Gemeenschappelijke financiering van de
fruitteeltproeftuinen door het bedrijfsleven
Prioriteitenlijst voor de fruitteelt
H et praktijkonderzoek in de fruitteelt omvat, voorzover dit
betrekking heeft op pit- en steenvruchten, het onderzoek van het
Proefstation voor de Fruitteelt te Wilhelminadorp en dat van de
regionale proeftuinen. De regionale proeftuinen - Geldermal-
sen/ Terwolde, Horst, Kraggenburg, Oosthuizen, Numansdorp
en Werkhoven - zijn van grote betekenis voor de bedrijfstak.
Afgestemd op de regionale omstandigheden hebben zij mede
richting gegeven aan de teelttechnische ontwikkelingen, zoals
deze zich gedurende een reeks van jaren in de sektor hebben
afgetekend. Ongetwijfeld zullen ook in de toekomst verdere
vernieuwingen via de proeftuinen in de praktijk geïntroduceerd
worden. Niet zonder reden kan gesteld worden dat de proeftui
nen voor de fruitteler de invalshoek tot het totaal van het fruit-
teeltkundig onderzoek vormen.
I n principe geldt voor de proeftuinen in de tuinbouw de fifty-
fifty financiering. Dit wil zeggen dat 50% van het bedrijfstekort
gedragen wordt door de overheid en dat de andere 50% wordt
opgebracht door het bedrijfsleven en door bijdragen van der
den. In de praktijk blijkt dat het voor de fruitteeltproeftuinen
steeds moeilijker wordt aan deze financieringsregel te voldoen.
Hiervoor kunnen de volgende oorzaken worden aangegeven.
T en behoeve van de gemeenschappelijke financiering heeft
het Landbouwschap een overlegorgaan ingesteld, dat aan de
„Afdeling Fruitteelt van het Landbouwschap adviseert. Dit
overlegorgaan bestaat uit een vertegenwoordiger van elke
proeftuin en kent een aantal adviseurs waaronder de direkteu-
ren van de proeftuinen. Het overlegorgaan adviseert de Afde
ling Fruitteelt over de hoogte van de heffing. De Afdeling zal
vanuit zijn verantwoordelijkheid - het algemeen producenten-
belang - een besluit over dit advies nemen. De heffingssom
wordt gebaseerd op de door het Ministerie van Landbouw
vastgestelde begrotingen. De geldende fifty-fiftyiregeling wordt
hierbij in acht genomen.
Gasbedrijven weigeren
medewerking aan landelijke
regeling
N.F.O. voorzitter J.L. Nijsten:
D e voorzitter van de Nederlandse Fruittelers Organisatie (N.F.O.de heer J.L. Nijsten, zei afgelopen week tijdens de
algemene vergadering dat voor de Nederlandse fruitteelt als hoogste prioriteiten de volgende zaken gelden.
Landbouwschap
Ir. J.L. EbbenS hoofdafdeling Tuinbouw
Doordat bij de huidige regionale financiering het draagvlak te klein wordt, zijn voor een aantal proeftuinen de
voortdurend stijgende lasten nog maar moeilijk op te brengen. Dit is aanleiding geweest te bezien op welke wijze de
financiering van de proeftuinen en daarmede de kontinuïteit in het onderzoek veilig gesteld zouden kunnen worden. Na
diepgaand beraad in alle betrokken organisaties is besloten tot een gemeenschappelijke financiering via het Landbouw
schap. In dit artikel wordt ingegaan op de achtergronden alsmede de wijze, waarop de financiering in de praktijk zal
worden uitgevoerd.
Het belang van de proeftuinen
Elke proeftuin beziet jaarlijks in overleg met het proefstation het
onderzoekprogramma. Dit programma is enerzijds afgestemd
op de regionale situatie, maar houdt anderzijds ook rekening
met de teelttechnische- en bewaarproblemen, die landelijk spe
len. Om de efficiency van het proeftuinonderzoek te bevorde
ren, is het proefstation belast met het brengen van koördinatie
tussen de afzonderlijke programma's. Dit samenspel tussen de
proeftuinen onderling, en tussen deze en het proefstation be
vordert het snel bereiken van resultaten, verhoogt de betrouw
baarheid van het onderzoek, alsmede het inzicht over de toe
passingsmogelijkheden in de verschillende gebieden. Daar het
fruitteeltonderzoek door zijn langdurige karakter relatief kost
baar is, is ook uit kostenoverwegingen het geschetste samenspel
belangrijk, met name om doublures te voorkomen.
