Tegels trotseren
de tand des tijds
x
k
Sr
De Nederlandse korenmolen
W
T
I n oude huizen waar gedeelten van muren worden weggebroken of dichtgemetselde
schouwen in ere worden hersteld, komen ze soms tevoorschijn. Oude tegels, waarvan het
bestaan vergeten was, vuil en vaak gebarsten, maar niettemin waardevol voor hen die ze
verzamelen.
R eeds in het Oudsteentijdperk kent de mens in vele landen de wrijfstenen,
waartussen granen en zaden fijngemalen worden. Er is dan een platte on
dersteen waarop het graan wordt gelegd (de ligger). Daarop komt een
"loper" waarin twee gaten zaten. In die gaten kwamen handvaten, zodat de
steen heen en weer bewogen kon worden. Later is er maar één handvat, zodat
de steen rond gedraaid werd. De uitvinding van twee ronde molenstenen op
één spil is tegen het einde van de Bronstijd op allerlei plaatsen gedaan.
Meestentijds kiest men als steensoort basalt. De middellijn is ongeveer 50 cm
en de stenen zijn 5 cm dik. Daarna gaat de ontwikkeling verder. De loper
wordt gegroefd, er komen molens waar men omheen kan lopen en waarvoor
men trekdieren spannen kan.
A
Opkomst en ondergang
Tegenwoordig, nu de vraag naar antiek zich ook uitstrekt tot deze kunstvormen, worden
er zelfs wel nieuwe tegels "oud" gemaakt en als antiek verkocht. Meestal vliegt de leek er
wel in en waant zich in het bezit van iets dat in voorbije eeuwen werd gemaakt. We spraken
hierover met een antiquair die men met een gerust hart tegels voor kan leggen, hij heeft er
verstand van.
HERKOMST
"7
zL/ ijn onze beroemde Oudhollandse tegels
werkelijk zo oerhollands als bijvoorbeeld onze
molens?" vroegen we.
"Nee. zeker niet. Het ontstaan van tegels is
helemaal geen Nederlandse vinding. Tegels en
ook ander aardewerk zijn al bekend van vóór
de negende eeuw, hun oorsprong ligt hier ver
vandaan, in het nabije oosten. In Perzië waren
ze erg populair, en de mohammedanen heb
ben, toen ze hun godsdienst gingen versprei
den. heel wat cultuurelementen overgenomen,
daarbij behoorde ook het maken van tegels."
"Maar hoe kwamen ze dan in ons land?"
"Via Noord-Afrika en Spanje. En zo verder
naar de Zuideuropese landen, er was zelfs een
stapelplaats op Majorca, en daar vandaan
kwam het zogenaamde majolica-aardewerk
Italië binnen. Iedereen die ze voor het eerst zag
vond ze prachtig. Iedereen wilde ze hebben,
hoewel ze aanvankelijk alleen door rijke han
delaren en de adel konden worden aange
schaft. In ons land komen ze pas in de eerste
helft van de zestiende eeuw voor. In 1612 was
er wat de tegelbakkers betreft een inschrijving
in de gildeboeken van Rotterdam, een paar
jaar later ook in Delft.
DELFTS AARDEWERK
"Q
O taat het beroemde blauwe aardewerk uit
Delft ook in verband met de tegels?" Ja, de met
blauw beschilderde tegels, die heel erg in
zwang kwamen staan daarmee in verband,
maar ook hiervan is de oorzaak ver van ons
land te zoeken. Dat komt omdat de handels
schepen van die tijd niet alleen specerijen
meebrachten uit allerlei verre landen maar ook
Chinees porselein. Dat was vaak versierd met
blauwe motieven en dat vonden de Hollanders
mooi. Dus was de blauwe porselein enorm
populair hier, vooral omdat het met zoveel
moeite verkregen was, want een zeereis in die
dagen was geen kleinigheid, en lang niet alle
schepen kwamen weer thuis. De prijs was na
tuurlijk hoog en daarom begon men hier in
Nederland eigenlijk imitaties te maken, en zo
ontstond het Delfts aardewerk, dat ook erg in
de mode kwam".
"Hoe herkent men nu een tegel als men wil
weten wanneer die gemaakt is?"
