De maand maart op het
Zuidwestelijk landbouwbedrijf
w
M et name voor de gewassen-suikerbieten,
zaaiuien en aardappelen is het gunstig om de
kunstmest enkele weken vóór het zaaien reeds
te strooien. U voorkomt daarmee opkomstpro
blemen veroorzaakt door zoutschade en tevens
is op onze kalkrijke gronden het fosfaat dan
beter beschikbaar voor de jonge plantjes. Wat
betreft de giften aan kali en fosfaat kunt U zich
het beste laten leiden door Uw analyse van het
grondonderzoek. Geef de kali vooral aan die
gewassen die daar het meest dankbaar voor
zijn. d.w.z. aan aardappelen en uien. Wanneer
dit in de vorm van kali 60 gebeurt, is de N-P
meststof 26+ 14+ 0 of op fosfaatarme gron
den 23 23 0 de meststof die voor vele ge
wassen past. Tarwe reageert zwak op een fos
faatbemesting. Daarom kunt U op tarwe, zeker
na aardappelen, in vele gevallen met alleen
kalkammonsalpeter volstaan.
Z oals reeds gemeld is de wintertarwe over het
algemeen goed door de winter gekomen. De
Bemesting
Bestrijding worteionkruiden
K
Debedrijfsvooriichters, ifig. A. Bakker en ing. F. van Houts
Groenbemesting
Wintertarwe
Zaai- en pootbedbereiding
anneer dit artikel verschijnt is naar we hopen de zaaitijd weer aangebroken. We
hebben dan een echte ouderwetse winter achter de rug. De struktuur van de grond van
zowel de boven- als de ondergrond lijkt na deze winter, gevolgd op een droog najaar met
goed ploegwerk, goed te zijn.
De bereiding van het zaaibed zal dus optimaal kunnen plaatsvinden, waarbij we er goed op
dienen te letten dat dit onder voldoende droge omstandigheden gebeurt. Eenmaal iets
verknoeid in het voorjaar, betekent vaak dat we dit het hele jaar door aan de gewassen
kunnen zien.
De wintertarwe lijkt over het algemeen goed door de winter gekomen te zijn of eind
februari zou nog veel roet in het eten moeten gooien. De bladpunten zijn vooral op de
vroeg gezaaide percelen bevroren. De laat gezaaide tarwe vertoont een heel ander beeld.
Deze lijkt nauwelijks schade te hebben geleden.
In maart wordt de basis gelegfl voor de nieuwe oogst. Kunstmeststrooien, zaaien, grond
bewerking, onkruidbestrijding en het inzaaien van groenbemestingsgewassen, zijn dan aan
de orde.
Wanneer de kunstmest pas kort voor het zaaien
gestrooid kan worden, verdient bij suikerbieten
en zaaiuien een gedeelde stikstofgift de voor
keur.
De stikstofgift dient aangepast te zijn aan de
voorvrucht, grondsoort en proflelopbouw en
de uitspoeling gedurende de winter. Kortom
aan de aanwezige voorraad stikstof in het
doorwortelbare profiel. Hierover zal U in een
apart artikel nader worden geïnformeerd. Er is
een toenemende belangstelling om zelf stik-
stofonderzoek te laten doen, vooral voor win
tertarwe en suikerbieten. De verschillen tussen
de percelen zijn zo groot, dat een algemeen
advies zeer globaal is. Door de vorst is het
monsternemen opgeschoven. Hopelijk krijgt U
alles nog op tijd binnen, terwijl U door over
bemesting altijd nog kunt korrigeren indien U
althans niet te hoog bent begonnen.
.week kan men nu nog te lijf gaan waar
suikerbieten of aardappelen moeten komen.
Waar noodzakelijk kan men voor bieten met
een tussenruimte van 2 a 3 weken voor het
zaaien nog 15 a 20 kg TCA strooien of spuiten.
Op lichtere gronden (beneden 25 a 30% afsl.) is
dit alleen verantwoord bij een zware kweek be
zetting. Behalve kweek wordt hiermee ook
duist bestreden. Na een toepassing van TCA
enkele weken voor het zaaien, mag men geen
IPC aan de Pyramin meer toevoegen.
Voor aardappelen kan men nog gebruik maken
van Eptam. Dit vluchtige middel, dat zowel
gespoten als gestrooid kan worden, moet beslist
direkt na toediening 10 a 15 cm worden inge
werkt. Dit gaat ten koste van de struktuur van
de grond. Een pleksgewijze behandeling,
vooral van de stroken naast de slootkanten, kan
uitbreiding en verspreiding beperken.
De gele bloemen van het klein hoefblad ver
schijnen in het vroege voorjaar als eerste voor
jaarsboden op slootkanten en bermen. Gezien
het risiko dat klein hoefblad zich vanuit de
slootkant of de berm over het gehele perceel
verspreidt, zijn maatregelen vereist. Daar waar
van betekenis bloemen voorkomen, verdient
het aanbeveling om een bespuiting met MCPA
uit te voeren.
ondiepe zaai en dus ook een oppervlakkiger
zaaibedbereiding dan grove zaden.
Naarmate de zaaitijd later is zal er dieper moe
ten worden gezaaid en is de grofheid of de
fijnheid van het zaaibed van grotere invloed.
Het is bekend, dat de diepte van de trekker
sporen vaak bepalend zijn voor het al dan niet
verkrijgen van een goed resultaat.
Om insporing te voorkomen, worden hulp
middelen als kooiwielen of dubbellucht ge
bruikt. Hierbij moet men echter wel de ban-
Het is momenteel de vraag, hoe de wintertarwe de winter doorgekomen is. Als er over- of doorge
zaaid moet worden Iet dan goed op de gegeven adviezen
denspanning verlagen, liefst rond 1 ato anders
is het effekt van deze hulpmiddelen nihil.
