ONDERWIJST
NOTITIES
Op de grens van twee
werelden?
Dr. Ir.
P.K. Schenk
Ervaringen na de
Hogere Landbouwschool
A Is bedrijfsvoorlichter akkerbouw ben ik verbonden aan het
konsulentschap te Zevenbergen. Straks iets over de inhoud van
die funktie.
H
D eze is nog vrij groot. Niet alleen van "onze" school, maar
ook van andere landbouwscholen komen er nogal wat vragen
over allerhande onderwerpen en objekten. Om er enkele te
noemen: houden van exkursies, bijwonen van voorlichtingsbi
jeenkomsten in de regio, opstellen van ekonomische begrotin
gen van bestaande' bedrijven, diskussie over de bedrijfsopzet,
plaatsingsmogelijkheid voor stagiair(e)s, exkursies naar objek
ten op het gebied van de boerderijbouw, planteziekten, plan
tenteelt en techniek. In het vierde leerjaar is het, naast andere
studiedagen en projekten in samenwerking met de praktijk, de
gewoonte elk jaar bepaalde bedrijfsopzetten naast elkaar te
zetten en daarover te diskussiëren. Dit zijn dan bestaande be
drijven, die een heel verschillende opzet hebben. Een opzet, die
van part-time via volledig of gedeeltelijk loonwerk naar volle
dige eigen mechanisatie loopt.
Bij al deze onderwerpen is de betrokkenheid van mijn kollega's
en mij vrij groot. Ik vind dit uiteraard een goede zaak. Op dit
gebied bespeur ik namelijk de verbetering, waarover ik hiervoor
schreef. Mijn konklusie is namelijk, dat de school steeds meer
belangstelling gaat tonen voor de agrarische praktijk, met alle
gunstige gevolgen van dien.
Theorie en praktijk op de Middelbare Landbouwschool te Goes
onder redaktie van
L- Ander
Fruitteeltvakschool te Kapelle
t
7i oals de meesten Uwer zullen weten is aan de lagere
agrarische school (de groene school) te Kapelle een fruit
teeltvakschool verbonden. De fruitteeltvakschool is een
2-jarige opleiding tot vakbekwaam fruitteler. Eén dag per
week naar school en de andere dagen werken op een fruit-
bedrijf.
De lessen aan de vakschool worden grotendeels verzorgd door
assistenten van de tuinbouwvoorlichting van het konsulent-
schap voor de tuinbouw in Zuid-West Nederland.
De nu lopende kursus zal in de loop van de zomer worden
beëindigd. In samenwerking met het konsulentschap en de
N.F.O. willen we trachten dit najaar weer een vakschool te be
ginnen. De eerste aanmeldingen zijn al binnen. Wij willen ieder
die belangstelling heeft voor deze praktijkopleiding in de fruit
teelt graag inschrijven.
Vanzelfsprekend hangt het van het aantal inschrijvingen af of de
kursus door kan gaan.
Tot de kursus worden toegelaten leerlingen die in de fruitteelt
werkzaam zijn, 18 jaar oud en voldoende vooropleiding hebben
genoten.
Wanneer U ons uw naam en adres doorgeeft, ontvangt U een
inschrijfformulier en aan de hand daarvan kunnen we zien of we
met een nieuwe opleiding kunnen starten.
Opgave van leerlingen bij het tuinbouwkonsulentschap of
rechtstreeks bij de direkteur van de school. U kent het adres:
Groene School, Biezelingseweg 10, 4421 PM Kapelle. Tel.:
01102 - 1812. dir. J. op 't Hof tel.: 01102 - 1603.
de nieuwe direkteur
Landbouwonderwijs
aan het woord
Het landbouwonderwijs op alle niveau's heeft turbulente
jaren achter de rug. Maar even duidelijk is, dat het onder
wijs in het algemeen en daarmee dus ook het landbouw
onderwijs nog zeker niet toe is aan konsolidatie. Juist in
deze dagen staat de taak en struktuur van het weten
schappelijk onderwijs weer volop ter diskussie en hoe!
Harmonisatie van het hoger beroepsonderwijs met het
wetenschappelijk onderwijs wordt allerwege noodzakelijk
geacht, maar hoe kan die tot stand worden gebracht met
behoud van ieders eigen krakter en doelstellingen?
Bij het lager en middelbaar beroepsonderwijs is het al niet veel
rustiger.
