Het Zoommeer kan 54.000 ha voorzien van zoetwater N in wintergranen TOLKAN-V is een uitstekend voorjaarsmiddel tegen grasachtige onkruiden in wintergranen zoals duist, windhalm en straatgras, en tevens tegen breedbladige onkruiden zoals kamille, muur, en tal van andere probleemonkruiden. De twee werkzame stoffen dinoterb en isoproturon vullen el kaar aan, en tevens versterken zij elkaar in werking. Dinoterb is een kon- taktmiddel en wordt opgenomen door het blad. ISOPROTURON DINOTERB Isoproturon is een systemiscb middel en wordt opgenomen in de plant door de wor tels. H VA blijf onkruid de baas MUUR Tolkan v LUXAN Spaart werk en gewas. V oor de land- en tuinbouw is het van belang dat beschikt kan worden over zoetwater om daarmee in perioden van droogte de gewassen van voldoende extra vocht te kunnen voorzien. De hoop van velen rond het toekomstige Zoommeer is gevestigd op watervoor ziening uit dit nieuwe zoetwaterbekken. Hoe het precies gaat worden is nog niet vastges teld, wel wordt er druk aan gewerkt en verschijnen zo nu en dan publikaties over het toekomstige Zoommeer. In "Deltawerken", de driemaandelijkse publikatie van de Del tadienst wordt gesproken van een mogelijkheid om 54.000 ha rond het Zoommeer van zoetwater te voorzien wanneer uitgegaan wordt van een peil van N.A.P. - 0,50 en hoger. Dat zijn dan de lage gronden van West-Brabant ten westen van Breda, het oostelijk deel van Overflakkee, St. Philipsland, Tholen, een gebied tussen Woensdrecht en de Schelde Rijnverbinding en een gedeelte van Zuid-Beveland ten westen van de Schelde Rijnver binding. Nu is het niet zo dat het Zoommeer in de eerste plaats bedoeld is om de landbouw aan zoetwater te helpen, ook de drinkwatervoorziening, de industriewatervoorziening en de rekreatie krijgen de aandacht. Ookdenktmen aan natuurgebieden als de waterkwaliteit en het waterpeil voldoende op elkaar worden afgestemd. De keuze van het waterpeil 14 et toekomstige peil van het Zoommeer is nog niet vastgesteld omdat nog niet alle gevol gen van het een of ander peil voldoende zijn bestudeerd. Maar om te komen tot een inzicht in een voor alle belangen aanvaardpeilsysteem. zijn drie alternatieven geanalyseerd. Als eerste een peil met seizoenvariaties., waar bij de overgang plaatsvindt in najaar en voor jaar. Het verschil tussen zomer- en winterpeil bedraagt 0.50 m. Bij dit alternatief zijn twee varianten mogelijk: een laag zomerpeil en een hoog winterpeil. of juist omgekeerd, een hoog zomerpeil en een laag winterpeil. Het tweede alternatief is een vast peil. en ten derde een variabel peil met een boven- en ondergrens; onder invloed van het inlaat- en uitlaatbeheer zouden daarbij peilvariaties van een halve tot een hele meter kunnen optreden. Uit de analyse bleek een variabel peil voor de waterhuishouding en de inrichting, maar vooral voor het milieu ongunstig te zijn. Door de grote, onvoorspelbare peilfluktuaties zullen zich geen stabiele oever- en aquatische ecosys temen kunnen ontwikkelen. Langs de oevers kunnen als gevolg hiervan kale. erosiegevoeli- ge zones verwacht worden, die tot een visueel minder aantrekkelijk landschap leiden. Van het alternatief peil met seizoenvariaties biedt de variant "hoog zomerpeil/ laag win terpeil" voor de wateröuishouding aantrekke lijke voordelen. Zo is het waterbergend ver mogen bij deze variant groot in de periode dat ook het w aterbezw aar een aanzienlijke omvang heeft. Voorts is de watervoorziening van het omringende gebied in de zomerperiode een voudig. Vanwege het periodiek afsterven van een ge deelte van de oeverflora en -fauna wordt de kans op ontwikkeling van een stabiele oeverle vensgemeenschap echter klein. Daarnaast bes taat de kans dat door het opzetten van het peil in het voorjaar broedgebieden worden over spoeld. De variant "hoog winterpeil/laag zo merpeil" biedt goede perspektfeven voor de ontwikkeling van de levensgemeenschap op de oevers en in het water: er kan een visueel aan trekkelijk landschap ontstaan. Wel zal de bij het hogere winterpeil behorende oeververde- - diging in de zomermaanden baders en zwem mers hinderen. Uit waterhuishoudkundig oog punt moet een hoog w interpeil negatief beoor deeld worden, omdat het waterbergend ver mogen verminderd wordt in de periode dat de zijdelingse aanvoer door polderwaterlozingen en de Brabantse rivieren juist het grootst is. Als