REINA B ehalve door aanwijsbare oorzaken zoals bodemgebonden ziekten en plagen, slechte struktuur enz. komen bij frequente teelt van gewassen een aantal (nog) onbekende produktiebe- perkende iaktoren naar voren. Bodemstruktuur Ziekten en plagen Onkruiden en opslag van kuituurgewassen Het beste lint geeft de hoogste prijs... zaai daarom Slechte zelfverdraagzaamheid van gewassen en schadelijke voorvruchteffekten Brochure "Bouwplan en vruchtopvolging" Wintertarwe in de tweede ronde weer knock-out! V ruchtwisseling en een bouwplan zijn onvermijdelijk aan elkaar gekoppeld en hebben in het verleden tot nu, karakte ristieke wijzigingen ondergaan o.a. veroorzaakt door de komst van kunstmesf. Aan de hand van opgedane ervaringen werden de volgende eisen gesteld: a. het percentage granen mag niet hoger zijn dan 50%; b. Rooivruchten mogen niet meer dan een derde van het bouwplan innemen; c. het bouwplan mag niet meer dan een zevende deel van ieder der gewassen vlas, erwten en klaver bevatten. De huidige bouwplansamenstelling blijkt met de oude vruchtopvolgingsregels betrekkelijk weinig rekening te houden. Om ekonomische redenen is een sterke bouwplan vernauwing doorgevoerd om aan de verlangens van een intensieve bedrijfsvoering tegemoet te kunnen komen. Daaraan zijn echter de volgende risiko's verbonden - achteruitgang van de bodemstruktuur - verslechteren van de chemische samenstelling van de grond door eenzijdige onttrekking van voedingsstoffen en vermindering van de organische stofvoorziening - het in toenemende mate optreden van bodemgebonden ziekten en plagen, zoals bietenmoeheid - het optreden van lastige onkruiden en opslag van kuituurgewassen zoals aardappelopslag - slechte verdraagzaamheid van gewassen en schadelijke voorvruch- teffekten. aast het bouwplan is ook de bodemstruktuur van belang. Grote aantallen rooivruchten beïnvloeden vaak de struktuur negatief, vanwege het vele transport dat op het land plaatsvindt. Zoals bekend kan een goede organische stofvoorziening en een optimale ontwatering bijdragen tot het instand houden van een goede struktuur. Intensieve bouwplannen met veel rooivruchten zijn ook een belemmering om een groenbemester toe te passen. Wanneer men de humusvoorziening van de grond verwaarloost dan zal daar de eerste jaren nog weinig van blijken de nadelige effektenopenbaren|zich pas na een aantal jaren, om dergelijke grond weer op een goed humuspeil te brengen is geen zaak die dan in één jaar bekeken is. JZ, r zijn ziekten en plagen in gewassen die o.a. veroorzaakt worden door de teeltfrequentie en de opvolging van gewassen. Dergelijke schadeveroorzakers zijn voor hun groei van de aan wezigheid van een gewas of een gewasgroep afhankelijk. On derstaand volgen voor de belangrijkste gewassen in intensieve bouwplannen een aantal bodemgebonden ziekten en plagen. Granen (met name wintertarwe) Tarwehalmdoder. Deze schimmelziekte treedt vooral desastreus op in het 2e en 3e jaar van kontinu tarweteelt. Gaat men door met kontinuteelt dan verdwijnt de aantasting voor het grootste gedeelte. Een bestrijdingsmethode, anders dan het toepassen van vruchtwisseling is niet bekend. Oogvlekkenziekte (legeringsvoetziekte). Bij frequente graan- teelt (meer dan 33%) kan de oogvlekkenziekte in wintertarwe meer of minder schade doen afhankelijk van de weersomstan digheden in winter en vooijaar. Een bestrijding met systemische fungiciden begin mei kan eventueel optredende schade voor komen. Tarwestengelgalmug. De tarwestengelgalmug kan vooral bij zomergraan schadelijke aantastingen tot gevolg hebben Vooral bij kontinuteelt, graan na graan of naast graan en bij aanwezig heid van kweek kan schade optreden. Door waarnemingen en daarop gebaseerde waarschuwingen kan een bestrijding met insekticiden ter voorkoming van schade worden uitgevoerd. Graancystenaaltje. Kan vooral bij zomertarwe en haver maar ook bij andere granen schade geven. Vooral op minder zware en lichte gronden 35% afslibbaar) en hoge teeltfrequentie van granen kunnen zware besmettingen voorkomen. Op zwaardere gronden zijn de kansen op schade door het graancystenaaltje minder groot. De bezetting neemt in jaren dat geen granen worden verbouwd snel af, veel sneller dan bij het biete- of erwtecystenaaltje. In bouwplannen waarin een gron- dontsmetting plaatsvindt is de kans op het optreden van schade gering. Suikerbieten Voorjaarsinsekten. Bij kontinuteelt van bieten of via randwer- king bij de teelt van bieten naast bietenland van