"Buitenbloemen" B. Baijense
M en plant vanaf half april op een afstand
van 100 x 50 cm. Planten zijn verkrijgbaar bij
opkweekbedrijven. Ze worden wel gestekt en
geënt. Bemesting 3 kg 12-10-18 per are, na de
hoofdbloei een overbemesting van de zelfde
meststof maar nu 1-2 kg per are. De volgende
variëteiten worden gebruikte Bristol Fairij,
Rosenschleier, Flamingo, Perfecta en Florens
pleno. De oogst begint in juli. Belangrijke
kwalen zijn trips en bladluizen die te bestrijden
zijn met o.a. Ambush.
M en zaait vanaf begin maart ter plaatse op
rijen met een afstand van 25 cm of breedwer-
pig. Per are is 25 gr. zaad nodig. De volgende
variëteiten worden gebruikt: Roem van Rijns
burg, Carminia en Rosea.
M en zaait in april ter plaatse of febr. onder
glas en plant uit in mei. Er is 100 gram zaad per
are nodig. De rijenafstand is 20-25 cm.
Het meest gebruikte ras is Antirrhinum maxi
mum Variëteit Tip Top waar verschillende
kleuren van zijn. De oogst valt in juli.
Chemische onkruidbestrijding is mogelijk met
10-15 gr Venzar per are. Bemesting 5 kg 12-
10-18 per are.
M en zaait febr en plant uit in mei. Planten
zijn ook in de handel verkrijgbaar. De plantaf-
stand is 25 x 20 cm. Bemesting 5 kg 12-10-18
per are.
W e hebben 200 gram zaad nodig per are.
Zaaitijd maart in een koude bak en mei uit-
planten of mei ter plaatse uitzaaien. Rijenaf
stand 20-35 cm. Bemesting 5 kg 12-10-18 per
are. De belangrijkste groepen asters voor de
snij zijn: Reuzen prinses, Pompon, Sruisveder
en China asters.
D e gele korenbloem (Centaurea macrocep-
hala) vraagt een vrij droge goede tuingrond.
Vermenigvuldigen door zaad en door scheu
ren. In mei buiten zaaien en in de nazomer
uitplanten op een afstand van 30 x 30 cm.
Voorkom uitdrogen door snel weer te planten.
Het scheuren valt na de bloei.
D e aanvoer periode van buiten chrysanten
loopt van begin aug tot begin nov en valt dus
vóór de normaalteelt onder glas welke geoogst
wordt van laatst oktober tot begin januari.
De spreiding in aanvoer wordt verkregen door
uit te gaan van verschillende planttijden en
verschillende variëteiten.
Konsulentschap
Zuidwest-Nederland
Liatris
Meerjarig gipskruid
(Gypsophila paniculata)
Proefsgewijs is een onkruidbestrijding moge
lijk met 10 gr. Venzor per are.
Eenjarig gipskruid
(Gypsophila elegans)
Men oogst juni-aug, tegen Botrytis kan men
spuiten met Thiram. Tegen rupsen met Am
bush. Chemische onkruidbestrijding is proef
sgewijs mogelijk met 70 gr. Ramrod per are.
Leeuwenbek
De belangrijkste ziekten zijn Valse meeldauw
en Bladvlekkenziekte deze zijn te bestrijden
met 350 gr Zineb of Koperoxychloride per 1001
water.
Statice
Rassen zijn: Statice bonduellii en Statice sina-
ta. De oogsttijd is juni - sept,
Een belangrijke ziekte is Botrytis welke bestre
den kan worden met Thiram.
Dit produkt wordt ook vanuit Israël ingevoerd
evenals gipskruid.
Zomerasters
Problemen zijn: Verwelkingsziekte en Botrytis.
De eerste moeten we tegengaan door vrucht
wisseling en de tweede door bespuitingen met
Thiram. De bloei valt in augustus.
