De individuele boer kan de markt nimmer beïnvloeden KORTE WENKEN D rs. van Dis greep even terug in de historie van zo'n 25 jaar geleden en dan met betrekking tot de pootaardappelhandel. In die tijd werd de pootaardappel vaak via zeven of meer schakels van producent naar gebruiker gevoerd, terwijl het transport omslachtig en kleinschalig was. Nu is er nauwelijks nog sprake van schakels, hooguit twee, n.l. producent-exporteur-afnemer. De mogelijkheden tot verkoop van de agrarische produkten zijn beperkt tot een overzichtelijk aantal afnemers. Het aantal aan bieders echter is nog steeds zeer groot. Aan de ene kant is er dus veel veranderd, aan de andere kant is dat minder. A 1 met al kan men echter nog steeds piet onder de waarheid uit dat de individuele boer zelf geen énkele invloed kan uitoe fenen op de agrarische markt. Wel kan de boer de markt wat bespelen in samenwerking met zijn afzet relatie. Hij gaf de boeren de raad te zoeken naar een moderne afnemer die snel op nieuwe mogelijkheden weet in te spelen. Een dergelijk samen spel is voor beide partijen vruchtbaar, zei hij. Ook de boer zelf kan een wijdere kijk krijgen op wat er in Europa gebeurt. Zelf gaf hij als voorbeeld dat hij ieder jaar tijdens de vakantie een ander aardappelgebied in Europa bezocht en daar zijn licht opstak over de mogelijkheden, de kansen en de verwachtingen. Menig boer heeft hetzelfde gedaan hier of daar in Europa. I n een periode dat de prijzen van aardappelen en uien bijzonder laag zijn en in een tijd dat er alom wordt gesproken van overschotten, is het een voor de hand liggende zaak, dat de boer zich afvraagt of hij daar zelf iets aan kan verbeteren. Kan de individuele boer de markt beïnvloeden? Op deze vraag werd afgelopen week getracht een antwoord te geven door Drs. W. van Dis, direkteur van een agrarische handelsonderneming te Fijnaart en de heer S. Silvis, direkteur van de koöperatie Cebe- co-Zuidwest. De één een partikulier en de ander aan het hoofd van een boerenkoöperatie. Beiden kwamen ze tot de hoofdkonklusie dat de individuele boer zelf geen enkele invloed uit kan oefenen op de markt, maar dat via andere wegen een gezamelijke aanpak bij kan dragen tot een beter vooruit zicht op de afzet. Het effekt van reklame Moderne boer en afnemer Gebundeld aanbod Veel te weinig reklame D, Een eigen bijdrage Kou vermindert het verknoeien van voedsel C.A.R.-Zevenbergen AKKERBOUW VEEHOUDERIJ Toch zal ieder produkt op den duur de kortste weg tussen pro ducent en afnemer zoeken waarbij op de voorgrond steeds de kwestie van vraag en aanbod een dominerende rol speelt. Om de vraag toe te laten nemen is het vereist dat er een kwaliteitspro- dukt wordt aangeboden en dat daarvoor de juiste reklame wordt gemaakt. Alleen wanneer - een produkt dus meer wordt ge vraagd door de invloed van die reklame, zou dit de produktie niet mogen doen toenemen, wil het prijseffekt blijvend zijn. Drs. van Dis zette overigens grote vraagtekens bij het effekt van de reklame. De konsumentengulden kun je maar één keer uitge ven. Het heeft geen zin om de konsumptie van peulvruchten te bevorderen als daardoor de aankoop van aardappelen vermin derd, stelde hij. Er zijn stemmen die het doen voorkomen alsof je de wet van vraag en aanbod buiten spel kunt zetten, iets wat een irreële gang van zaken is. Er wordt gesproken van een konsumentenbescherming, zei van Dis, maar misschien is het goed om ook eens stil te staan bij een andere vorm van konsu mentenbescherming zoals het verbod van de kartelvorming in de kunstmestindustrie, een zaak die voor de boer als de verbruiker van kunstmest van belang is. Ook het kwekersrecht zal naar alle waarschijnlijkheid worden herzien, ook ter be scherming van de "konsument". O ok de heer Silvis was van mening dat de individuele boer nimmer de markt kan beïnvloeden. Er zijn veel boeren en wei nig afnemers. Overigens moet men ook bij een bundeling van de nederlandse boejenkrachten bijvoorbeeld goed beseffen dat ons land slechts 1 tot 1,5% van de Europese graanproduktie in han den neemt. Een dergelijk percentage is van weinig invloed. Via de landbouworganisaties kan echter wel getracht worden het Europese prijsbeleid te beïnvloeden. Silvis benadrukte dat er in de handel plaats is voor de partikulieren zowel als voor de koöperatie. waarbij hij er nadrukkelijk op wees dat men ook nimmer kan spreken van de partikuliere handel of van de koö peratie. Iedere onderneming in die sfeer moet als een apart geval bekeken worden. Konkurrentie tussen de verschillende systemen is nuttig. Het past in de sfeer van de handel. Een manier om gezamelijk wat aan de markt te doen zag hij door te komen tot een bundeling van bepaalde produkten, aardappelen en uien b.v. lenen zich daar goed voor. 