Veralgemening van dit type onderwijs, zowel als gerichtheid op
de beroepsuitoefening dienen tegelijkertijd te worden nage
streefd. Het agrarisch beroepsonderwijs heeft bij dit alles speci
fieke kenmerken. Het belangrijkste punt is daarbij, mijns in
ziens, het gericht zijn op de verzorging van levende wezens,
planten en dieren veelal in grote levensgemeenschappen
Daarbij moet vrijwel altijd (en dat is weer minder specifiek)
rekening worden gehouden met harde ekonomische wetten,
zoals die gelden in onze twintigste eeuwse welvaartsmaat
schappij, waarvan de landbouw een integrerend deel uitmaakt.
Belangrijk acht ik de bezoeken aan wat zo beeldend wordt
genoemd "het onderwijsveld". Daar immers wordt, om in
agrarische termen te spreken, de akker geploegd, het gewas
verzorgd en naar wij allen hopen de oogst binnen gehaald.
Dergelijke kontakten acht ik essentieel voor de vervulling van
mijn nieuwe funktie. Ze zullen wat mij betreft een zeer hoge
prioriteit ontvangen. Ik kan niet anders wensen dan dat die even
open en prettig zullen zijn als die met de medewerkers in Den
Haag. In verband met het voorgaande wil ik graag nog het
volgende opmerken.
Het zou niet verstandig zijn te trachten een groot voorganger te
imiteren. Ik zal dan ook geen pogingen in die richting wagen. Ze
zouden immers zeker mislukken. Ik hoop op mijn eigen wijze,
bepaald door mijn karakter en mijn voorgeschiedenis, met U
samen het landbouwonderwijs te dienen.
Het is de moeite waard!
Een vraag die dezer dagen steeds weer bij mij boven komt is
deze: is er inderdaad sprake van twee werelden, die van het
onderwijs enerzijds en die van onderzoek en voorlichting an
derzijds? Naar mijn mening is de tijd van de drieëenheid
(O.O.V.) definitief voorbij. Wel kan ik mij soms niet aan de
indruk onttrekken dat door allerlei verklaarbare oorzaken de
afstand soms groter is geworden dan nodig en wenselijk is. De
ele mensen hebben grote moeite om de geweldige veranderingen in de maatschappij en in de landbouw te volgen en te
begrijpen. Een stedeling, maar ook een leerling van de le klas van de landbouwschool die de spuitdag in januari te Goes
bijwoont, hoort woorden spreken maar hij begrijpt er niets van. Het is of er in een vreemde taal wordt gesproken.
Als leerlingen een studiedag van de Vereniging van Bedrijfsvoorlichting, b.v. over de tarweteelt in de jaren "80" bijwonen,
krijgen ze de eerstvolgende schooldag wat vragen over de gehouden lezingen voorgelegd. De gegeven antwoorden stellen
soms teleur. Ik ben benieuwd of de doorsnee landbouwer het wel allemaal kan verwerken en begrijpen. Ook de vakbladen
zoals het Z.L.M. land- en tuinbouwblad en de "Boerderij" staan vol met moderne termen zoals M.C.B.'s, generatieve
ontwikkeling, multilines enz. enz. Zouden alle landbouwers zulke artikelen vlot kunnen lezen?
Van een gediplomeerd leerling van een middelbare landbouw
school mag men verwachten dat hij theoretisch goed onderlegd
is, zodat hij lezingen bestemd voor landbouwers kan volgen en
alle artikelen in de vakbladen met gemak kan lezen en begrij
pen. Het programma van de school moet o.a. daarop zijn afge
stemd. Het gevaar bestaat echter dat men teveel de nadruk gaat
leggen op de theoretische achtergronden zodat de leerlingen
zouden kunnen zeggen: "Op de school leer je alleen maar
theorie". Uit diskussies over het programma van de school met
leerlingen, oud-leerlingen die pas boer zijn geworden, ouders,
vertegenwoordigers van de landbouworganisaties en de Inspek-
teur heb ik geleerd dat er veel tegengestelde wensen leven. De
een wil meer theoretische kennis: "Daar is de school toch voor",
de ander wil meer praktisch onderwijs: "Wat heb je als boer aan
al die theorie". De een wil meer bedrijfsekonomie, de ander juist
minder. Zo zijn er honderden voorbeelden te geven.
Het is de taak van de school om een evenwicht te zoeken tussen
al deze tegenstrijdige verlangens.
Voor de praktische kennis is het belangrijk dat de leerlingen
thuis meeleven met alles wat er op het bedrijf gebeurt. Gelukkig
betrekken vele ouders hun zoon bij allerlei beslissingen, die
genomen moeten worden. Anderen vertellen echter niets aan
hun zoon. Bij een bedrijfsonderzoek heb ik vaak meegemaakt,
dat een leerling b.v. aan het tarwe zaaien is en dat hij niet weet
welk ras hij zaait of wat de hoeveelheid zaaizaad is. "V ader heeft
de machine afgesteld".
