Uit het leven van Dr. Ir. F.P. Mesu
jeugdherinneringen (X) Bewerking Ir. M A. Geuze
I n deze turbulente tijd kwamen ook merk
waardige staaltjes van durf en doorzettings
vermogen voor bij reële betrouwbare zaadim
porteurs.
H
D,
V
M,
N,
I n Wageningen was het bekend dat Mesu in
Den Haag een vrij belangrijke funktie had bij
het Rijksbureau voor Graan en Meel. Het be
stuur van de Vereniging Studiebelangen no
digde hem uit een inleiding te houden over de
praktijk van de im- en export van de handel in
B
DE HAAGSCHE TIJD
B ij het uitbreken van de oorlog in 1914 ontstond in ons land een paniek. Ieder trachtte
zoveel mogelijk bewaarbare voedingsmiddelen te hamsteren.
Hoewel ons land buiten de oorlog bleef werd de import van broodgraan en veevoer, door de
geallieerden hoe langer hoe meer belemmerd tor voorkoming van doorvoer naar Duits
land.
Om steeds ernstiger opdrijving van de prijzen tegen te gaan werd het Rijksbureau voor
Graan en Meel opgericht.
Door wijziging van de Onteigeningswet werden aan de regering zeer grote bevoegdheden
toegekend.
Voor de import van broodgraan werd na overleg met de Kamer van Koophandel te
Rotterdam door het Rijksbureau de medewerking ingeroepen van twee zeer goed bekend
staande firma's te Rotterdam nl. van Stolks Kommissiehandel en Wm. H. Müller en Co.
De import van veevoeder bleef bij de normale handel maar de regering gaf aan de
geallieerden de garantie, door oprichting van de Nederlandse Overzee Trustmaatschappij
(N.O.T.), dat geen veevoer naar Duitsland zou worden uitgevoerd.
Ook werden hoe langer hoe stringenter teeltmaatregelen ingevoerd en werden inlevering
en distributie van de binnenlandse oogst steeds straffer gereglementeerd. In elke provincie
was een Voedselkommissaris voor de inzameling, verwerking en distributie ingesteld.
De centrale was het Rijksbureau voor Graan en Meel, Badhuisweg in Den Haag (Sche-
veningen).
Het gevolg was dat op deze importen zeer grote"
verliezen werden geleden, zelfs zo sterk dat
verschillende reële firma's in grote moeilijkhe
den kwamen. (O.a. de Fa. Wm. Müller en Co.)..
Het Graan bureau dat zeer graag van de gele
genheid gebruik had willen maken om de
zwarte handel een lesje te geven, door onmid
dellijk met grote verkopen op de markt te ko
men. moest dit voornemen opgeven om de
reële handel te sparen. Integendeel, in overleg
met het Komité van Graanhandelaren te Rot
terdam werden zijn voorraden slechts zeer ge
leidelijk en mondjesmaat gespuid. De regering
heeft daardoor op zijn voorraden zeer grote
verliezen geleden.
De partikulieren maakten allereerst hun ge
hamsterde voorraden op en kochten daarna
slechts mondjesmaat, omdat zij terecht gevoel
den dat de prijzen zouden dalen.
Vooral de Haarlemmermeer muntte uit door
een lage inlevering van de oogst en lage taxa
ties. Militairen kregen opdracht kontróle op de
weg en de boerderij uit te oefenen. Voor dit
onaangename werk kregen ze een extra toelage
nl.:
een officier per dag extra 2.50
een onderofficier per dag 1.50
een korporaal of soldaat 1,—
De regering had in de herfst van 1918 in
overleg met de landbouworganisaties voor de
oogst 1919 nog hoge prijzen in uitzicht gesteld.
In het voorjaar 1919 daalden de prijzen zo
sterk, dat de in uitzicht gestelde prijzen ver
uitkwamen boven de geldende marktprijzen.
Het gevolg was dat de inlevering der boeren
van de oogst 1918 ver uitging boven de ge
raamde hoeveelheid en dat de geschatte op
brengst per hektare veel te laag was, ja zelfs dat
de ingeleverde opbrengst per hektare ver uit
ging boven de mogelijke opbrengst. (Sommige
boeren kochten op de markt of van de zwarte
handel tegen lage prijzen op en leverden dit
dan aan de regering tegen hogere prijzen in).
De regering trachtte aan deze wantoestanden
een einde, te maken door te bepalen dat niet
meer dan een bepaalde hoeveelheid per hek
tare mocht worden ingeleverd.