De groenbemestingsgewassen krijgen dit'
jaar extra aandacht. Het is te hopen dat deze
aktie bij de praktijk goed aanslaat om de zo
noodzakelijke bodemvruchtbaarheid van de
grond te verbeteren c.q. op peil te houden.
Over de inzaaimogelijkheden onder de diverse
dekvruchten en de chemische onkruidbestrij
ding in relatie tot de teelt van groenbemesting
zullen aparte artikelen verschijnen.
Benut zoveel mogelijk de granen en het vlas
voor inzaai van een groenbemestingsgewas.
Het welslagen van de groenbemesters is van
groot belang. De eerste aanzet hiertoe is vooral
bij klaver tijdig zaaien. Een late inzaai van
groenbemesters vergroot het risiko op teleur
stellingen door meer kans op een te droog
zaaibed vooral op zware grond en teveel kon-
kurrentie van de dekvrucht. Engels raaigras en
rode en witte klaver kunnen reeds met sukses
vanaf begin maart worden gezaaid onder win
tertarwe. In zomergerst of zomertarwe kan
Engels raaigras gemengd worden uitgezaaid,
wat een zeer hoge slagingskans geeft.
rasverschillen zijn niet groot. De Franse rassen
zoals Gamin en Top lijken wat meer te hebben
geleden. Veeleer is het de hoeveelheid sneeuw
op het perceel geweest en de wateroverlast die
de verschillen bepalen. Er zullen daarom wel
wat natte percelen of perceelsgedeelten zijn
waar te lang smeltwater op heeft gestaan, die
een te dunne stand na de winter overhouden.
Overigens is de tarwe nog niet ver ontwikkeld
na deze reeds vroeg ingevallen winter.
Op te natte percelen of gedeelten daarvan en
op percelen met veel vogelschade kan tot
doorzaaien of uitrijden moeten worden beslo
ten. Zomertarwe komt hier allereerst voor in
aanmerking. Doe dit echter niet te snel. De
struktuur van de grond is in dergelijke situaties
vaak minder goed, waardoor men ook niet
vroeg op zo'n perceel terecht kan.
Als een optimale standdichtheid voor winter
tarwe geldt ongeveer 175-225 planten per m2.
Dit houdt niet in dat bij lagere plantaantallen
moet worden uitgereden. In het verleden zijn
bij lage zaaizaadhoeveelheden en dus lage
plantgetallen tot 75 planten per m2 toch
opbrengsten gehaald, die niet eens zoveel lager
lagen dan de opbrengst bij hogere plantgetal
len. Op dunne percelen moet de uitstoeling
sterker worden bevorderd. Dit kan door vroeg
stikstof te strooien en de eerste gift wat ruimer
te nemen. Indien de stand zo dun of onregel
matig is dat tot uitrijden moet worden besloten,
dient U bij de keuze van het volggewas reke
ning te houden met in de herfst reeds gespoten
bodemherbiciden. Wanneer Tok-Ultra of
Chandor is toegepast, zal dit weinig problemen
geven bij het volggewas. Bij aanwezigheid van
middelen als Tribunil enz, Dicuran en Igran 50
is de keuze echter beperkt. Zie hiervoor het
betreffende artikel. De stikstofbemesting dient
bij voorkeur in twee keren te geschieden en wel
om de volgende redenen:
a. De totale stikstofgift bepaalt in hoge mate
de uiteindelijke kg-opbrengst. Door deling
wordt de eindbeslissing uitgesteld, waar
door U later in het seizoen het gewas beter
kunt beoordelen en eventueel nog kunt
korrigeren.
b. Bij gedeelde giften kan in totaal meer stik
stof gestrooid worden wat de opbrengst ten
goede komt. Een late gift heeft weinig in
vloed meer op legering, zodat een CCC-
bespuiting meestal achterwege kan blijven.
Bovendien is een late gift gunstig voor de
bakkwaliteit.
c. Een wat schralere begingroei is gunstig om
de ontwikkeling van bladziekten o.a. meel
dauw tegen te gaan.
d. Een late stikstofgift is gunstig voor de
bakkwaliteit van tarwe en verhoogt het ei
witgehalte met ongeveer 1%.
Wanneer in de tweede helft van april het gewas
te schraal staat, kan een tussengift nodig zijn en
dan moet de derde gift wat later gegeven wor
den, bijvoorbeeld eind mei in plaats van half
mei.
Voor de uitvoering van de onkruidbestrijding
in het voorjaar zijn een hele serie middelen
beschikbaar. Bij onderzaai van klaver kunt U
Alleen de grond bewerken als deze goed droog is. Als er te vroeg gewerkt wordt, kan dit zich later in het jaar wreken
H et doel van de zaai- en pootbedbereiding is
om door verkruimeling en egalisatie zodanige
omstandigheden te scheppen dat de lucht-,
vocht- en warmtevoorziening voor de kieming
zo gunstig mogelijk zijn. De ideale situatie
hierbij is, dat men bij het zaaien het zaad op de
onbewerkte ondergrond kan deponeren en de
ze weer afkan dekken met bewerkte grond, die
van boven naar onder fijner wordt.
De grofheid, alsook de dikte, van het zaaibed is
afhankelijk van de grootte van het zaad en de
zaaitijd. Een optimale situatie wordt verkregen
wanneer ongeveer de helft van de gronddeelt-
jes de grootte hebben van het zaad. Is het
zaaibed grover dan krijgt men problemen met
de vochtvoorziening, is het fijner dan krijgt
men problemen met de lucht en de tempera-
tuurvoorziening (slemp).
De bewerkingsdiepte zal ook aangepast moe
ten zijn aan het gewas. Fijne zaden vragen een
12