Exkursies en bezoeken aan de praktijkscholen zijn ook erg be
langrijk voor de praktische kennis. We vinden het zeer gewenst,
dat de leerlingen ervaringen opdoen op een landbouwbedrijf ver
buiten de eigen omgeving. Deze zomer zullen weer meer dan 100
leerlingen van de school uitzwerven over heel Nederland. Aan het
zoeken van een goed stageadres besteden we veel aanacht. Ge
lukkig beschikt de school, vooral in Groningen en de Zuiderzee
polders, over adressen waar elk jaar een leerling naar toe kan. De
landbouwers rekenen gewoon op een leerling van onze school.
Als reeds 10 jaar lang elk jaar een leerling naar zo'n adres gaat
en alle leerlingen hebben het er goed naar de zin gehad, dan zal
het wel een goed adres zijn. Wat zijn de kenmerken van zo'n
praktijkbedrijf? Het is een gewoon landbouwbedrijf waar de
leerling bij alle werk meehelpt, maar vooral het werk dat hij nog
niet goed kan. De landbouwer betrekt de leerling bij alle kleine
beslissingen die hij elke dag moet nemen. Als hij op exkursie
gaat, neemt hij de leerling mee. Hij helpt bij het maken van de
praktijkverslagen d.w.z. hij stelt allerlei gegevens over zijn be
drijf beschikbaar. De leerling wordt in het gezin als een huisge
noot opgenomen.
De school zal nooit een leerling naar een adres sturen dat niet
overeenkomt met zijn wensen. Met de godsdienst, de mentali
teit, de streek, het soort bedrijf enz. zal zoveel mogelijk rekening
worden gehouden.
Uit de inlichtingen die we over de leerlingen vragen, blijkt dat
de landbouwers goed tevreden zijn. Klachten zijn hoge uitzon
deringen. Ook de leerlingen vinden, op enkele uitzonderingen
na, het een fijne en leerzame tijd. Het feit dat in de Kerstva
kantie vele leerlingen hun stage-adres nog eens opzoeken,
spreekt voor zichzelf.
Door de toename van het aantal leerlingen hebben we soms toch
nog gebrek aan goede adressen. Merkwaardig is dat het veel
gemakkelijker is een adres buiten Zeeland te vinden dan in
Zeeland. Hangt dit met het karakter van de Zeeuwse boer sa
men?
Ir. W.M. Markusse
drie genoemde belangrijke beleidsinstrumenten van de Minister
van Landbouw en Visserij zijn niet los van elkaar te denken. Zij
zijn alle drie, bij het nastreven van eigen doelstellingen, onder
ling in hoge mate afhankelijk. Mogelijk kan vanuit het ge
meenschappelijk uitgangspunt van de interdependentie een weg
worden gevonden tot meer samenwerking. Het specifieke ka
rakter van het landbouwonderwijs binnen het beroepsonderwijs
in het algemeen zal er mijns inziens door kunnen worden ver
sterkt.
Ook op heel andere wijze heb ik de ervaring beleefd op de grens
van twee werelden te staan. In die zin dat onderwijs de belang
rijkste schakel vormt tussen de wereld van het verleden en die
van de toekomst. Overdracht van kennis en ervaring van gene
ratie op generatie is een zaak van het allerhoogste belang. Niet
alleen en zelfs niet in de eerste plaats een ekonomisch belang,
ook niet bij het beroepsonderwijs. Steeds weer, in een kontinu
proces, moet worden gekozen wat wel en wat niet de moeite van
het overdragen waard is. In onze kuituur, die in deze eeuw naar
wordt beweerd, elke tien of twintig jaar zijn kennis verdubbelt
en die zo sterk gericht is op technologische toepassing van die
kennis met alle konsequenties van dien, is die selektie een zeer
grote en eerste verantwoordelijkheid van het onderwijs. Een
verantwoordelijkheid die slechts wordt overtroffen door die
welke is gericht op de vorming van geestelijk volwassen mensen,
die hebben geleerd zelfstandig en kritisch te selekteren en te
denken, openstaande naar medemens en maatschappij.
Mogelijk klinkt dit laatste wel idealistisch in de oren van hen die
dagelijks de last ervaren, leerlingen zaken bij te moeten bren
gen, waar ze soms nauwelijks belangstelling voor op weten te
brengen.
