D it gewas moet tijdig worden gezaaid, wat
één van de faktoren is om een maximale op
brengst te halen. Een plantenaantal van 60-80
per m2 is bij het ras Marianne gewenst. Daar
voor is slechts weinig zaaizaad nodig, namelijjc
1 kg per ha. In veel gevallen zal het daarom
nodig zijn om vooraf te mengen met een vulstof
zoals graszaad, witte klaver, karwij of kristal
suiker. Tijdens het zaaien moet men ontmen
ging in de zaaibak tegengaan. Een rijenafstand
van 25 cm is gunstig. Voor de onkruidbestrij
ding is men aangewezen op Asulox tegen 6-7,5
liter per ha. Wanneer duist en straatgras voor
komen of wanneer men karwij als ondervrucht
wil telen, verdient spuiten kort na het zaaien de
voorkeur. Overigens is de behandeling na op
komst wel zo bedrijfszeker. Zo wordt witte
krodde beter bestreden na de opkomst en blijkt
in dat geval ook klein hoefblad zelfs gevoelig.
Meidesoorten en zwarte nachtschade zijn wei
nig gevoelig voor Asulox. Veldbeemd en witte
klaver worden gedood, roodzwenk verdraagt
Asulox wel.
D e karwij die er nu ligt voor de oogst 1979
moet zo vroeg mogelijk in het voorjaar worden
bemest met stikstof. Afhankelijk van de ont
wikkeling varieert de stikstofgift van 60-100 kg
N/ha. Bij te hoge voorjaarsgiften wordt het
legeringsrisiko vergroot. Gelegerde karwij rijpt
onregelmatig af en kan bij loszadige karwij
zaadverliezen veroorzaken. Is in het najaar
weinig N gegeven, dan kan de voorjaarsgift iets
worden verhoogd. Waar nodig kan in het
vroege voorjaar nog een bestrijding van zaad
onkruiden worden uitgevoerd. Wanneer de
karwij nog niet noemenswaard is uitgelopen,
kan Campagard worden gebruikt. Aresin kan
nog worden toegepast tot een gewaslengte van
15 cm. De karwij voor de oogst 1980 moet zo
vroeg mogelijk worden gezaaid. Een zaaizaad-
hoeveelheid van 7 Vi kg/ha geeft de meeste
zekerheid tot het verkrijgen van een goede
standdichtheid. Het gewenste aantal planten in
het najaar is 30 per m2 met een worteldikte
van 6 mm of meer.
D e stikstofbemesting op vlas is een aparte
aangelegenheid, waarmee in het verleden al
veel brokken zijn gemaakt. Enerzijds omdat de
behoefte van het gewas werd overschat, an
derzijds omdat te weinig rekening werd ge
houden met de in de grond aanwezige voor
raad stikstof. Bovendien is het bekend dat bij
vlas de marge tussen teveel en te weinig niet
groot is.
Zomergranen
Suikerbieten
Blauwmaanzaad
Konsumptie-aardappelen
Erwten
Karwij
Zaaiuien
Vlas
De maand maart brengt veel werk met zich mee
geen groeistofkombinaties gebruiken en bij
onderzaai van zowel klaver als gras ook geen
bodemherbiciden. Na toepassing van DNOC
of Herbogil kunt U reeds na een week klaver of
gras zaaien.
2^ omertarwe, haver en zomergerst dienen zo
vroeg mogelijk gezaaid te worden. De zomer
gerst zal overwegend uit de rassen Trumpf,
Menuet of Atem bestaan. Deze rassen zijn ste
viger dan Pirouette, minder gevoelig voor
doorwas en ook minder gevoelig voor meel
dauw. Nu naast de bestaande middelen ook het
middel Bayleton is toegelaten voor meeldauw-
bestrijding in gerst, lijkt het niet noodzakelijk
om de duurdere zaaizaadbehandeling tegen
meeldauw met Milsteirt nog toe te passen.