't Zou onrealistisch zijn om b.v. een bundeling van afzet te kreëren van produkten als blauwmaanzaad of kar- wij. Daarnaast zal men soms zonder kunstmatige ingrepen nauwelijks toekomst hebben. Als voorbeeld noemde hij het Europese graanbeleid. Zonder de bescherming van deze teelt zou in Europa nauwelijks nog lonend graan kunnen worden verbouwd. Het is ook een vorm van een gezamelijke aanpak, die overigens echt niet in het leven is geroepen omdat men zo'n meelijden had met de boer. 't Is veeleer een zekerheidsstelling van de eigen voedselproduktie binnen Europa, zei hij. 'e heer Silvis. had weinig goede woorden over voor het marketingbeleid van de nederlandse agrariër. Onze produkten worden nog veel te weinig gesteund door effektieve reklame. Kapucijners worden alleen in Nederland geteeld en het is een uitstekend produkt. indien goed bereid, een zeer smakelijke kost. Toch is het niet mogelijk om kapucijners in andere landen te verkopen. Het ontbreekt hier. volgens Silvis, duidelijk aan een goed gericht marketing beleid. Overal in Europa is de z.g. Mi- chigan-pea verkrijgbaar, de Amerikanen hebben hun produkt kennelijk beter weten aan te prijzen. Er wordt nog veel te weinig reklame gemaakt voor de dingen die er op de boerderij worden geproduceerd. We moeten dan natuurlijk wel reklame maken voor de dingen die ook goed zijn en dat ook in een lengte van jaren gegarandeerd blijven. Het is jammer, maar wel waar dat nog veel te veel boeren een schrikbarend slechte kwaliteit af durven leveren. Nog steeds vindt er op veel bedrijven een ont hutsende verwaarlozing van het produkt na de oogst plaats. We moeten heel goed beseffen, dat niet de producent bepaalt wat de konsument eet. maar dat de konsument dat zelf doet. Een goed produkt verkoopt altijd en wanneer zou blijken dat we in Ne derland de beste eetaardappel telen binnen de EEG, dan moe ten elders de aardappels uit het bouwplan verdwijnen. Dan telen ze daar maar wat anders. Drs. van Dis had toch zijn bedenkingen tegen die reklame. We hebben veel geld gestoken in de reklame van de Nederlandse pootaardappel Desiré, toen het produkt goed in de markt lag, plaatste Portugal echter wel haar orders voor Desiré in Schotland. Reklame maken voor pootgoed b.v. in landen waar de markt nog geheel open ligt is wel een nuttige zaak. Ik vind de bewaking van de kwaliteit veel belangrijker dan de reklame, want kwaliteit is reklame. daar hoeft verder nog weinig aan te worden toegevoegd. Een goede kwaliteit verkoopt zich zelf. O ilvis bleef bij zijn mening dat reklame moet. Kijk maar eens naar de Nederlandse kaas, zei hij. Zelfs op de Franse markt hebben we daar een goede positie opgebouwd. Reklame moet en het doet de export van een goed produkt toenemen. Heine- kens bier is een goed produkt maar toch hoor je nog steeds dat "heerlijk helder Heineken zo lekker is". Er is en blijft een tekort aan een juist marketingsbeleid en dat wordt mede veroorzaakt door het feit dat ook de boer zelf er weinig voor over heeft. Iets wat uiteraard in slechte jaren best te begrijpen is. Een eigen bijdrage gekoppeld aan een Overheidsbijdrage is het overwegen waard. Wanneer we de gemiddelde uienpool prijs bekijken over de jaren 70 tot 77 dan blijkt die rond de 25 cent de kilo te liggen. Wanneer je b.v. daarvan 1 cent per kilo had besteed aan een extra fonds voor.de afzet, dan zou je daarmee iets hebben kunnen doen aan de reklame voor de nederlandse ui. stelde Silvis. Silvis kwam tot de konklusie dat de boer alleen geen invloed kan uitoefenen op de markt, en dat in het verleden ook nimmer heeft gekund. Samenwerking is de enige weg naar de kontinuïteit op het gebied van de afzet. Het kunnen beschikken over het pro dukt op het moment wanneer dat wordt gevraagd is daarvan een onderdeel vond hij. Van Dis was het met dat laatste volledig eens en gaf toe dat dit juist in de partikuliere handel soms problemen schept. Direkt inspelen op de vraag wordt wel eens belemmerd doordat er nog te weinig binding bestaat tussen