Gipskruid in Kruiningen
In buiten bloemen zitten mogelijkheden voor
ons gebied. Deze mogelijkheden zijn maar be
perkt. Als we er aan gaan beginnen moeten we
het natuurlijk wel goed doen.
Gele korenbloem
De bloei valt eind juni tot in augustus. Het
gewas kan circa 1 meter hoog worden. Als de
planten op een beschutte plaats staan is
schermmateriaal niet nodig.
Ze kunnen normaal gesneden worden maar
ook gebruikt worden voor droogboeketten. Per
are is 400 gram zaad nodig.
Chrysanten
We onderscheiden pluischrysanten en tro-
schrysanten. Bij pluischrysanten houden we
door het wegnemen van zijstengels (pluizen)
één bloem per stengel over.
Een globale norm voor bemesting is 10 kg 12-
10-18 per are en 4 kg kieseriet. Tegen aardrup-
sen strooien we 250 gram Abatekorrels per are
enkele dagen voor het planten en werken dit
licht in. Een slechte struktuur, te natte grond of
een te hoge ph kunnen Mn-gebrek in de hand
werken. Zodra de vorstkansen voorbij zijn (half
mei) worden de eerste buiten chrysanten uit-
geplant. Deze worden laatst mei getopt en
bloeien in aug.
Buitenchrysanten
Rassen om te pluizen voor deze planttijd zijn:
Bornholm. Realia. Breitner, Clingendaal, Alec
Bedser en Florence.
Voor de late planting planten we de eerste helft
van juni uit, we toppen de tweede helft van juni
en kunnen bloei verwachten in oktober. Enkele
trosrassen hiervoor zijn: Gompie, Juweeltje en
Satalite. Rassen om te pluizen: Clingendaal en
Holiday.
Alleen stevige jonge stekken met behoorlijk
wat wortels zijn geschikt en geven een goed
gelijkmatig gewas. We planten afhankelijk van
het ras 20-25 stekken per m2 bed. We gebrui
ken Smazig gaas en planten b.v. 4 rijen per bed
van een meter. De plantafstand op de rij wordt
dan 20-25 cm.
Toppen doen we als de planten goed aan de
groei zijn, dat is meestal 3 weken na het uit
planten. Het beste is om een klein kopje weg te
nemen omdat dan de groeiremming het kleinst
is. Tegen onkruid spuiten we met 50 gram Te-
noran per are.
Enkele weken na het uitplanten kan het nodig
zijn wat scheutselektie toe te moeten passen:
vooral bij pluizers. We laten afhankelijk van
het ras 2-4 scheuten per plant staan. We zorgen
dat de'scheuten goed verdeeld door het gaas
Voor deze vroege teelt zijn geschikte rassen:
Troschrysanten, Lilian Hoek, Gerrie Hoek,
Thea van Zaal en Koens Elite. Rassen om te
pluizen: Breitner, Alec Bedser en Astra. Voor
de middelvroege planting worden ze uitgezet
de tweede helft van mei. Het toppen gebeurd
dan de eerste helft van juni en de bloei is dan in
september.
Voor deze planting zijn goede trosrassen:
Gompie (vele kleuren), Alaxandra van Zaal en
Koens Elite.
Statice, hier in een kas
Veld met duizendschoon
komen na het toppen. Gaas tijdig ophalen en
vastzetten. In winderige streken is een wind
scherm nodig. Zonodig plaatsen we om de
10-20 meter een tussenscherm. Hiervoor kun
nen we mais of winddoek gebruiken.
Tegen bladaaltje strooien we na het planten
enkele malen 3 gram Temik per m2 met een
tussenruimte van 6 weken. We bestrijden dan
ook andere dierlijke parasieten.
Een probleem bij de buitenchrysanten is vaak
de onregelmatige groei veroorzaakt door
weersomstandigheden (tijden van droogte ge
volgd door grote hoeveelheden regen). We
kunnen dit bijsturen door beregenen en bij
mesten. Druppelbevloeïng is een goed water-
geefsysteem. Vooral omdat we in onze streek
zuinig moeten zijn met water geeft dit moge
lijkheden. We kunnen hiervoor ook gietdar-
men gebruiken.