het vorige jaar kunnen voorjaarsinsekten (bietekevertje) in hoge aantallen voorkomen en een zodanige wegval van kiemplanten veroorza ken dat herzaai noodzakelijk is. Een afdoende chemische bes trijding van het bietekevertje is mogelijk door een kombinatie van zaadbehandeling en bespuiting of een toepassing van gra nulaat. Bietecystenaaltje. Bij een te hoge teeltfrequentie van waard- planten zoals bieten, koolzaad, koolsoorten en spinazie (vaker dan één keer per vijf jaar op hetzelfde perceel) kunnen biete- cystenaaltjes in schadelijke aantallen vóórkomen. Door het ge bruik van systemische nematiciden kan een zekere, overigens lang niet altijd afdoende bescherming worden bereikt. Met grondontsmetting kan de aaltjespopulatie in de grond zodanig gedrukt worden dat een teeltfrequentie van 1 op 4 of mogelijk 1 op 3 te handhaven is zonder risiko's van ernstige schade. Bij intensieve teelt van suikerbieten, al of niet met grondontsmet ting in het bouwplan, is het aan te bevelen de grond regelmatig op de mate van besmetting te laten onderzoeken. Aardappelen Aardappelcystenaaltje. De teeltfrequentie van aardappelen is in het kader van de Wet op de aardappelmoeöeid begrensd tot maximaal 1 op 4. Bij de teelt van resistente rassen en toepassing van grondontsmetting is verhoging van de teeltfrequentie zon der kans op schade door het aardappelcystenaaltje tot 1 op 2 mogelijk en toegestaan. Verwelkingsziekte. Deze wordt veroorzaakt door een in de grond overblijvende schimmel (verticillium) Aföankelijk van warme jaren en hoge teeltfrequentie van aardappelen kan hier door schade ontstaan. Een bestrijding, anders dan door ruime vruchtwisseling is niet bekend. Uien Stengelaaltje. Op bepaalde percelen en in de hand gewerkt door een te frequente uienteelt kan door aantasting van stengelaaltjes |(kroef) ernstige schade optreden. Door toepassing van gron- jdontsmetting, Phytosol of systemische nematiciden, is schade .min of meer te voorkomen. Witrot. Het witrot wordt veroorzaakt door een- in de grond overblijvende schimmel. Door frequentie uienteelt neemt de kans op aantasting toe. Bestrijdingsmogelijkheden, anders dan door ruime vruchtwisseling, zijn niet bekend. Het is mogelijk de grond te laten onderzoeken op besmetting. B ij intensieve teeltsystemen is bijzondere aandacht nodig voor de bestrijding van onkruiden. Door een groot aandeel rooi vruchten in het bouwplan is onkruidbestrijding in de stoppel bijna niet meer mogelijk, zeker niet wanneer men optimaal de mogelijkheden voor de teelt van groenbemesters wil benutten. Wanneer wortelonkruiden zoals klein hoefblad, veenwortel en (melk)distel een groot probleem vormen dient men bij de teelt van granen aan de bestrijding hiervan voorrang te geven boven de teelt van een groenbemester. Zeker moet men in een derge lijke situatie voor de teelt van grasgroenbemesters kiezen boven klaver. Met de ten dienste staande middelen is een goede onkruidbes trijding mogelijk. Een zorgvuldige toepassing is echter noodza kelijk. Er kleven bezwaren aan sommige langwerkende bo demherbiciden zo^ls Atrazin in mais als daarop tarwe volgt. Anders ligt het met de opslagproblemen van kuituurgewassen zoals van aardappelen. Dit vormt reeds jaren een zodanig groot probleem dat zeker in een driejarige rotatie maar ook in een vierjarige rotatie sprake is van opslag in alle gewassen. Behalve door licht- en voedselkon- kurrentie met het kuituurgewas is de opslag schadelijk omdat ziekteverwekkers als lakschurft, virussen, aardappelcystenaalt- jes en zelfs coloradokevers op peil blijven of zelfs toenemen. Nauwkeurig rooien met een minimum aan rooiverlies, krielk- neuzen en een niet kerende bewerking van aardappelland zijn mogelijkheden om aardappelopslag te beperken. ijiija... e Advertentie IM Van wintertarwe is bekend, dat in kontinuteelt (na 3e a 4e jaar) ondanks de optimale gewasbescherming en verzorging de opbrengst gemiddeld ca. 10% lager blijft dan in ruimere vruchtwisselingssystemen. Uit de resultaten van de'bouwplan- nenproef op "De Schreef' blijkt bij wintertarwe in een rotatie met 50% granen (half tarwe half gerst) reeds een opbrengstver laging tot 5% ten opzichte van een rotatie met 33% granen. Zowel uit praktische ervaringen als uit zorgvuldig uitgevoerd onderzoek komt naar voren dat aardappelen op verhoging van de teeltfrequentie reageren met achterblijvende opbrengsten zonder dat er sprake is van aanwijsbare oorzaken zoals aardap pelmoeheid, struktuurverval e.d. Zo