Leerlingen, die in een deel van de gevallen ook maar zijn ge
stuurd en die het voor de toekomst soms ook niet zo zien zitten.
Toch geloof ik, dat alleen vanuit een dergelijke achtergrond en
doelstelling beide, de inspiratie zowel als de moed valt te putten
nieuwe ontwikkelingen te entameren en te volgen. Daarvoor wil
ik mij met U inzetten.
(maandblad voor het land- en tuinbouwonderwijs)
Opgetekend door de heer L. Zwemer, bedrijfsvoorlichter,
in het kontaktorgaan "de Wan" van de H.L.S. te Dor
drecht
Wat doe ik nu en hoe ben ik hier gekomen?
Nu eerst de "geschiedenis". Op 25 juni 1975 werd mij het lang
begeerde dokument uitgereikt: het diploma HLS. Dit betekende
het begin van een nieuwe periode in mijn leven. Eerst moest ik
de wapenrok nog aantrekken om mezelf te oefenen in iets dat ik
nooit in de praktijk hoop te brengen. In deze niet bepaald
moeilijke periode ben ik intensief aan het solliciteren gegaan.
Na veel negatieve antwoorden werd ik op een gegeven moment
uitgenodigd voor een gesprek te Zevenbergen. Dit had. uit
eindelijk tot gevolg dat ik per 13 oktober 1976 mijn groene
plunje uit mocht trekken en in dienst kon komen van het Mi
nisterie van Landbouw en Visserij. De plaats die ik hier innam,
was sinds het begin van het jaar vakant. Mede dank zij een
goede begeleiding kan ik nu, na twee jaar, toch wel zeggen, dat
ik het geheel redelijk begin te doorzien. Ik heb een gebied
toegewezen gekregen met vrijwel alleen alckerbouw plus volle-
gronds groentegewassen in de omgeving van Fijnaart en Dinte-
loord. Er liggen in dit gebied ongeveer 325 bedrijven, die een
oppervlakte beslaan van ca. 9.000 ha.
Inhoud voorlichtingswerk
E r zijn een aantal hoofdpunten te noemen, zoals teelttechni-
sche, machine-technische en ekonomische voorlichting met be
trekking tot zowel akkerbouw- als vollegronds groentegewassen.
Deze wordt gegeven aan individuele personen, aan groepen van
personen en via artikelen in de landbouwpers en voorlichtings-
brieven aan het vrij omvangrijke agrarische publiek.
Daarnaast is het heel belangrijk dat je jezelf goed oriënteert in
de praktijk op nieuwe ontwikkelingen en jezelf steeds blijft
kontroleren. Dit laatste betekent, dat je de uitgebrachte advie
zen samen met de betrokkene steeds kritisch blijft volgen. Bij dit
alles komen nog een aantal speciale opdrachten op het gebied
van onderzoek en onderwijs.
Dit alles bij elkaar moet leiden tot een optimaal funktioneren
van de agrarische sektor in Nederland. Overigens betekent dit
niet, dat wij onze ogen mogen sluiten voor de ontwikkelingen in
het buitenland.
Wat is het nut van de HLS-opleiding geweest?
et staat als een paal boven water dat deze opleiding van
grote waarde is geweest. Je krijgt een vrij brede algemene an
agrarische oriëntering. Vooral deze oriëntering is erg belangrijk,
wantje komt tot de ontdekking, datje na de HLS nog maar aan
het begin staat van een heleboel zaken. Vooral aan theorie is
veel aandacht besteed, de praktijk kwam er wel eens bekaaid af.
Een theoretische basis is uitermate belangrijk, maar veel be-
langrijker is, dat deze basiskennis vertaald kan worden naar de
praktijk. Daarvoor is een goede praktische kennis wel noodza
kelijk. Het is voor een landbouwschool uiteraard een moeilijk
opgave om de gehele praktijk van de agrarische sektor op school
bespreekbaar te maken. Ik bespeur in de huidige gang van
zaken op "onze" school toch wel enige verbetering, daarover
straks iets meer.
Wat is de betrokkenheid bij de school?
Binnen ons konsulentschap zal de plaatsingsmogelijkheid voor
stagiair(e)s niet altijd even groot zijn. De belangstelling van
praktijk en voorlichting voor een stagiair(e) van de HAS staat
helaas niet op een al te hoog peil. Dit komt met name door de
slechte motivatie van enkele stagiairs die er de laatste jaren zijn
geweest. Hopelijk kan de school hier iets aan verbeteren, want
het doorlopen van een stageperiode op een agrarisch bedrijf of
in een onderneming op agrarisch gebied, is erg belangrijk.
8