Uit het leven van Dr. Ir. F.P. Mesu
jeugdherinneringen VIII Bewerking Ir. M A. Geuze
De Overijsselse Tijd (1923 -1930)
H
H et is niet zo eenvoudig Mesu's verslag over de Overijsselse Tijd in een voor ieder
begrijpelijke vorm weer te geven. Hij beschreef vanuit zijn werk toestanden die de meesten
van onze lezers alleen uit enigerlei overlevering of korte verwijzingen zullen kennen, als ze
er ooit al kennis van namen. Het zullen voor een aantal vooral jongere lezers welhaast
ondenkbare situaties zijn. We willen er uitdrukkelijk op wijzen dat Mesu zo objektief
mogelijk de werksituatie heeft weergegeven. Hij belicht wel op zijn manier, doch hij
beperkt zich in 't algemeen tot het beschrijven van de feiten, zoals hij ze meemaakte, geeft
geen oordeel, maar konstateert de samenhang in zijn ressort zoals het nu eenmaal was. De
lezer zal te eniger tijd zelf zijn konklusies trekken, zo is het met historie altijd gegaan.
Daarbij toch zal men er goed aan doen het weergegevene in het raam van die tijd te
plaatsen, en de toch heersende omstandigheden in zijn overwegingen te betrekken.
De oudere plattelandslezers kennen zelf uit eigen ervaring de lange en zware werktijden en
-omstandigheden in die tijd, waarbij b.v. het delven van sloten en waterleidingen verge
lijkbaar is met veel werk waarover het in deze hoofdstukken zal gaan. Niettemin blijken de
sociale toestanden in de werkkampen die Mesu onomwonden bij de naam noemt, voor
burgers van deze tijd welhaast ondenkbaar.
H,
M.
D,
U,
K,
Doch eerst het meer huiselijke
et jonge echtpaar op een bovenwoning met
kamers en suite in Zwolle geïnstalleerd, dat van
huis uit gewend was aan grote ruimte op boer
derijen, vond het op die eerste en tweede ver
dieping maar krap. Doch een van de slaapka
mers boven werd toch ingericht als werkkamer,
waarin met moeite Mesu's bureau, een grote
tekentafel, een bureaustoel en een bergkast
werden geplaatst. De tekentafel is in de prak
tijk echter alleen gebruikt om kaarten op te
prikken.
Ze hadden ook, wat toen nog gewoonte was,
een meisje voor dag en nacht, waarvoor een
kleine slaapkamer beschikbaar was. Deze wis
selden elkaar nog al eens af en waren - zo is het
immers met de mens - niet alleen van zeer
verschillende herkomst maar ook van zeer
verschillende kwaliteit. Mevrouw Mesu kon in
het algemeen zeer goed met het personeel op
schieten. Zij leerde het koken, naaien, verstel
len enz. Wanneer de meisjes trouwden of een
andere betrekking namen, bleef de verhouding
gewoonlijk uitstekend, zodat ze nog vaak, tot
vele jaren later, op bezoek kwamen.
Er was later één grote uitzondering, een
dienstbode uit de omgeving van Dalfsen, die
zich nooit bleek te wassen. Toen mevrouw
daarop een aanmerking maakte, gaf dit een
scène van belang, eindigende met een in zwijm
vallen van het meisje. Mevrouw, erg geschrok
ken, belde dokter Hengeveld, een vrouwelijke
arts. Deze kwam, vroeg Mesu het meisje naar
de keuken te dragen en daar op de tegels te
leggen. De dokter vulde ondertussen onder de
kraan een emmer half vol water en goot deze
over het hoofd van het meisje. Deze kwam bij
uit haar flauwte, pakte haar boeltje en ver
dween voor goed naar Dalfsen.
Een tegenhanger van dit verhaal toont een uit
spraak van een ander, in dit geval bijzonder
aardig en intelligent meisje. Zij was verloofd en
overlegde alles met haar werkgeefster omtrent
haar uitzet. Op een gegeven moment vertelde
mevrouw Mesu haar over de klachten van een
kennis die zo moeilijk personeel kon houden.