Ook werden de garantieprijzen van de zomer
gewassen oogst 1919 ingetrokken. (De zaaitijd
hiervan was nog niet aangebroken, zodat de
regering van mening was dat zij zich hierdoor
van een zeer grote strop kon bevrijden). Het
^spreekt vanzelf dat de Landbouworganisaties
tegen deze maatregel, die zij woordbreuk
noemden, heftig tekeer gingen.
In april 1919 werd voor een belangrijk deel de
vrije handel in graan en peulvruchten hersteld.
In augustus 1919 werden alle maatregelen in
getrokken.
B ij de Voedselkommissarissen in de provin
cies regende het klachten, zij kwamen in grote
moeilijkheden om de zwarte van de witte
schapen te scheiden. En bovendien: wie was
grijs? En hoe grijs?
Theo, baron Rengers, (de gehele oorlog Voed
selkommissaris in Friesland, zonder ooit één
cent honorarium te ontvangen), was met de
landbouworganisaties ook hevig verontwaar
digd over het intrekken van de regeringstoe
zeggingen. Ook bij de Centrale, het Rijksbu
reau voor Graan en Meel kwamen talloze
klachten, al of niet in beroep, binnen. Mesu's
afdeling kreeg het grootste deel te verwerken
en hij klaagt over het onbevredigende feit dat
men vrijwel nooit kan uitmaken of de genomen
beslissing wel juist was uitgevallen.
Op een morgen werden bij hem aangediend
een tweetal mosterdfabrikanten. Zij kwamen
'ij Mesu's aankomst, begin 1919 was de
oorlog geëindigd, maar aanvankelijk bestond
nog aan alles gebrek, zodat de distributiemaa
tregelen wel stringent moesten worden ge
handhaafd.
De samenstelling van het broodmeel was nog
allerdroevigst en varieerde naar de beschikbare
grondstoffen.
Het broodrantsoen was 400 gram per dag en
werd tijdelijk verlaagd tot 310 gram.
De samenstelling van het brood was tijdelijk
b.v.
15% inlandse tarwe
15% buitenl. tarwe
30% inlandse rogge
20% mais
10% erwten of bonen (piksel)
10% gedroogde aardappelen
of ook
20% inlandse tarwe
20% buitenl. tarwe
30% inlandse rogge
10% mais
10% erwten of bonen (piksel)
5% gries, grind, zemelen
5% lijnmeel
De duur van broodkaarten varieerde van 7 tot 9
dagen of zelfs 11 dagen. Voor zware arbeid
werden aanvullingskaarten verstrekt.
Aanvankelijk werd aan de banketbakkers
bloem van betere samenstelling verstrekt. De
regering achtte dit, in verband met de gespan
nen toestand ongewenst. Zij meende dat hier
van slechts de gegoede stand gebruik maakte
om het broodrantsoen aan te vullen.
Tot stomme verbazing kwam tegen deze maa
tregel juist uit de volksbuurten de grootste
tegenstand. Op verzoek van vooral de Ge
meentebesturen der grote Gemeenten werd
deze maatregel ongedaan gemaakt omdat juist
de volksbuurten het meest van deze aanvulling
gebruik maakten.
Op 15 november 1918 werd als gevolg van
ernstige gisting onder de bevolking de duur van
de broodkaart verkort van 14 dagen tot 10 da
gen en op 5 dec. zelfs tot 9 dagen.
De krapte aan broodgraan werd onmiddellijk
na de oorlog nog ernstig versterkt door de pas
sage van duizenden terugkerende krijgsgevan
gen geallieerde soldaten naar hun land, die bij
hun doorvoer gevoed moesten worden.
In het voorjaar van 1919 werd echter alge
meen het gevoel verkregen dat de grootste
nood voorbij was en dat spoedig alles weer
volop verkrijgbaar zou zijn.
Van alle kanten kwamen zowel bij partikulie
ren als bij de zwarthandelaren gehamsterde
voorraden tevoorschijn. De zwarthandelaren
sloeg de schrik om het hart en zij trachtten hun
gehamsterde voorraden zo snel mogelijk te
spuien. Hierdoor daalden de prijzen nog snel
ler en bij velen was het in de vorige jaren ge
wonnen kapitaal zo gewonnen, zo geronnen.
Onmiddellijk na beëindiging van de oorlog
trachtte de normale handel op normale wijze
haar import van broodgraan en veevoer uit de
overzeese Gewesten te hervatten en in Rotter
dam en Amsterdam de geïmporteerde pro-
dukten te verkopen. Zij kende wel de zichtbare
voorraden aan broodgraan en veevoer van de
regering maar niet de onzichtbare voorraden
van de zwarte handel en de gehamsterde voor
raden van de partikulieren.
