t f Mechanisatie vóór, tijdens en na het poten van aardappelen t 4v E r wordt steeds meer aandacht gevraagd voor de kwali teit van de aardappel en de daarvoor noodzakelijke teelt techniek. In het voorjaar kan dit worden toegespitst op: B I n de laatste jaren hebben verschillende bewerkingen die na het poten werden uitgevoerd, problemen opgeleverd. De oor zaken daarvan waren afwijkende rijenafstanden en vooral de toepassing van werktuigen met een niet passend aantal ele menten. Daardoor ontstaan ruggen van verschillende grootte, op uiteenlopende afstanden en niet recht boven de gepote knollen. Afstemming werkbreedte pootmachine en verzorgingswerktuigen t1 f i" t t t tit t. I f t t t t t t t t i f t t Ing. J.T. Andringa Tweerijig poten V i 1 V s Y V A V V V A 3 Vierrijig poten 1 Ir v A 1 JE> - grondbewerking en pootbedbereiding; - poten en verzorgen; - werkbreedte en afstemming werktuigen. Een goede werkmethode is maatgevend voor de groei van het gewas en de kwaliteit van de oogst. Grondbewerking en pootbedbereiding -A ardappelen stellen hoge eisen aan de grond. Dit geldt vooral voor de struktuur en de waterhuishouding, omdat het wortel stelsel van aardappelplanten zwak is. Op klei-, löss- en zavelgrond vraagt pootbedbereiding aanzien lijk meer zorg en moeite. Hier gaat het altijd om het maken van een goed verkruimelde toplaag en een regelmatige werkdiepte. Juist op deze hoofdzaken is er de laatste jaren veel mis gegaan. De beste getuigen daarvan waren de talrijke kluiten die bij het rooien op de machine kwamen en dan de nodige problemen veroorzaakten! Soms is het aantal en/of gewicht van de kluiten nagenoeg even hoog als de knolopbrengst. Poten en verzorgen Om te beginnen moet het pootbed vrij van kluiten zijn. Daartoe zal de grond bewerkt moeten worden tot een diepte waarop hij goed te verkruimelen is. Let hierbij vooral op de vochtige on dergrond! Deze laat zich niet verkruimelen en is bovendien gevoelig voor versmeren. De kans op versmeren van vochtige ondergrond neemt toe naarmate de bewerkingsintensiteit en de tandsnelheid hoger zijn. Daarom kan een lage rijsnelheid in kombinatie met een hoge tandsnelheid van een aangedreven werktuig kwalijke gevolgen hebben. Er zal dus uitsluitend goed verkruimelbare grond moeten worden bewerkt. Ieder goed werktuig kan daarop nauwkeurig worden afgesteld. Beter een dunne, losse laag zonder dan een dikke laag met versmering. Om de poters te bedekken is ca. 6 cm losse grond voldoende. De poters dienen rondom in goed verkruimelde, iets vochtige grond te worden afgelegd. In deze stroken, met een breedte van 35 a 40 cm, wordt na het poten geen bewerking meer uitgevoerd: daarom moeten ze absoluut vrij van kluiten zijn. ij het poten zal men vooral moeten letten op een juiste en op een regelmatige diepte. De pootdiepte wordt op zwaardere gronden vooral bepaald door de diepte van het pootbed. Ook onder de poter zal enige, goed verkruimelde grond aanwezig moeten zijn. Deze laag - tussen poter en vaste ondergrond - heeft bij voorkeur een dikte van 1 a 2 cm. De normale pootdiepte is: bovenkant poter juist onder het maaiveld. Op zandgrond waar wordt beregend, iets dieper poten. Op het voor het optreden van Rhizoctonia gevoelige gronden wordt zeer ondiep gepoot om aantasting door deze ziekte te beperken. De juiste en gelijkmatige pootdiepte laat vaak te wensen over. Daardoor ontstaan o.a. verschillen in gewasont wikkeling en in hoeveelheden grond die bij de oogst verwerkt moeten worden. Per cm dieper poten moet bij het rooien ca. 100 m3 grond per ha meer worden verwerkt. De pootdiepte wordt ingesteld met de vorentrekkers. Bij goede pootmachines zijn deze aan parallellogrammen bevestigd en voorzien van een geleidewiel per element. Door deze konstruk- tie wordt de pootdiepte niet beïnvloed door het gewicht en de vullingsgraad van de pootmachine. Nu de centrale voorraad- bakken met een grotere inhoud steeds meer worden toegepast, is dit punt belangrijker dan vroeger. Uiteraard zullen alle rijen even diep moeten worden gepoot. De aanaard- en toedekschij- ven mogen alleen verkruimelde grond tot ruggen vormen. Het is gebleken dat ook aandacht nodig is voor een gelijkmatige rijenafstand. Dit geldt zowel voor de pootmachine als voor de aansluiting van de werkgangen. Het laatste is een groter pro bleem dan het eerste. Uit