Waarop dit meisje antwoordde: "Ja mevrouw,
U kent die mevrouw vanuit de salon, maar wij
kennen haar vanuit de keuken".
- esu had veel steun aan zijn vrouw. Deze
had als lerares een zeer drukke werkkring ge
had en verlangde altijd wat te doen te hebben.
Zij stelde veel belang in de werkzaamheden
van haar man en was dra uitstekend van de
gang van zaken op de hoogte.
Het jonge paar kwam nog al eens bij de familie
Louwes. Ir. S.L. Louwes (de latere Dir. Gen.
v.d. Landbouw) was toen sekretaris van de
Overijsselse Landbouw Mij. De familie had
een radiotoestel, in die tijd nog een uitzonde
ring, zodat men graag naar de muziek ging
luisteren.
Éénmaal per jaar was het in de laan voor het
huis paardenmarkt, een enorme drukte van 's
morgens vroeg tot diep in de namiddag. Uiter
aard werden de bewoners gekonfronteerd met
dampende paardenmest voor de deur. De Me
su's hadden op het balkon een bloembak en de
nodige bloempotten staan. De paardenvijgen
lokten. Wat een heerlijke mest! Met het oog op
de buren durfden ze echter niet goed. Maar
wellicht dachten de buren er net zo over en
waren ook zij gegadigden. Ten slotte in de
hoop, toen het eenmaal donker geworden was,
toch met behulp van een blik, kolenschop, en
emmer en binnen vermengd met water op het
balkon terecht gekomen, ten bate van de bloe
menweelde.
et werk liep overigens lang niet altijd over
rozen. In Drenthe lag veel onafgedaan, of was
nog niet eens begonnen, zoals de oprichting en
reglementering der waterschappen. Wel waren
ontwateringswerken in volle gang, o.a. bij de
Oostermoerse Vaart, Drostendiep, Loodiep,
Afwateringskanaal Coevorden-Ane, enz. De
hieraan verbonden kosten werden na aftrek
van de lonen e.d., die voor 100% door het Rijk
werden gedragen, voorlopig betaald door de
Provincie, in afwachting van de totstandko
ming der waterschappen. Dan zouden deze
kosten, na aftrek van het Provinciaal subsidie,
plus het onderhoud aan de waterschappen
worden overgedragen. In de Reglementen zou
dan ook nog moeten worden bepaald hoe deze
kosten moesten worden verdeeld, hetzij pond
spondsgewijs of volgens een bepaalde klassifi-
katie. Ook zou de begrenzing der waterschap
pen moeten worden vastgesteld, hetzij uitslui
tend de belanghebbende gronden, of het gehe
le stroomgebied. In het algemeen waren de
grondeigenaren fel tegen het oprichten van
waterschappen. Zij vreesden de lasten en de
kosten van het toekomstig onderhoud.
Met de Commissaris en het Bestuur van het
Drents Landbouwgenootschap overlegde Me
su (om uit de impasse te geraken) dat getracht
zou worden, in analogie met de zg. bemalings
belasting in Friesland, voor de gehele Provincie
Drenthe een "Ontwateringswetje" te kreëren,
waarbij de Provincie het recht zou verkrijgen
een "Ontwateringsbelasting" in te voeren. Met
uitzondering van de woeste gronden, waarvan
de afwatering niet op enigerlei wijze door 's
mensenhand was bevorderd, zouden alle
gronden in Drenthe naar de mate van hun be
lang en de mate waarin de waterlopen met
water zouden worden bezwaard in een "Ont
wateringsbelasting" worden aangeslagen, ver
deeld in vijf betalende klassen en te innen te
gelijk met de Grondbelasting. De Ontwate
ringsbelasting (omvattende de rente en aflos
sing van de door de Provincie voorgeschoten
gelden, na aftrek van het Provinciaal subsidie)
zou gedurende dertig of veertig jaren worden
geheven. Het voordeel was dat de toekomstige
waterschappen uitsluitend zouden worden be
last met de kosten ven onderhoud der tot
standgekomen werken en derhalve laag kon
den blijven.
