoen ton in de mesterij. - De mengvoedermarkt blijkt een echte rela tiemarkt te zijn: van de bedrijven die al meer dan 5 jaren achtereen varkens hielden, kocht 80 k 90% reeds gedurende meer dan 5 jaar van dezelfde voerleverancier. - Voor 27% van het varkensvoer gold een kontraktuele afnameverplichting: in de mesterij was dat duidelijk meer (33%) dan in de zeugenhouderij (14%). - In 1973 werden bijna 400.000 fokvarkens geproduceerd, 10 miljoen mestbiggen en eveneens 10 miljoen slachtvarkens. - Van de totale produktie van fokvarkens bleek 54% te bestaan uit bedrijfsinterne "le- Deze publikatie kan uitsluitend worden besteld door overschrijving van 10,— op postrekening no. 41.22.35 t.n.v. het Landbouw-Ekonomisch In stituut te Den Haag. Vermeld dient te worden: "Zend Publikatie no. 2.109". veranties", nog eens 19% betrof direkte transakties tussen varkenshouders onder ling. - Voor mestbiggen waren de bedrijfsinterne leveringen van veel geringere betekenis, nl. 18% terwijl de transakties tussen varkens houders onderling 22% omvatten. - Circa driekwart van de afzet af-boerderij van slachtvarkens ging naar verwerkende be drijven: de varkenshandel speelde daarbij een belangrijke bemiddelende rol. - Ongeveer 40% van de slachtvarkens werd kontraktueel afgezet. In het rapport wordt ook aandacht besteed aan de opbouw van de produktiekolom en de daarbij betrokken kategoriën van bedrijven. Voorts wordt een globaal beeld geschetst van de koni- merciële relaties tussen de onderscheiden groepen van bedrijven, (april 1979).

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1979 | | pagina 11