D e tweede helft van maart is een goede
zaaitijd voor dit gewas, tenminste als het weer
en de grond dit toelaten. Een goed zaaibed is
van groot belang. Een ondiepe grondbewer
king en een egaal en vlakliggend zaaibed is
gewenst. Op zware grond zal dit alleen moge
lijk zijn als in de herfst na het ploegen een
voorbewerking is uitgevoerd. Bij vroege zaai
kan ondieper worden gezaaid, bij late zaai
moet dieper worden gezaaid. Daarvoor zijn
scherpe zaaikouters nodig en voldoende ge
wicht van de precisiezaaimachine. De gewenste
zaaiafstand in de rij is vaak onderwerp van
diskussie. De laatste twee jaar hebben we een
goede veldopkomst gehad. De veldopkomst
bedraagt met het huidige genetisch eenkiemige
zaad ongeveer 70% met een variatie van 60-
80%. Bij een streven naar 80.000 a 85.000
planten per ha zonder handwerk, komen we op
een zaaiafstand in de rij van 16-18 cm. Boven
18 cm is riskant en wanneer U nog over vol
doende handwerk beschikt, is een afstand van
12 cm in de rij een beter uitgangspunt om goed
korrigerend handwerk te kunnen verrichten.
De bescherming van het bietenzaad tegen
voorjaarsinsekten vraagt de nodige aandacht,
met name het bietekevertje heeft de laatste ja
ren danig van zich doen spreken. Een zaai
zaadbehandeling met 8 gr Multamat ZB of 10
gram Mesurol per kg zaad lijkt als algemene
toepassing op de meeste percelen afdoende.
Tegen ritnaalden is lindaan het aangewezen
middel. Op extra gevaarlijke plaatsen met be
trekking tot het bietekevertje zoals na bieten of
op een strook naast bietenpercelen van vorig
jaar en met betrekking tot ritnaalden op oud
weiland zijn aanvullende maatregelen nodig.
Op deze plaatsen kan een aanvullende grond-
behandeling worden toegepast met 5 liter lin
daan 21% per ha of 1,25 liter lindaan 80%, ge
spoten vóór het zaaien en direkt inwerken. Ook
een goed uitgevoerde zaaivoorbespuiting, toe
gepast tijdens het zaaien, met 1 liter lindaan
21%, 1 liter lidazon of 1 kg Mesurol 50% is op
bovengenoemde gevaarlijke plaatsen een goe
de aanvulling van de zaadbehandeling op het
hele perceel.
De toepassing van de veel duurdere granulaten
bij het zaaien is een vorm van verzekering
tegen meerdere belagers van de beeteziekte
waaronder trips, bietevlieg en vroege luizen.
Bij aanwezigheid van veel bietekevertjes bleek
in het verleden in het Zuidwesten 10 kg Temik,
bijvoorbeeld vooral op zware gronden, niet al
tijd afdoende. Het effekt op luis treedt alleen
dan op bij vroege luisbezetting en kan dan het
aantal bespuitingen tegen luis meteen doen
verminderen.
Na deze winter met veel vorst en sneeuw is het
gevaar van vroege luizen, die als luis hebben
overwinterd, duidelijk minder groot. Naast
8-12 kgTemik is ook het middel Dacamox 8-12
kg beschikbaar, wat tegen voorjaarsinsekten
een werking gelijkwaardig aan Temik heeft. 12
kg Curater gran. heeft een wat betere werking
tegen bodeminsekten, maar een minder goede
werking tegen luis. Om schade van het biete-
cystenaaltje te voorkomen, dient 15-25 kg Te
mik, dosering afhankelijk van de mate van
besmetting, naast de zaaivoor toegepast te
worden of 25 kg Vydate granulaat.
Bij de onkruidbestrijding blijft Pyramin kort na
het zaaien de basis. Op zwaardere gronden kan
tegen duist en varkensgras IPC worden toege
voegd. Bij gebruik van Temik wordt toevoe
ging van IPC sterk ontraden wegens kans op
schade. Avadex en Ro-Neet zijn voor de bieten
aanmerkelijk veiliger en dienen voor het zaaien
te worden gespoten en direkt te worden inge
werkt. Menging met lindaan is mogelijk. Ava
dex werkt alleen tegen duist; Ro-Neet heeft
ook enige nevenwerking tegen breedbladigen.
De juiste stikstofbemesting voor bieten is een
belangrijke zaak, omdat deze een direkte in
vloed heeft op het suikergehalte en de sapzui-
verheid. Stikstofprofielonderzoek kan hier uit
komst brengen en de ervaringen van degenen,
die dit hebben gedaan, zijn gunstig.