Bij de late teelt zijn door de weersomstandig
heden de kansen groter dat de teelt niet goed
tot zijn recht komt dan bij een vroege teelt.
Toch is het met het oog op arbeidsverdeling en
risikospreiding nodig om een lange aanvoer-
periode te hebben.
O ok in Zeeland is er een toenemende
belangstelling voor buitenbloemen. Aan
vankelijk ging het hoofdzakelijk over gla
diolen voor de snij en chrysanten op voor
malige wachtbedden. nu zien we van allerlei
gewassen verschijnen.
Er is een grote verscheidenheid aan ge
wassen. We hebben bolgewassen, vaste
planten, tweejarige en eenjarige gewassen.
Enkele belangrijke dingen in het algemeen
zijn:
- mogelijkheid van beregening is nodig
- als er van nature geen beschutting aan
wezig is moet men die aanbrengen
- grond moet goed van struktuur en goed
ontwaterd zijn
- buitenbloemen zijn relatief duur in ver
voer naar de veiling, de opbrengst moet
zodanig zijn dat dit rendabel is.
We willen een aantal mogelijkheden noe-
men.
Liatris
Een zeer lang houdbare snijbloem die paars
van kleur is en een hoogte van 60-80 cm kan
bereiken. Vermeerderd zich door zaad en
knollen. Voor de snij worden knollen uitge-
plant. Het is mogelijk de knollen te laten staan
voor het volgende jaar. Er worden dan wel
overwegend kortere bloemstengels geoogst.
Voor de normale teelt buiten wordt maart-april
geplant. Voor de verlate teelt met geremde
knollen kan vanaf begin mei tot eind juni ge
plant worden. De normale teelt bloeit juli-aug
en de verlate teelt aug-okt. Men kan dus over
een lange periode aan voeren. Door vervroe
ging met plastikfolie kan men nog eerder oog
sten. We planten bij een knolmaat 6-8 cm ong.
80 knollen per netto meter. Bij 8-10 cm 60 stuks
en bij 10 cm en op 50 stuks. Grote knollen
kunnen twee bloemstengels per knol geven. De
knollen moeten met 3-5 cm grond bedekt zijn.
Een globale bemesting is 5 kg 12-10-18 per are
toe te dienen vlak na het opkomen. Het aan
brengen van steunmateriaal is aan te bevelen.
Het beste snijdatum is als de eerste 3-5
bloempjes goed op kleur zijn.
Rassen zijn: Liatris spicata en Liatris callilepis.
Laatst genoemde soort is uniformer maar later
dan de eerste en is minder geschikt voor een
verlate teelt.
Verwelkingsziekte is een probleem. Belangrijk
is om uit te gaan van gezond uitgangsmateriaal.
Kleinbloemige gladiolen
V oor de normale buitenteelt plant men
maart-april. Voor een vroegere teelt van nov
tot febr met strobedekking. Vervroeging door
plastikfolie is mogelijk.
We planten 9 cm en op ong. 85 knollen per
netto meter. Er moet 3-5 cm grond op de knol
len komen. Bemesting 3 kg 12-10-18 per are.
Enkele belangrijke variëteiten zijn: Albus
(wit), Guernseij (zalm). Impressive (rose),
Nijmph (wit met rose) en Robinetta (Rood).
Problemen zijn bodemziekten die ook voorko
men bij gewone gladiolen, fresia's e.d. Vrucht
wisseling en eventueel bodemontsmetting is
dus gewenst. Als dierlijke parasieten zijn blad
luizen en trips belangrijk. Hiertegen kunnen
we spuiten met o.a. Undeen. Chemische on
kruidbestrijding is mogelijk met Linuron 50%
10-15 gr per are.
De oogst is aug.-sep., van de vervroegde teelt
eerder.
Gladiolen voor de
19