"De afbeelding is daarbij vaak een goede aan
wijzing. Op oude tegels komen vaak voorstel
lingen uit het dagelijkse leven voor, de schil
ders van de tegels hadden genoeg onderwerpen
als ze gewoon om zich heen keken. Ze teken
den kantklossende vrouwen, straatventers^
deftige mensen op een paard enzovoort. De
mode op het tijdstip dat een tegel gemaakt
werd is ook vaak een aanwijzing, maar toch
niet altijd. Want het kwam vaak voer dat men
de voorstellingen van oude tegels overnam,
zonder te letten op veranderde omstandighe
den. Als algemene tendens zou men kunnen
stellen dat de schilders van de oorspronkelijke
voorstellingen kunstig te werk gingen, maar de
mensen die hun werk kopieerden, deden dat
nogal grof."
OUD OF NIEUW?
"IJ
O oe kan men nou zien of een tegel wer
kelijk oud is?"
"Daarvoor zijn verschillende aanwijzingen. De
tegels werden van klei gemaakt en ondanks het
feit dat er eigenlijk geen ongerechtigheden in
de klei mochten voorkomen, gebeurde dat toch
wel vaak. Zodat in een oude tegel vaak slierten
van een afwijkende kleur voorkomen in tegen
stelling tot de nieuwe, die meestal egaal van
kleur zijn.
Vroeger werd de klei tot grote platen gevormd.
Daarvoor gebruikte men een plankje dat door
middel van spijkertjes op zijn plaats werd
vastgehouden. De afdrukken van die spijker
gaatjes zijn vaak nóg te zien op oude tegels.
Daarna werden ze, als er genoeg vocht uit
verdwenen was, gebakken, vaak zo'n 20.000
tegelijk! Maar er gingen er toch heel wat ver
loren omdat ze soms aan elkaar bakten, soms
ook was de temperatuur van de oven niet in
orde en kwamen er niets dan kromme exem
plaren tevoorschijn. Maar als het lukte werd er
daarna de emaillelaag op aangebracht.
Omdat de temperaturen van de ovens nooit
precies hetzelfde waren, kwamen er meestal
weer kleurafwijkingen voor, zodat de witte -
glazuurlaag niet altijd even wit was, maar klei
ne verschillen vertoonde. Dat alles telt mee als
je een tegel op zijn echtheid onderzoekt."
LOSMAKEN
Z\ ls men nu oude tegels in huizen ontdekt,
en men ze wil losmaken, hoe gaat dat dan?"
"Eigenlijk zouden ze gewoon moeten blijven
zitten! Tenslotte zijn ze het best op hun plaats
in de omgeving waar ze werden aangebracht.
Maar als ze toch weggehaald
moeten worden, zoals wanneer er zo'n oud huis
wordt afgebroken, moet men nooit direkt
achter de tegel zelf gaan hakken om ze los te
krijgen. Je moet dan in de mortel hakken, en
lieft een hele rij tegelijk, anders beschadigen de
tegels als men ze loswringt aan de zijkanten. En
dan moet je heel voorzichtig de mortel van de
achterkant wegkrassen. De voorkant altijd be
werken met een materiaal dat zachter is dan de
tegel of het glazuur zelf. Het beste is water en
zachte zeep, of een boendertje!"
r*
In Rome ontstaan de eerste molens die door waterraderen aangedreven
worden en die een mechanische meel- en broodfabrikage mogelijk maken.
Doch in vele streken blijft het dagelijkse malen van tarwe, rogge en gerst het
werk van de huisvrouw of de slaven. De Bijbel bevat vele tientallen toespel-.
lingen en beschrijvingen van het handmalen.
anneer men in ons land voor het eerst
natuurkrachten (wind en water) voor het malen
heeft gebruikt, is niet bekend. Sommigen me
nen, dat dit in de tijd van Karei de Grote reeds
het geval moet zijn geweest, anderen renen van
in de vroege Middeleeuwen. Dit laatste door de
kruistochten, waardoor bewoners in onze stre
ken de windmolens uit het nabije oosten zou
den hebben leren kennen. Inderdaad komen in
de Middeleeuwen allerlei soorten aolens op: de
korenmolens in hun tientallen vormen, water
molens (ook weer voor de malerij, later ook
voor de zagerij) en het laatst de houtzaagmo
lens en oliemolens. Tenslotte volgen ook de
bemalingsmolens bij de droogmakerijen.
Vanaf het einde der Middeleeuwen tot 1914toe
heeft iedere plaats in Nederland tenminste 1
korenmolen. Dit was noodzakelijk omdat men
voor de broodvoorziening geheel van de mole
naar afhankelijk was geworden. In de volkso
verleveringen gaat de molenaar een grote rol
spelen. Zij brouwsels spelen tot de verbeelding,
zijn gebruikmaken van de natuurkrachten
wekt gauw de indruk van op goede voet te
staan met de duivel en vaak worden hem
bovennatuurlijke krachten toegeschreven.