Waarom de huidige financiering niet meer voldoet
1. De aard van het onderzoek
Zoals reeds is opgemerkt bestaat het fruitteeltkundig onderzoek
in het algemeen uit langlopende projekten en is onder invloed
van de omgevingsfaktoren vaak erg gekompliceerd. Het opzet
ten van teelt- en bewaarproeven in de fruitteelt vergt grote
investeringen in plantopstanden en gebouwen, terwijl de resul
taten vaak pas na vele jaren beschikbaar komen. De hiermee
gepaard gaande financieringsproblemen nemen in omvang toe.
2. De omvang van het onderzoek
De voortdurend stijgende lasten hebben er toe geleid dat een
aantal proeftuinen tot liquidatie moest overgaan. Het resterend
aantal proeftuinen is evenwel zodanig over het land gespreid,
dat de regionale verschillen als klimaat en grondsoort nog vol-
Liquiditeitsproblemen in de glastuinbouw
Als gevolg van de extreme weersomstandigheden moet gevreesd
worden dat vele glastuinbouwbedrijven liquiditeitsproblemen
hebben of zullen krijgen. Het aardgasverbruik is in de glastuin
bouw over de gehele winterperiode 30% tot 50% hoger dan in
voorgaande jaren. Het Landbouwschap heeft daarom een ge
sprek gehad met de Vereniging van Gasinstituten in Nederland
(Vegin) als centraal orgaan van de gasbedrijven.
De vertegenwoordigers van Vegin waren van mening dat er
geen enkele noodzaak was om een regeling ter verlichting van
de liquiditeitspositie te treffen die landelijk werkt. Voorstellen
van het Landbouwschap om de huidige betalingsregeling aan te
passen aan de grotere liquiditeitsproblemen en om alle gassto-
kers in de tuinbouw onder deze regeling te brengen, werden
afgewezen. Dit ondanks het feit dat herfinanciering door de
Gasunie mogelijk is en ondanks het feit dat de voorstellen van
het Landbouwschap in belangrijke tegemoetkomingen in de
rentekosten voorzien. Door herfinanciering en de rentebetaling
kan de kostentoename van de gasbedrijven gering zijn. Boven
dien kunnen belangrijke betalingsgaranties worden geboden.
De negatieve houding van de gasbedrijven om aan een verlich
ting van de groeiende liquiditeitsproblemen mee te werken,
staat in schrille tegenstelling tot de omvangrijke extra inkomsten
die de gasbedrijven hebben uit de verhoogde gasafzet als gevolg
van het extreem koude weer.
De vertegenwoordigers van Vegin verklaarden zich overigens
wel bereid om te spreken over uitstel van betaling in individuele
situaties. Het is daarom gewenst dat ondernemers die vrezen in
liquiditeitsproblemen te komen of dit reeds zijn, ten spoedigste
uitstel van betaling vragen bij hun gasbedrijf.
doende in het onderzoek tot uitdrukking komen. Het is daarom
in het belang van de hele sektor dat in elk geval deze verdeling
over het land behouden blijft. Het in uitvoering kunnen nemen
van een bepaald - vaak langdurig - onderzoekprojekt, vereist dat
er zekerheid bestaat over het voortbestaan van de resterende
proeftuinen. Zonder veranderingen dreigen deze beide aspek-
ten in gevaar te komen.