gevolg van het lage zomerpeil zal de wa tervoorziening van het omliggend gebied \s zo mers worden bemoeilijkt, juist wanneer daar behoefte aan water is. Het alternatief vast peil is uit een oogpunt van waterhuishouding zeer goed aanvaardbaar, mits het peil omstreeks N.A.P. ligt. Dit in ver band met de natuurlijke lozing van de Bra bantse rivieren. In dat geval is zowel de afwa tering als de watervoorziening van het omrin-' gende gebied veilig gesteld. Ook voor de in richting van de oevers voor de rekreatie biedt een vast peil goede mogelijkheden. Milieukundig is dit alternatief in principe minder aantrekkelijk omdat het een minder natuurlijke situatie is. Toch zijn er goede mo gelijkheden voor de ontw ikkeling van stabiele oever- en aquatische levensgemeenschappen. Daarvoor is het wel noodzakelijk dat de peil variaties als gevolg van het beheer beperkt in omvang blijven en van korte duur. Opgrond van de analyse blijkt een vast streef- pcil voor hei Zoommeer dus de voorkeur te hebben. Vervolgens is onderzocht of er bij een vast peil alternatieven zijn voor het peil van N.A.P. Daarbij is bezien wat de effekten zijn op de diverse belangen. Het blijkt in elk geval dat het streefpeil moet liggen tussen N.A.P. - 0.25 rrrwi N.A.P. 0.25 m. Len peilsysteem met een zomer- en winter peil zal ook binnen deze waterstanden moeten liggen. Het definitieve streefpeil en het peil- svsteem zullen nader vastgesteld moeten wor den aan de hand van verdere studie en/of praktijkervaring. W aterkwaliteit in het Zoommeer iet alleen het peil is van belang, ook de waterkwaliteit. Een te hoog chloridegetal (zout) kan hef water b.v. voor de land- en tuinbouw ongeschikt maken. De beheersing van de waterkwaliteit van het Zoommeer zal zich in eerste instantie toespit sen op het zout- en het chlorofylgehalte. Hoe wel de nieuwe scheepvaartsluizen die in de kompartimeriteringsdammen worden aange legd. zullen worden uitgerust met een systeem om zout en zoetwater te scheiden, zal toch een beperkte hoeveelheid zout water op het Zoommeer doordringen en een hoeveelheid zoet water afstromen naar de Oosterschelde. Deze zoutbelasting bepaalt in sterke mate het chloridegehalte op het Zoommeer. Verder vormen de polderwaterlozingen een onregel matige zoutbron. Tenslotte komt er nog zout binnen met de kwel onder de kompartimente- ringsdammen door. Door deze gezamenlijke zoutbelasting zal het chloridegehalte op het Zoommeer tamelijk hoge gemiddelde waarden bereiken, van 0,3 tot 0,6 gram per liter. In het zuidelijk deel van het Zoommeer zullen de ge halten hoger zijn dan in het noordelijk deel. Voor een zoetwaterlevensgemeenschap en ten behoeve van de watervoorziening voor land- en tuinbouw is dit gehalte aan de hoge kant. Ook voor de eventuele aanleg van een drinkwater- bekken. zoals in het Struktuurschema Drink en Industriewater is overwogen, is het zoutge halte van belang. Door water in te laten uit het Haringvliet en elders eenzelfde hoeveelheid water te lozen kan men een doorspoeling verkrijgen, waar door het chloridegehalte kan worden verlaagd. De omvang van de doorspoeling hangt af van de optredende zoutbelasting en hetv gewenste chloridegehalte Daarbij moet men wel beden ken dat naarmate het doorspoeldëbiet toe neemt. heT^ verlagende effekt ervan op het chloridegehalte afneemt, zodat doorspoelde- bieten groter dan 100 a 150 m3/sek zelden nog een verlagend effekt hebben op het zout. Een nadeel van het doorspoelen is. dat Rijn- en Maaswater wordt toegevoerd met de daaraan verbonden belasting met nutriënten en toxi sche stoffen. Een bijeffekt van de doorspoeling zal dan ook eutrofiëring zijn. met als mogelijk gevolg algenbloei. Dit kan een bedreiging voor de levensgemeenschap in het water betekenen, omdat het hier in zoet water - naar alle waar schijnlijkheid om blauwwieren zal gaan. die giftige eigenschappen kunnen hebben. Maatregelen tegen deze bloei zijn er wel: bio logische bestrijding - met plankton etende vis sen bi jvoorheelcL-. defosfatering van belastend w ater of versterkte doorspoeling via het aan te leggen spuikanaal naar de Westerschelde. Ook kan men zich voorstellen, dat via subkompar- timentering. net als door de omkading van het Markiezaat van Bergen op Zoom. de waterk waliteit althans plaatselijk beter is te beheer-

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1979 | | pagina 14