Deze verborgen voorraden werden door haar
veel te laag geschat. Toen deze verborgen
voorraden tevoorschijn kwamen, daalden de
prijzen veel sterker dan de normale handel had
verwacht.
12
woedend (al dan niet gefingeerd) binnen en
plaatsten demonstratief een tweetal potjes
mosterd op zijn bureau, met de uitnodiging
daarvan te proeven. "Mijnheer Mesu, proef nu
deze mosterd, hoe kunt u ons dan een verwijt
maken, dat wij met mosterd knoeien, wanneer
u ons muf en beschimmeld mosterdzaad levert.
Proef nu en beken dan dat wij er nog van ge
maakt hebben wat ervan te maken was". Mesu
redde zich zo goed mogelijk door lachend te
vragen of zij ook wat ham hadden medege
bracht, maar beloofde de zaak te doen onder
zoeken. Het is duidelijk dat niet meer te kon-
troleren viel of zij geknoeid hadden, of dat hen
inderdaad ondeugdelijk mosterdzaad was ge
leverd.
Vóór de Eerste Wereldoorlog werd geregeld
zaailijnzaad uit Letland en Lijfland geïmpor
teerd. Tijdens de oorlog was dit niet mogelijk
zodat grote behoefte bestond aan nieuw vlas
zaad voor de zaai.
Een zeer gerenommeerde Rotterdamse impor
teur trok op eigen houtje naar Letland en wist
daar een paar wagons zaailijnzaad te bemach
tigen.
Door praten en omkopen wist hij een lokomo-
tief voor de wagons te krijgen en trok op deze
wijze dwars door het in volle opstand en oproer
verkerende Duitsland om tenslotte bij Olden-
zaal de grens te passeren. Zijn verhaal van op
deze reis ondervonden en overwonnen moei
lijkheden is haast ongelofelijk.
et personeel op het Rijksbureau was zeer
gemengd, deels samengeraapt, ook goed per
soneel van vroegere importeurs had er een on
derdak gevonden. Deze lieden wilden na de
oorlog zo snel mogelijk naar Rotterdam terug.
Ook Mesu's werk verliep minder bevredigend.
Hij leerde wel veel over de buitenlandse handel
in granen, veevoeder en zaden. Het bleef ten
slotte liquidatie in plaats van opbouwend werk
en elke maand kwamen meer lege kamers en
stoelen. Het werd tijd om op te stappen.
roogendijk, zijn studievriend uit Wange-
ningen. was vanuit Groningen overgeplaatst
naar het Departement van Landbouw in Den
Haag. Mesu en hij hadden elkaar al spoedig
gevonden en aten samen in een gezellig res
taurant.
Vooral in de aanvang was alles nog streng op
de bon en waren de menu's zeer krap. De
vrienden hadden al spoedig ontdekt dat twee
dezelfde menu's op één schaal, minder was dan
twee afzonderlijke menu's. Zij kozen derhalve
nooit hetzelfde menu!
Droogendijk had een kamer dicht bij het Hol
landse Spoor, dus bij de zg. warme buurt. Daar
hadden ze een keer een minder prettige on
dervinding. Op een avond was Anema, (de
schrijver van de Veeteeltboekjes) ook een stu
dievriend, in Den Haag. Men at samen gezellig
in een restaurant en bracht daarna de avond
pratend door op de kamer van Droogendijk.
Bij het vertrek, ongeveer twaalf uur, struikelde
Anema op de trap en viel beneden door een
glazen deur. Hierbij wondde hij zijn pols en
bloedde als een rund. In de nabijheid woonde
een arts. Aan zijn huis gebeld om hulp. Gezien
de toestand van het drietal vermoedde die
waarschijnlijk met een stelletje pooiers te ma
ken te hebben en heeft de hulp slechts op her
haalde aandrang en zeer schoorvoetend ver
leend.
granen, zaden en peulvruchten. Na afloop van
de inleiding werd de avond zeer gezellig door
gebracht op Ceres (de studentensociëteit van
het Wageningse studentenkorps) en de spreker
kon slechts met moeite de laatste trein naar
Den Haag halen. In de trein zat hij alleen in de
coupé. Hij verduisterde het licht en viel languit
op de bank in slaap. Bij aankomst in Den Haag
merkte de kondukteur niet dat nog iemand in
de bewuste coupé lag. De trein werd op het
rangeeremplacement gereden. Diep in de
nacht werd Mesu wakker, moest zich eerst
oriënteren en is toen uit de trein, over de
schutting van het rangeerexplacement ge
klommen en naar huis in de Piet Heinstraat
gesukkeld.
Een enkele keer belde baron Rengers (voorzit
ter van de Friese Mij) hem op dat hij voor
zaken in Den Haag moest zijn en nodigde hem
dan uit samen te gaan eten bij het toenmalige
luxueuse restaurant Saur om daarna de avond
door te brengen in de Schouwburg of variëté.