het onderzoek naar rooiverliezen is gebleken dat de aansluitrijen veelvuldig afwijkingen vertonen. Daarom moeten aanwezige markeurs goed worden afgesteld. Verschillende pootmachines hebben echter geen markeurs. Er wordt dan op de sporen van de trekker of op die van de poot machine gereden. Óp zichzelf is dat wel mogelijk maar dan moet de spoorbreedte wel juist zijn. Dat is dikwijls niet het geval! Talrijke trekkers staan niet precies op 1.50 m spoorbreedte en pootmachines vertonen ook afwijkingen. Vanzelfsprekend zal dit in orde moeten zijn voordat men gaat poten. Iedere teler moest dit eens nameten. Een nauwkeurige rijenafstand is van groot belang met het oog op de volgende bewerkingen, zoals schoffelen, aanaarden, rijenfrezen, looftrekken, loofklappen en rooien. Een minimum eis bij de rugvorming is wel dat de ruggen recht boven de gepote knollen worden gevormd. Als genoemde punten in orde zijn zullen rooiverliezen, knolbeschadiging en kans op groene knollen geringer zijn. Werkbreedte en afstemming werktuigen Het is dan onmogelijk geworden om het best mogelijke werk te leveren met o.a. loofklappers, looftrekkers en rooimachines. In dit verband is het gewenst om de grondrugjes die tussen de aanaardschijven blijven staan (midden van de geul), met een tand of een aanaarder, die aan de pootmachine is bevestigd, weg te halen. Veel problemen kunnen worden voorkomen door een goede teeltechniek te kombineren met werktuigen die bij elkaar passen wat werkbreedte en aantal elementen betreft. Het vol gende staatje geeft hiervan een overzicht. Afstemming aantal rijen/elementen van pootmachines, verzor- gings- en oogstwerktuigen. Poten Aanaarden Rijenfrezen Schoffelen 3 5 7 Loofklappen Looftrekken 2 2 of 4 2 of 6 Rooien 1 of 2 1 of 2 of 4 1 of 2 of 3 Het in deze tabel aanbevolen aantal elementen of rijen komt voort uit het feit dat aansluitrijen veelvuldig afwijken, terwijl de rijenafstanden binnen een werkgang voldoende nauwkeurig kunnen zijn. Na tweerijig poten kan het beste een aanaarder of een rijenfrees met drie elementen worden gebruikt. Daarmee wordt dan uiteraard dezelfde werkgang als die van de pootmachine gevolgd. De aansluitrijen worden dus tweemaal bewerkt. Na vierijig poten past uitsluitend een frees of aanaardgamituur met vijf elementen: naar keuze kan men twee- of vierrijig loof verwij deren. Als men drierijig wil rooien moet er zesrijig worden gepoot. Een vierrijige looftrekker past niet goed nadat met een tweerijige machine is gepoot. Deze en soortgelijke afstemmingsproblemen komen nogal eens voor; bijvoorbeeld: een teler poot tweerijig en een loonbedrijf konjt met een vierrijige looftrekker. Indien de afstand tussen de aansluitrijen ook nauwkeurig 75 cm bedraagt, zijn er uiteraard minder problemen te verwachten. Vastgesteld is evenwel, dat hierover in en door de praktijk te optimistisch wordt gedacht. IN 'T KORT Bij de voorjaarswerkzaamheden met betrekking tot de aardappelteelt speelt de mechanisatie een grote rol. We kunnen gelukkig beschikken .over een groot sor timent goede en doelmatige werktuigen. Het gaat er nu vooral om deze werktuigen op een goed tijdstip en op de juiste wijze toe te passen. Uit onderzoek en praktijk is gebleken dat een aantal punten aan de aandacht van telers en loonbedrijven is ontsnapt. De gevolgen daarvan hebben velen onder vonden; variërend van rooibeschadiging, kluiten en veel grondverzet tot teleurstellingen met looftrekken, loofklappen en veel rooiverliezen. Om de gewenste kwaliteit te behalen zal meer aan dacht aan de teelttechniek moeten worden besteed. Vóór en tijdens het poten wordt de basis gelegd. Daarna laat het gewas zien of die goed is geweest. Blijvende aandacht voor de kwaliteit van het werk is niet vrijblijvend maar noodzakelijk. Konsulentschap voor Landbouwwerktuigen en Arbeid V A A Na tweerijig poten passen aanaarders, rijenfrezen en schoffelmachines met drie elemen- Eerst werkgangen A bewerken; daarna B. ten. A V Y NJ' y7\__/7Y A A hj -W Na vierrijig poten passen aanaarders, rijenfrezen en schoffelmachines met vijf elementen. Zowel na twee- als na vierrijig poten moeten dus telkens de werkgangen van de pootma- Eerst werkgangen A bewerken; daarna B. chine worden gevolgd om de ruggen recht boven de poters te vormen.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1979 | | pagina 9