De Commissaris ging met het plan akkoord,
eveneens het Hoofdbestuur van het Drents
Landbouwgenootschap, ofschoon dit zich niet
in het openbaar durfde uitspreken. De Gede
puteerde voor Waterschapsaangelegenheden,
de heer Lunsingh Meijer, en de Hoofdinge
nieur waren fel tegen, de laatste omdat hij veel
gedonder vreesde.
Dit plan werd door Mesu op teen Algemene
Vergadering van het Drents Landbouwge
nootschap in de Buitensocieteit te Assen
uiteengezet en verdedigd. Het werd een Poolse
Landdag, waarbij men elkander bijna te lijf
ging. De heer Nijsingh, de voorzitter, kon de
orde tenslotte niet meer handhaven en de ver
gadering werd gesloten onder groot rumoer.
Ook het Hoofdbestuur viel tenslotte uiteen in
vóór- en tegenstanders. Er moesten dat jaar
verkiezingen worden gehouden voor de Pro
vinciale Staten. De politiek maakte er zich
tenslotte van meester. Er werd een anti-water-
schapspartij gevormd, in de geest van de hui
dige Boerenpartij. In de Staten werd het voor
stel met grote meerderheid verworpen. (Jaren
later hoorde Mesu meermalen van vooraan
staande Drenthen dat zij door het verwerpen
van het zg. "Plan Mesu" een grote stommiteit
hadden uitgehaald. Klaarblijkelijk was Mesu
met zijn plannen over de lastenverdeling in
Waterschappen veel te vroeg. Later zijn deze
beginselen in zeer vele waterschappen in het
Oosten van ons land gevolgd).
'eze affaire had voor hem nog een onple
zierige nasleep. De Socialistische Partij had
hem om een nadere uiteenzetting en toelichting
gevraagd. Daar zij slechts des zondags hun le
den bij elkaar konden krijgen (er was nog geen
vrije zaterdagmiddag) zou de vergadering op
een 'zondagmorgen in Assen plaatsvinden.
Hoewel geen socialist zijnde voelde de Rijks
ambtenaar Mesu zich verplicht aan hun ver
zoek te voldoen en hij reisde op een zondag
morgen per trein naar Assen en hield daar de
gevraagde inleiding. Uit de aard der zaak be
schouwde hij deze reis als dienstreis en dekla-
reerde derhalve reis- en verblijfkosten. De
Comptabiliteit in Den Haag merkte bij zijn
kontröle dat een dienstreis op zondag was ge-
deklareerd. Zij speurde fraude en vorste naar
meerdere fraude en betaalde de deklaratie niet
uit. Mesu klom toen in de pen en zond een
gepeperde brief. Nota bene! Nooit aan politiek
doen en in geen geval socialistische politiek,
voor het goede doel eigen vrije tijd offeren en
dan nog de gemaakte reis- en verblijfkosten
niet vergoed krijgen, dat was ongehoord! Hij
kreeg geen antwoord, wel werd de deklaratie
uitbetaald.
stuursleden waren wat huiverig en vreesden de
achterban. Niettemin werd besloten zo spoedig
mogelijk met verruiming van enkele bestaande
leidingen aan te vangen. Begonnen werd met
werkloze polderjongens uit Hattum en Olde-
broek.
In het algemeen waren dit uitstekende arbei
ders, waaronder toen echter nogal wat maan
daghouders waren. De vakorganisaties pro
beerden met zg. "vrijgestelden" onder deze ar
beiders enigszins vat te krijgen, met geleidelijk
succes, en als gevolg daarvan ook geleidelijk
minder drankmisbruik.
itvoerder werd Kooiman uit Made
(Noord-Brabant), een in de praktijk gegroeide
dijkwerker, die in het algemeen met de arbei
ders goed kon opschieten. Bij ijskoud weer
kwam hij in café Klooster op de grens van
Staphorst en Rouveen en kolkte enkele flesjes
ijskoud bier achter elkaar naar binnen. Hij was
voor de duivel niet bang. Op een keer, toen de
arbeiders dreigden hem in de waterleiding te
werpen zeide hij"Mensen je kunt me verzui
pen, maar ik waarschuw je, je krijgt een veel
beroerder terug". De arbeiders lachten en gin
gen weer aan het werk.