geeft verhoging van de teeltfrequentie van 1 op 6 tot 1 op 4 resp. 1 op 3 op de bouw- plannenproef op "De Schreef' telkenjare een opbrengstdaling van 5 a 10% te zien. Tevens verslechtert de uitwendige knolk waliteit (knolvorm, groeischeuren) bij intensiveren van de teeltfrequentie. Worden aardappelen in een nauw bouwplan direkt na suiker bieten verbouwd, dan treedt een extra opbrengstvermindering van 5 10% op. Naast uit een slechtere struktuur voortkomende oorzaken zijn er aanwijzingen dat hier sprake is van allelopat- hie, d.w.z. een negatieve invloed van de suikerbiet op de aard appel. Uit tot nog toe bekende gegevens blijkt dat door grondonts metting deze negatieve opbrengsteffekten niet worden wegge nomen. Bij afwezigheid van andere opbrengstverlagende faktoren zoals bietecystenaaltjes lijkt de zelfverdraagzaamheid van suikerbie ten groot. Uit lopend onderzoek is nog geen negatieve invloed bij verhoging van de teeltfrequentie gebleken, zelfs niet in het geval van kontinuteelt. Wel zijn er aanwijzingen dat suikerbie ten die direkt na aardappelen worden verbouwd een iets lagere opbrengst kunnen geven (1-5%). Ook hierbij wordt gedacht aan een minder goede bodemstruktuur en aan allelopathie. Vooral uit praktijkervaringen is bekend, dat uien slecht zelfverdraag- zaam zijn. Kwantitatieve gegevens hieromtrent zijn echter niet bekênd. Mede gezien het mogelijke optreden van witrot lijkt een hogere teeltfrequentie dan 1 op 4 niet verantwoord. ontleend aan Aktualiteiten 16)Bouwplan en vruchtopvolging In de serie Aktualiteiten. uitgegeven door het Konsulentschap voor de Akkerbouw en de Rundveehouderij te Goes, de Fede ratie van Verenigingen voor Bedrijfsvoorlichting en de Stu- dieklubs in Zeeland, is nu de derde brochure van dit seizoen verschenen. Het is nummer 16 in de serie. Het onderwerp is: "Bouwplan en vruchtopvolging". Het samenstellen van het bouwplan komt elk jaar voor de ak kerbouwer terug. Dit samenstellen gaat met groter wordende problemen gepaard. De keus uit de mogelijkheden wordt namelijk steeds kleiner. Omdat er nog maar wtinig gewassen geteeld worden, kan de juiste vruchtopvolging meer en meer in de knel komen. Toch blijft het noodzakelijk, dat de gewassen hoge opbrengsten op leveren. In deze brochure worden de basisregels verstrekt om te komen tot het opstellen van een verantwoord vruchtwisselingsschema onder de huidige omstandigheden. Er wordt daarbij nader in gegaan op de aspekten die een rol spelen bij het samenstellen van een bouwplan, waarbij gestreefd wordt naar blijvende hoge opbrengsten en de instandhouding van de bodemvruchtbaar heid. Daarnaast wordt nagegaan wat de invloed is van het intensive ren van het bouwplan op het rendement van de gewassen en op het totale bedrijfsresultaat. Hiervoor zijn modellen opgenomen, die door middel van komputerberekeningen zijn uitgewerkt. Dit intensiveren wordt uitgedrukt in het percentage rooivruchten. Het blijkt dat dit tot op zekere hoogte geld op kan brengen, maar dat het ook zijn grenzen heeft. In deze uitgave worden de problemen en de mogelijkheden van de moderne akkerbouwer duidelijk aangegeven. Er zal daarom voor de lezers veel wetenswaardigs in staan. Deze brochure telt 24 pagina's. Zolang de voorraad strekt is deze verkrijgbaar door storting van 3,— op gironummer 3959908. Dit nummer staat op naam van de Federatie van Verenigingen voor Bedrijfsvoorlichting te Ovezande. Bij bestelling vermelden: "Aktualiteiten 16". Gezien de barre weersomstandigheden in grote delen van ons land en de enorme ongemakken die dit meebrengt voor vele van onze kollega's is het misschien wat overdreven om nu zor gelijk te doen over de toestand van onze beproefde wintertarwe. Nadat we eerst in de waan werden gebracht dat de strijd tussen vorst en warme lucht in het voordeel van het naderend voorjaar was beslecht, sloeg de winter toch ineens verraderlijk terug. Ir. Haenen ging eens kijken op een perceel wintertarwe dat om streeks 20 oktober werd gezaaid op geploegde gronö met een afslibbaar van 40%. Het was 12 februari. Een dun bovenlaagje van de bouwvoor was toen niet bevroren, daaronder zat de vorst nog 5 10 cm in de grond. De afvoer van het regenwater naar de drainreeksen was geblokkeerd, de wintertarwe plantjes hadden de eerste ronde van de winter redelijk goed doorstaan, doch ineens op de veertiende februari, begon de tweede ronde met stuifsneeuw en lage temperaturen. 8

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1979 | | pagina 8