3. Het afnemend draagvlak
De huidige financiering van de proeftuinen vindt voor een be
langrijk deel via de veilingorganisaties plaats. Van de vrij sta
biele produktie wordt helaas een toenemend deel buiten de
veilingorganisaties om afgezet. Men spreekt over 30 a 40% van
de totale oogst. Dit fruit ontloopt daarmede de heffing ten
behoeve van de proeftuinen. Van een rechtvaardige lastenver
deling over alle fruittelers kan daarom nog maar moeilijk wor
den gesproken. Bovendien komt het veelvuldig voor dat fruit
buiten de eigen regio wordt geveild, waardoor niet altijd bijge
dragen wordt aan de "eigen" proeftuin.
Daar in een aantal gebieden het areaal sterker is teruggelopen
dan in andere, betekent dit een extra verzwakking van het
draagvlak van deze proeftuinen.
Gemeenschappelijke financiering
B ovengenoemde aspekten zijn voor de Afdeling Fruitteelt van
het Landbouwschap - waarin alle belanghebbende organisaties
vertegenwoordigd zijn - aanleiding geweest deze financiering
van het fruitteeltpraktijkonderzoek diepgaand te bestuderen.
In overleg met de proeftuinbesturen zijn alle voor- en nadelen
van een nieuwe financieringsopzet tegen elkaar afgewogen.
Uiteindelijk is gekozen voor een gemeenschappelijke financie
ring via het Landbouwschap. Voor de gemeenschappelijke fi
nanciering zijn een aantal voor de proeftuinen belangrijke uit
gangspunten vastgelegd.
- steun aan vernieuwing van boomgaarden
- jaarlijkse uitgifte van fruitteeltbedrijven in de nieuwe IJs-
selmeerpolders. Deze twee zaken zijn van zeer groot belang,
voor het kwalitatief op peil houden van de aanplant en het
totale fruitareaal. In dit kader verdient ook het beleid t.a.v.
fruitteeltbedrijven in ruilverkavelingsgebieden verdere ver
sterking;
- versterking van marketingaktiviteiten op de binnenlandse
markt;
- het ontwikkelen van afzetplannen, het beschikbaar stellen
van fruit en het koncentreren van het aanbod;
- effektieve bestrijding van bakterievuur alsmede toelating
van dompelvloeistoffen;
-' ontwikkeling van instrumenten waarmee het juiste pluktijd-
stip bepaald kan worden;
- op praktijkschaal gericht bewaaronderzoek van Cox's
Orange Pippin;
- uitbreiding van het onderzoek dat is gericht op de kwaliteit
van het produkt en stabiliteit van de oogst;
- uitbreiding van het marktonderzoek. De noodzaak om de
markt voortdurend te volgen en de ontwikkelde afzetstrate
gie maken dit dringend gewenst;
- bijdrage van de overheid in de premielast van verzekering
tegen het risiko van hagelschade in de fruitteelt. De premie
die de fruittelers moeten betalen om zich tegen het risiko van
hagelschade in te dekken, is door de omvang van het risiko
vele malen hoger dan in andere sektoren van land- en tuin
bouw;
In de volgende groep van het prioriteitenschema zijn opgeno
men;
- verbetering van de bestaande sorteersystemen zowel bij de
veilingen als bij de telers;
- inventarisatie van de omvang en kwaliteit van het. koelhuis
bestand;
- het opstellen van een renovatieprogramma voor bestaande
koelhuizen;
- sorteerinrichtingen bij fruittelers, aangesloten bij veilingen
die onder het sektor-struktuurprogramma vallen, dienen
eveneens in het kader van dit programma verbeterd te kun
nen worden;
- toepassing van de 5-4-3-2-1- regeling bij samenvoeging van
(fruit)-veilingen.
1. De proeftuin behoudt zijn regionale betekenis als centrum
van onderzoek en voorlichting voor degenen die in het
werkgebied van de proeftuin een bedrijf exploiteren dan wel
hier werkzaam zijn.
2. In de eigen verantwoordelijkheid van de proeftuinbesturen
wordt geen principiële wijziging gebracht. Dit betreft zowel
de werving van subsidies van derden als het in overleg met
Wilhelminadorp vast te stellen onderzoekprogramma. Het
begrotingsbeleid blijft voor een belangrijk deel bij het
proeftuinbestuur berusten.
3. De proeftuinen garanderen elkaar voldoende bestaansze
kerheid.