de teler en de partikuliere handelaar. Er zou op dit gebied een veel grotere bundeling moeten plaatsvinden. Van Dis wees op het verschil in uitgangspunten die er soms bestaan, wanneer de nederlandse handel wordt vergeleken met die in andere EG landen. Vooral op het gebied van pootgoed komt dit tot uiting in het feit dat in sommige landen de keu ringskosten volledig voor rekening van de overheid komen. In Nederland is dit niet het geval en op zo'n manier ontstaat er een scheve verhouding, zei hij. (Algemene vergadering Fijnaart/Heiningen De heer Silvis vertelde dat een onderzoek heeft aangetoond dat er in het gemiddelde nederlandse gezin ongeveer 25% van het voedsel wordt verknoeid. Dat kan op velerlei ma nieren gebeuren door b. v. het eten dat is overgebleven weg te gooien of een "oud" brood te vervangen voor een vers. Nu echter de winter streng en uiterst onaangenaam over dit landje heerst blijkt dat die verspilling ineens sterk wordt teruggedrongen. De huisvrouw voelt er niet veel voor om in die kou te gaan winkelen. In plaats daarvan doet ze nu meer met kliekjesen dat heeft dan voor de agrarische sektor weer het toch wel nare gevolg dat er minder wordt gekocht. Als iemand meer aardappels eet, zou hij dan minder peulvruchten tot zich nemen EEN GOEDE STAND bij wintertarwe is 200 planten per m2. Heeft U door wateroverlast of tengevolge van de winter maar 50 planten per m2 meer over dan moet U de wintertarwe toch laten staan. Bij minder dan 50 planten per m2 en dan ook nog onregelmatig verdeeld, moet IJ pas aan uitrijden van de wintertarwe gaan denken. Laten staan kost niks, uitrijden kost altijd geld. KON SER VEN ER WTEN, tuinbonen en stamslabonen be horen bij de vlinderbloemige gewassen. Deze vlinderbloe- mige gewassen reageren meestal gunstig op een fosfaatbe mesting. U moet bij deze gewassen dan ook niet te gauw de fosfaatbemesting weglaten. A Heen bij hoge fosfaatcijfers in de grond kunt U dat doen. Zoek dus eerst nog even de grondonderzoekanalyses op voor II gaat boeren zonder fosfaat. STIKSTOF GEVEN in eind februari of begin maart aan tarwe, geeft zelden problemen. De natuur werkt fouten van 10 a 20 kg zuivere stikstof per ha gemakkelijk weg. Veel erger is het als er eind maart of begin april 20 kg zuivere N teveel wordt gegeven. Met andere woorden hoe verder in het voorjaar, hoe minder stikstof op de granen voor een goede opbrengst nodig is. WIE SUIKERBIETEN na suikerbieten of naast een sui kerbietenakker van verleden jaar wil telen, moet wel erg oppassen voor bietenkevertjes. U weet wel die kleine don kerbruine kevertjes die uw jonge bietenplantjes opeten. Grondbehandeling en zaaizaadbehandeling moet U beslist niet achterwege laten! Beter te bang geweest en voorzorgs maatregelen genomen, dan straks bieten over zaaien. ER ZIJN BOEREN die zeggen dat Pyramin direkt na het zaaien van de bieten niet goed meer werkt. Ze willen deze mogelijkheid van onkruidbeztrijding overslaan en alles op één kaart zetten. Dat doet U als de bestrijding gebeurt na opkomst van de bieten. Natuurlijk mag dat want U bent zelf baas, maar wijs is dat niet want bij iets ongunstig weer groeit het onkruid door en wordt te groot en wat moet U dan WANNEER EEN VEEHOUDER veel buitenpercelen heeft, is hij geneigd meer jongvee op te fokken dan voor vervanging van het melkvee nodig is. Dat is dan jammer want uit vele berekeningen en boekhoudingen is vastgesteld dat hierdoor het inkomen wordt verlaagd. Voor het op peil houden van de melkveestapel zijn per 10 melkkoeien 6 stuks jongvee nodig. DE JUISTHEID van een voederrantsoen wordt nog steeds bepaald door de eiwit-vem verhouding. Dieren die veel melk geven, kunnen een vrij grote hoeveelheid mais verwerken, mits voldoende krachtvoer wordt verstrekt. Soms wordt om wille van tijdbesparing aan droogstaande koeien veel snij- mais gegeven. Het gevolg hiervan is, dat het gevaar van vervetting sterk toeneemt. OPNAME VAN VOLDOENDE vocht is ook voor jonge kalveren van levensbelang. Toch zijn er meerdere fokkers die huiverig zijn om jongere kalveren drinkwater naar be hoefte te geven. Een kalf moet dagelijks minstens 10% van het lichaamsge wicht aan vocht kunnen opnemen. Wanneer een kalf enkele weken oud is, moet het voor een goede gezondheid en groei over voldoende drinkwater kunnen beschikken. 5

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1979 | | pagina 5