De stikstofbehoefte van bieten zal gemiddeld
ongeveer 150 kg N zijn, maar varieert van 100
tot meer dan 200 N afhankelijk van voorvrucht,
profiel en bodemvruchtbaarheid, zodat een al
gemeen advies moeilijk te geven is.
Blauwmaanzaad is dankbaar voor een gedeel
de stikstofgift. Afhankelijk van de vruchtbaar
heid van het perceel en de voorvrucht is totaal
90-135 kg N nodig. Blauwmaanzaad is gevoelig
voor een minder goede struktuur van de grond.
Het blauwmaanzaad kan in het vorige groei
seizoen door de verdorringsziekte zijn aange
tast. Deze schimmel kan ook een jong gewas
aantasten. Het is daarom zeer belangrijk om
wanneer men eigen zaaizaad gebruikt dit te
(laten) ontsmetten.
O p vele akkerbouwbedrijven wordt begin
maart het uitgangsmateriaal voor de kon-
sumptieaardappelteelt weer aangevoerd. Het is
zaak om het pootgoed zo op te stellen dat er
volbp licht en lucht bij kan. Hiertoe kunnen de
zakken het beste in rijen - maar los van elkaar -
op de vloer worden opgesteld. Om voldoende
ventilatie te hebben moeten de schuurdeuren
open blijven. Alleen bij gevaar voor nachtvorst
worden de deuren gesloten. Bij uitstel van de
pootdatum zullen de zakken eventueel overge-
stort moeten worden. Op deze wijze ontstaan,
afhankelijk van de buitentemperatuur, kleine
en vrij taaie kiemen. Het poten zo uit de me
chanische koeling moet sterk worden afgera
den.
O m vogelschade zoveel mogelijk te voorko
men, zal de erwt vrij diep moeten worden ge
zaaid. In vele gevallen zal dit gewas worden
benut voor de onderteelt van graszaad of kar
wij. Bij onderzaai van veldbeemd of rood
zwenk is men voor de onkruidbestrijding aan
gewezen op kontaktherbiciden. Wordt karwij
ondergezaaid dan verdienen de bodemherbi
ciden Campagard of Ivorin de voorkeur.
Bij geen onderteelt zijn nog een aantal andere
bodemherbiciden, beschikbaar.
In wintertarwe kan de karwij worden gezaaid
zodra de toestand van de grond het toelaat.
Voor het slagen van de karwij mag de tarwe
zich niet te zwaar ontwikkelen. Een CCC-be-
spuiting en een gedeelde stikstofbemesting is
dan ook zeker op zijn plaats. Karwij kan ge
mengd met erwten worden gezaaid. Dit is een
kompromis. Erwten moeten niet te ondiep en
karwij moet niet te diep\ worden gezaaid.
Ontmenging van beide zaadsoorten moet wor
den voorkomen. Het beste is om bij elke om
gang een nieuw zaadmengsel toe te voegen.
Voor de onkruidbestrijding is men op de bo
demherbiciden Campagard en Ivorin en de
kontaktmiddelen DNOC (vóór opkomst) en
Ivosit of dinoseb na opkomst aangewezen. Bij
onderzaai in blauwmaanzaad kan Asulox ge
bruikt worden. Dit middel mag dan uitsluitend
kort na het zaaien van het gewas worden toe
gepast.
Wordt de karwij onder vlas ingezaaid, dan het
het beste linuron kort na het zaaien worden
toegepast.
Zodra de grond- en weersomstandigheden
het toelaten, kunnen de zaaiuien worden ge
zaaid, soms reeds begin maart. De ervaring
heeft echter geleerd dat de kans op een regel
matige opkomst groter is wanneer in de tweede
helft van maart wordt gezaaid. Een voorjaars
grondbewerking van 3 a 4 cm diepte is meestal
ruim voldoende om een goed zaaibed te ver
krijgen. Belangrijk is dat het zaaibed goed vlak
ligt. Bij een goed zaaibed kan als regel een
zaaidiepte van 2 cm worden aangehouden
(afhankelijk van de zaaitijd).
De uien kunnen zowel met nokkenrad- als met
precisiezaaimachines worden gezaaid. Voor
het verkrijgen van een grovere en uniforme
sortering verdient precisiezaai de voorkeur. De
laatste tijd is de vraag naar grovere uien groter.
