Mijn dankbare vreugde T oen de eerste Wereldoorlog voorbij was, heb ik kort nadien al ("aan vaders hand") in Brugge de taferelen leren kennen, door Vlaamse kunstenaars aan de Kruisdood op Golgotha ge wijd, aan de Graflegging, aan de Opstanding, en aan de herle vende natuur in de lente! Wat dit laatste betreft: rond 1530 schilderde de miniaturist Simon Bening in zijn Brugs atelier de 12 "prentjes", voor alle maanden van het jaar, voor zijn "Vlaamse Kalender". Eén dier kalenders berust in het British Museum in Londen. Voor maart geldt het miniatuur met het voorjaarswerk op het land en in de tuin, terwijl een edele vrouwe van het nabije kasteel de arbeid in de prille lente volgt! E r gaat geen Pasen voorbij waarop ik Revius' poëzie niet herlees; er zijn vele schone dingen die men in de Paasdagen lezen moét! Als "de Ballade van den Boer", van J.W.F. Weru- meus Buning. nog maar omtrent een halve eeuw oud, met dat heel bekende begin (in doorlopende tekst): D och ik kan dit "artikel voor Pasen", mét mijn Paasgroet niet besluiten zonder iets uit het allerschoonste dat de Brugse pries ter-dichter (1830-1899) Guido Gezelle uitriep in- het lange, onvergetelijke brok poëzie: "PAASCHEN", dat één en al ju belzang is, nadat hij al geschreven had: D e wereld bestaat voort, zeker: terwille van de Boer die ploegt, "van Pasen tot Pasen", bij wijze van spreken, én de boer wéét dat er geen Pasen komt alvorens Kruisdood én Graflegging van Christus zijn herdacht in de stille tijd van Goede Vrijdag, toen rond 1480 van een onbekende Vlaamse schilder, "uit het Atelier van de Meester van Sinte-Goedele" (Brussel), het pa neeltje met de dode Christus, op een wit doek boven het graf ontstond, dat ik tracht, hier voor u weer te laten geven, speciaal Dit schrijf ik voor U, Emile Buysse voor Pasen in 1979, met dankbare vreugde! "Christus met de Doornenkroon", "de Man van Smarte", zoals hij vermoedelijk door Rogier van der Weyden rond 1430 werd geschilderd, mogelijk door een van diens leerlingen. (Museum Groeninge, Brugge) Maar ik herinner mij niet minder goed. dat ik soms geknield lag, met mijn handen in gras en aarde, om in een weitje het ontlui ken te bewonderen van lenteblommétjes, goudgele speekruid- sterretjes, witte en rozige madelieven en de glanzende boter blom. Zó heb ik "het herleven" ontdekt na de schijnbare dood van de natuur in de winter. Moeder zei: - Ja, jongen, Pasen, dó gedachtenis aan de Opstanding van Jezus Christus uit de Dood, is later ons Lentefeest geworden, en zo belangrijk vonden onze vérre voorouders de Opstanding^dat zij zelfs het nieuwe Jaar met Pasen lieten beginnen. Zo was het; pas in 1575 gaf koning Filips II van Spanje het decreet uit, dat voortaan de eerste dag van januari het jaar zou aanvangen. Maar in het Brugse schilderijenmuseum, thans het Museum "Groeninge" bewaart men als een der schoonste stukken het paneel van (of toegeschreven aan) Rogier van der Weyden: "Christus met de Doornenkroon". Iets smartelijkers op een pri mitief tafereel heb ik nooit gezien. Doch wel heb ik dat "beeld" gelézen, in het vers van Albert Verwey: "O Man van Smarte", dat als volgt begint: - O Man van Smarte met de doornenkroon O bleek bebloed gelaat, dat in den nacht Groeit als een grote, bleke vlam, - wat macht Van eindloos lijden maakt uw beeld zo schoon? Poëzie uit onze Nederlandse letteren die niet ouder is dan wel licht 75 jaar. Ik moet er iets op laten volgen uit 1620-'30 onge veer, toen de in Amsterdam opgevoede Jacobus Revius zijn onvolprezen gedicht: "Hij droeg onze smerten" aanving (ik haal de eerste strofe aan: in doorlopende tekst!): - 't En zijn de Joden niet, heerJezu, die u kruisten, noch die verraderlijk u togen voor 't gericht, noch die versmadelijk u spogen in 7 gezicht, noch die u knevelden, en stieten u vol puisten builen)Waarna hij in de laatste twee strofen, rouwmoedig, vol zelfbeklag, zegt: - Ik ben 7 o Heer, ik ben 7 die u dit heb gedaan, ik ben den zwaren boom die u had overlaên, ik ben de taaie streng daarmee hij gingt gebonden: de nagel en de speer, de gesel die u sloeg, de bloedbedropen kroon die uwen schedel droeg: - Want dit is al geschied, eilaas! om mijne zonden. - Er stonden drie kruisen op Golgotha, Maar de boer hij ploegde voort. Magdalena, Maria, Veronica, Maar de boer hij ploegde voort. En toen zijn akker ten einde was. Toen keerde de boer den ploeg. En hij knielde naast zijn ploeg in het gras, En de boer hij werd verhoord.... voor déze "Paasbijlage" van het blad der boerinnen en boeren van de Z.L.M. - Hallelujah7 jok juk) is af, van den dood en van het graf! - Paaschen, Paaschen, luide klinke nu de taal van lerke en vinke, leeuwerik) nu de taal van mensche en dier! - Paaschen, Paaschen! wijdt het vier, wijdt het licht en spijst de lampen, laat den blauwen wierook dampen: - Hallelujah, God is groot; overwinnaar van den dood! - Hoe zou ik, in mijn diepte vreugde, nu niet dankbaar zijn? Uit het Brussels atelier van de onbekende schilder, die men noemt "de Meester van Ste Goedele", rond 1480, is deze "Graflegging van Christus" gekomen. Onze Lieve Vrouw houdt de arm van "de Man van Golgotha" vast. (Museum Groeninge, Brugge). AI uit de jaren van de Eerste Wereldoorlog herinner ik mij, dat ik naar Pasen verlang, hoe bitter weinig ik nog maar wist van "Golgotha". Pasen was toen niets dan verrassing en het ontdekken van de lente in de eerste volle veelte van bloemen op oude vestingwallen en aan de waterkant. Ik zie ook de kinders der armen nóg van boerderij tot boerderij, en in de dorpen van huis tot huis gaan, om een Paasei te vragen. Vader gaf ze natuurlijk, en wij kregen er ook, d.w.z. wij zochten ze tussen gras, bloemen en bossage in onze grote tuin! "De Ballade van den Boer" besluit dat de boer in zijn droom de hemel zag, "zo vol van lichten schijn", én...: - Toen spande hij zijn ploegpaard af, En hij veegde het zweet van zijn aanschijn af en hij knielde naast zijn stilstaand paard, En hij wachtte op Gods Woord.Een stem sprak tot aarde, hemel en zee - En de boer heeft-haar gehoord: - Terwille van den boer die ploegt, Besta de wereld voort! 7

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1979 | | pagina 27