Gekonkludeerd kan wordei^dat er in het onderzoekbeleid geen
wezenlijke wijzigingen worden gebracht. De bestaande onder
linge koördinatie van het onderzoek krijgt een vervolg in een
betere koördinatie van de financiering.
Uitwerking
Het door het bedrijfsleven bijeen te brengen deel van het be
drijfstekort, zal gefinancierd worden door het leggen van op
centen op de algemene heffing van het Landbouwschap op het
areaal pit- en steenvruchten.
Het overlegorgaan zal zich tenslotte ook regelmatig beraden
over de ontwikkelingen in het regionale praktijkonderzoek
voorzover dit konsequenties heeft voor de financiering. In 1979
wordt deze financiering begonnen.
Konklusies
"V oor de Nederlandse fruitteelt is het van wezenlijke betekenis
dat het regionale praktijkonderzoek op peil blijft.
De huidige financieringsvorm blijkt voor de proeftuinen steeds
grotere moeilijkheden op te roepen. Het relatief dure onderzoek
en het kleiner wordende draagvlak zijn hiervan de oorzaak.
Zonder dat de eigen verantwoordelijkheid van de regionale
proeftuinen wordt aangetast, is na breed overleg in de organi
saties besloten tot een gemeenschappelijke financiering. De fi
nanciering van het door het bedrijfsleven bijeen te brengen deel
van de bedrijfstekorten wordt door het Landbouwschap ver
zorgd.
Verwacht mag worden dat met deze belangrijke stap het voort
bestaan en daarmede de kontinuïteit in het onderzoek van de
regionale proeftuinen gewaarborgd zal zijn.
Te veel "vreemd" fruit
et stemt tot grote verontrusting dat de landen op het Zui
delijk Halfrond bekend hebben gemaakt dat ze voor het ko
mende seizoen van plan zijn om 380.000 ton appelen te expor
teren naar de EG. Dat is volgens de heer Nijsten ruim 120.000
ton-te veel. Bovendien móeten deze appelen getest worden op
rijpheid, terwijl ook een vloeiende aanvoer vereist is! Hij pleitte
verder voor een verdere concentratie van aanbod van het Ne
derlandse produkt, waarbij hij de hoop uitsprak dat alle be
trokken instanties hieraan hun medewerking willen verlenen,
met als doel de verbetering van de afzetpositie van ons fruit te
bevorderen.
Ten aanzien van het bakterievuur probleem zei hij, dat het
wenselijk is dat de z.g. beschermende strook wordt uitgebreid tot
500 meter. Deze strook dient bakterievuurvrij gehouden te
worden door gedoog- en rooiplicht voor alle belanghebbenden.
In het noorden van het land hebben de fruittelers door de winter
een globale schade geleden van 2.400.000,-. Tengevolge van
wildschade moeten sommige percelen boomgaard totaal als af
geschreven worden beschouwd. Hij waarschuwde ervoor dat de
fruittelers niet de dupe moeten worden van het beleid van de
overheid de wildstand in stand te willen houden.
Toch optimisme
O ndanks alle sombere geluiden bestaat er voldoende opti
misme bij de telers voor de toekomst. Dat blijkt uit sterke ver
nieuwingen op de bedrijven. Er is veel geïnvesteerd om de
aanplant op peil te houden. Fruittelers hebben geloof ik eigen
zaak getoond. Nijsten, merkte daarbij op, dat nü de overheid
ook wat moet doen. Hij wees in dit verband op de proeftuinre
geling, waarbij het bedrijfsleven zelf bereid is om 50% van de
kosten te dragen ondanks de steeds grotere inspanning die dit
vergt. De overheid mag-geen proeftuinen sluiten zonder in
stemming van het bedrijfsleven. Verder mag niet meer aan de
omvang van het fruitteeltonderzoek worden getornd.
Tot slot merkte de NFO voorzitter nog op dat bij de onderhan
delingsperiode m.b.t. de toetreding van Griekenland tot de EG
weer eens gebleken is hoe gering de invloed van het groente eir
fruitbedrijfsleven van de 9 landen is.
28