Hij stelde steeds zeer veel belang in zijn werk
en Mesu kon hem ook soms goede inlichtingen
verschaffen.
Een groot sukses is geweest dat Droogendijk
en Mesu Kareltje Affourtit aan een vrouw
hebben geholpen. Kareltje was een vrolijke
student in Wageningen en was na zijn studie
naar Indië vertrokken. Hij was nu met zijn
eerste verlof in ons land.
Reeds meerdere malen_had men samen een
jolige avond in Den Haag doorgebracht. Het
einde van zijn verlof naderde en Kareltje zeide
dat hij niet graag opnieuw ongetrouwd naar
Indië zou vertrekken.
Hij had een enkele keer een meisje ontmoet dat
hem buitengewoon aanstond, maar hij wist niet
goed hoe ditverder aan te leggen.
De twee vrienden, dit is voornamelijk Droog
endijk, hebben met grote takt dit kontakt weer
gelegd en tevens met groot sukses. Kareltje is
getrouwd naar Indië vertrokken. Zij leefden
nog lang en gelukkig en bij latere verloven
ontmoette men Kareltje en vrouw nog wel
eens.
esu vertelt naar aanleiding van deze trou
werij dat hij op een bruiloft een schrijfster van
een zijner afdelingen ontmoette, een jodinnet
je, een prachtverschijning met ogen als kolen
vuur. Hij was uiteraard bij zijn indiensttreden
al als vrijgezel gesignaleerd. Het meisje kwam
nadien vaak bij zijn sekretaresse wat vragen.
Hij keek altijd met groot genoegen naar haar
en groette steeds vriendelijk. Zij woonde even
als hij in de Piet Heinstraat en wel in een ma-
nufakturenwinkel. Daar kwam ze ook nog al
eens langs zijn raam. Hij durfde echter niet
goed aan te pakken en op een avond kwam zij
met haar moeder voorbij. Dat betekende het
einde. Zou een zo mooi meisje met een prachtig
figuur later zo kunnen worden als die moeder?
Mesu was genezen!!
ele der vrienden waren geleidelijk afgestu
deerd en hadden een betrekking gevonden
verspreid over het gehele land en Indië. Voor
vergaderingen in Den Haag of tijdens verlof uit
Indië belden zij tevoren op om een of meer
avonden gezellig door te brengen. Voor hen
was het een enkele keer maar gelet op de hoe
veelheid vrienden suksessievelijk met verlof
was het voor Mesu en Droogendijk zeer vaak.
De avond werd gewoonlijk doorgebracht door
ergens gezellig te gaan eten waarna een bezoek
werd gebracht aan de schouwburg, of variëté,
of ook wel aan nog iets luchtigers. Meestal was
het behoorlijk laat en kostte het Mesu moeite
de andere morgen op tijd op bureau te zijn.
a een uitnodiging van de Inspekteur van de
Landbouw, Kakebeeke te hebben afgeslagen
om naar een rijstonderneming op Sumatra te
gaan (later op een groot fiasko uitgelopen) ging
M«su in op een ander aanbod van de Direktie
van de Landbouw.
In 1917 verscheen bij de Direktie van de
Landbouw in Den Haag een rapport over de
invloed van de waterafvoer op het Neder-
landsch landbouwbedrijf.
Dit rapport was samengesteld door de Rijics-
landbouwkonsulenten in de verschillende pro
vincies en gaf een duidelijk beeld van de land
bouw in ons land als gevolg van de onvol
doende waterbeheersing.
Dit rapport en de grote voedselschaarste in ons
land tijdens de Eerste Wereldoorlog was aan
leiding voor het Provinciaal Bestuur van
Drenthe om te trachten in deze provincie de
toestanden radikaal te verbeteren.
Een Rivierenbureau werd opgericht onder lei
ding van de Provinciaal Hoofdingenieur; een
aantal jonge Delftse ingenieurs werden aange
steld en op advies van de Rijkslandbouwkon-
sulent Elema werd een Landbouwkundig In
genieur gevraagd om met de Civiele Ingenieurs
de verbeteringsplannen op te maken en zo
mogelijk tot uitvoering te brengen.
Op dit terrein was Mesu in Friesland reeds
enigszins werkzaam geweest.
Dit lokte hem aan, dus greep hij het aanbod
aan en trok derhalve mei 1920 naar Drenthe
om daar zijn eigenlijke levenswerk aan te van
gen.
wordt vervolgd
Alle rechten voorbehouden. Overname zonder
toestemming niet toegestaan.