In de 19de eeuw luidt de industriële revolutie
het einde van de molenaar in. In de steden
komen stoommachines, die het op kunnen ne
men tegen de van wind zo afhankelijke molen.
Sinds 1850 worden in het middenwesten van de
Verenigde Staten steeds groter vlakten ont
gonnen met de stoomploegr De graanmaaier
komt daar al in 1860 en de maaidorser in 1880.
Er ontstaat een grote invoer van harde, Ame
rikaanse tarwe (triticurri durum) in Europa, die
een betere bakkwaliteit blijkt te bezitten dan de
inlandse, zachte tarwe. Er ontstaan hier dan
ook grote meelfabrieken in de steden.
Veevoederfabrikantjes
eeds rond 1900 is de toestand zó veranderd,
dat in de steden de molens eigenlijk al overbo
dig zijn. In de dorpen handhaven ze zich nog,
voornamelijk echter als loonmalerijen voor de
boeren. Dat wil dus zeggen, dat de molenaar in
een volkomen afhankelijke positie is gekomen.
De boeren op de betere gomden laten vooral
vier produkten malen: tarwe, gerst, haver en
erwten, alsnede ingevoerde mais. Al malende
mengt de molenaar dat, zodat de boer genengd
meel thuis bezorgt krijgt. Zo doen de meng
voeders al rond 1900 hun intrede bij de boer.
Alles wordt per mud afgerekend: 1 mud (hec
toliter) tarwe, mais en erwten is 80 kg, een mud
gerst 60 kg en een mud haver 50 kg.
Doch reeds vóór de eerste wereldoorlog gaan
de meelfabrieken inzien, dat zij hun afvallen
zélf kunnen verwerken tot veevoeder. Dan be
gint de eindstrijd, nl. die tussen de moderne
mengvoederfabrikant en de ouderwetse mole
naar. De laatste delft het onderspit en de mo
lens verdwijnen uit het landschap... tot de mens
leert inzien, dat dit een groot verlies is. De
bemalingsmolens houden het wat langer uit,
maar uiteindelijk moet elke soort molen wor
den beschermd omdat het niet rendabel is hem
te blijven onderhouden. Gelukkig slaagt de
vereniging "De Hollandse Molen" er in vele
molens te behouden.
Het volksleven
De molen aan 't Gein bij Amsterdam
ussen boer en molenaar heerste bijna altijd
een gespannen sfeer. De boer kon maar niet
inzien, dat men van 80 kg tarwe geen 80 kg
meel kon maken. Door verstuiven, door indro
gen (de tarwe wordt flink heet onder het ma
len) en door achterblijvende restanten na
schoonmaak bleef gemiddeld twee pond
achter. Vandaar dat de boeren zeiden, dat
iedere molenaar, die een knecht aannam, het
slachtoffer kattenbloed te drinken gaf, om het
stelen goed te leren!
Vandaar ook, dat er allerlei volksraadsels in
omloop zijn, met de diefachtige molenaar als
onderwerp.
Helaas zijn vele volksoverleveringen waarin de
molenaar of mulder een rol speelde, verloren
gegaan. De oorzaak is, dat de ondergang van de
Nederlandse korenmolen zich reeds voltrok
ken heeft in de tijd, toen er no| maar heel
weinig mensen waren, die volksoverleveringen
ter plaatse gingen optekenen.
In de taal
7i oals het wel vanzelf spreekt bij een zo oud
beroep als mulder en een zo oude bezigheid als
malen, heeft onze taal een hele reeks "molen
woorden" die allemaal met elkaar samenhan
gen en die wij ten dele ook in vele andere talen
terugvinden. Men neemt aan, dat ons woord
molen (Mühle, mill, enz.) ontstaan is uit het
laatlatijnse en romaanse molina, waaruit ook
het Franse moulin is voortgekomen. De man
die de molen bedient is de molenaar of de
mulder. Doch ons woord malen is heel wat
ouder. In de betekenis van fijnmalen vinden
wij het in vrijwel alle indogermaanse talen te
rug: Oudhoogduits en Gotisch "malen", even
als in het Oudsaksisch zo ook het Latijnse molo
(ik maal).
Meel is een afleiding van de stam van malen,
die wij eveneens in de oude Germaanse talen
volop aanwezig vinden evenals mout, dat ook
al van de maal-stam komt.
13