De zaaizaadhoeveelheid bij gebruik van een
nokkenradzaaimachine bedraagt 7 tot 9 kg/ha
(7 kg bij een kiemkracht van 90%). Bij de pre
cisiezaaimachine is dit 6 tot 7 kg/ha. Bij deze
zaaimethode moet de kiemkracht minimaal
80% bedragen.
Ten behoeve van de verplegingswerkzaamhe-
den neemt de laatste jaren het rijpadensysteem
toe. Hierbij worden steeds 5 rijen gezaaid op
een afstand van 27 cm, gevolgd door een pad
van 42 cm. Op deze wijze worden op een af
stand van 1.50 m brede rij paden verkregen zo
dat de verschillende werkzaamheden gemak
kelijker en met minder kans op beschadiging
kunnen worden uitgevoerd.
Tegen de uievlieg dient een zaadbehandeling
of toepassing van granulaat met het middel
Phytosol te worden uitgevoerd. Behalve Phy-
tosol is ook het middel Temik 10 G tegen de
uievlieg toegelaten als rijenbehandeling. Hier
voor is een granulaatstrooier, gemonteerd op
de zaaimachine nodig. De Temik-granulaten
mogen bij het zaad, dus in de rij worden toe
gediend. Temik is tegen de uievlieg minder
werkzaam dan Phytosol, tegen het stengelaaltje
echter wat effektiever. Op percelen waar het
aantal stengelaaltjes ook voor Phytosol juist
nog aan de hoge kant is kunnen met Temik
eventueel nog wel uien geteeld worden. Bij de
teelt van eerstejaars plantuitjes is Temik ge
zien de strenge eisen met betrekking tot sten
gelaaltjes, juist zeer goed op zijn plaats.
De onkruidbestrijding in dit gewas is veelal niet
zo eenvoudig. Alicep tegen dicotylen is moge
lijk voor opkomst op gronden met meer dan
25% slib.
Propachloor (Ramrod, Luxan Propachloor)
wordt nog het meeste gespoten, en gezien het
feit dat noch Alicep, noch propachloor hon
derd procent doding van het onkruid geven en
pas weer enige tijd na opkomst andere midde
len mogelijk zijn, zal in de meeste gevallen kort
voor opkomst een middel als Reglone of Gra-
moxone gewenst zijn.
De uitslagen van het profielonderzoek op stik
stofgehalte kunt .U als leidraad gebruiken. Het
strooien van de stikstof moet met zorg worden
uitgevoerd; stikstofbanen zijn funest. De laat
ste jaren zijn goede ervaringen opgedaan met
de toediening van stikstof in vloeibare vorm.
Hierbij wordt opgeloste ureum of de vloeibare
stikstofmeststof urean, met een spuitmachine
kort voor het zaaien toegediend en ingewerkt.
De zaaibedbereiding kan op diverse wijze
worden uitgevoerd. Eén voorwaarde blijft al
tijd gelijk, het moet een ondiepe en egaliserende
bewerking zijn. Een rijenafstand van 8 cm
geeft de beste resultaten. Hierdoor wordt een
betere plantverdeling en een regelmatiger groei
verkregen met als resultaat een kwalitatief be
ter produkt.
Bij verdere toename van de rijenafstand neemt
de kans op legering en op rendements- en
kwaliteitsverlies sterk toe.
Het overdwars ineggen bevordert een regel
matiger stand bij zaaien op ruimere rijenaf
stand.
De hoeveelheid zaaizaad per ha moet niet te
hoog worden genomen. Deze is o.a. afhankelijk
van de zaaitijd, struktuur zaaibed, ras en
kiemkracht en 1000 korrelgewicht van het
zaaizaad. Veelal is 125 kg zaaizaad per ha
voldoende. Hogere zaaizaadhoeveelheden
doen de kansen op legering toenemen, terwijl
de kwaliteit en de zaadopbrengst minder wordt
door teveel ondervlas.
Hierbij moet er naar worden gestreefd om een
zaaidichtheid van 2000 kiemkrachtige zaden
per m2 te verkrijgen.
De keuze van de te gebruiken onkruidbestrij
dingsmiddelen is afhankelijk van de onder
vrucht die ingezaaid wordt.
Het ziet er nu nog niet naar uit, maar hopelijk kan in deze maand een begin worden gemaakt met de
inzaai van de suikerbieten
13