De achterban kon zich maar moeilijk met het
-ort na zijn aankomst in Zwolle maakte
Mesu kennis met het Bestuur van het Water
schap Hasselt-Zwartsluis (Staphorst). Voorzit
ter was Holtrust, een slager uit Hasselt; leden
van het Bestuur waren boeren uit Staphorst en
Rouveen. In het algemeen waren de ingelan
den uit Rouveen minder behoudend dan die
uit Staphorst. De bestuursleden, hoewel een
voudige boeren waren voor het merendeel
vooruitstrevend, zeer sympathiek, werkelijk
"boerenadel". Zij hadden te kampen met een
zeer sterke konservatieve achterban. De afwa
tering liet alles te wensen over. De hoofd- en
zijleidingen waren veel te klein. De bestaande
leidingen moesten derhalve worden verruimd
en nieuwe worden gegraven. En hiervoor had
men zijn advies gevraagd. Op een dag zou
Mesu met het Bestuur de zaak verkennen. Hij
fietste naar Rouveen tot bij de Stadsweg,
waarlangs een waterlossing liep en waarin een
praam lag. Het gezelschap stapte in de praam,
waarin de nodige ketels koffie, belegde brood
jes en flessen genever reeds waren ingeladen.
Een tweetal arbeiders trokken de praam en
men ging op weg, door de diverse waterlossin
gen, onderwijl koffie drinkende, broodjes
etende en borreltjes drinkende. Aan het einde
van de tocht bij de Meppelerstraatweg tussen
Staphorst en Meppel stapten ze uit. De fietsen
waren daar intussen gebracht en meer of min
der onder invloed toog men weer huiswaarts.
Het resultaat van de tocht was dat de voorzitter
zeide "Er mot maar begunt worren". De be
werk verenigen. Op een avond, ongeveer tien
uur werd bij Mesu in Zwolle aan de deur ge-
bel d Bij opendoen stond het Bestuur van het
Waterschap voor de deur, gedeeltelijk met
besmeurde kleren en kapotte fietsen. Wat was
er gebeurd? Het Bestuur had in het café op de
Lichtmis bestuursvergadering gehad, maar was
na afloop bij de uitgang door een groep tegen
standers opgewacht, die hen hadden afge
droogd en de fietsen stukgetrapt. Zij kwamen
nu in Zwolle om te overleggen, hoe verder
moest worden gehandeld.
Mevrouw Mesu schonk hen koffie en een bor
reltje om hen wat op hun gemak te stellen en
Mesu betoogde dat in elk geval met het werk
moest worden doorgegaan. Zij antwoordden:
"Meneer Mesu kan makkelijk praten. Hij
woont in Zwolle, maar wij wonen in Staphorst
en Rouveen." Gelukkig luwde de revolte
enigszins en kon het werk na enige vertraging
worden voortgezet.
Tijdens de werkzaamheden at Mesu zijn me
degebracht brood soms op in café Klooster, op
de grens van Staphorst en Rouveen. Klooster
was bakker, herbergier en winkelier. De fami
lie Klooster (man, vrouw en dochter) waren
zeer sympathieke mensen. Toen hij daar voor
het eerst zijn brood had opgegeten en na afloop
de koffie wilde afrekenen, zei vrouw Klooster:
"Maar mijnheer, we kunnen voor koffie toch
geen geld vragen. Koffie kunt u zo wel krij
gen". Zij waren niet gewoon dat een kop koffie
werd besteld. Bij hen werden uitsluitend bor
rels gevraagd. wordt vervolgd
11