M3EUWS UIT BRUSSEL
Gewijzigde ontslagregels
voor vaste dienstverbanden
w anneer de werknemer in de oude situatie - dus na de
beëindiging van een jaarkontrakt - werkloos werd, had hij aan
spraak op uitkering W.W., althans indien bij die beëindiging de
voorgeschreven opzegtermijn in acht was genomen.
Voorstel Gundelach:
Prijzen bevriezen en
melkheffing vier keer zo hoog
D at is het nieuws waarop het agrarisch bedrijfsleven al langer
wachtte maar waarna wel niemand zal hebben gejuichd. Op een
perskonferentie in Brussel zei de heer Gundelach dat hij een
krachtige aanval doet op de overschotten in de zuivelsektor.
Verder krijgt volgens hem de kleine boer in het Europese beleid
nu voor het eerst werkelijke aandacht. Jammer genoeg zo voe
gen wij daaraan toe, zijn de voorstellen zodanig dat Nederland
niet erg veel veehouders onder die regeling zal kunnen stoppen.
In totaal verwacht de Europese Kommissie jaarlijks 960 mil
joen op de landbouwpolitiek te kunnen bezuinigen.
De landbouwkommissaris spreekt van een ander beleid met de
melkheffing (officieel: medeverantwoordelijkheidsheffing).
Dat is dus de afdracht van de veehouder aan Brussel om er de
overschotten mee te bestrijden. Deze destijds door Lardinois
uitgevonden regeling stelt Brussel tot nu toe in staat om maxi
maal 2% van het melkgeld in te laten houden. Sedert vorig jaar
werd in feite 0,5% gekort. De heer Gundelach wil dat per 1 juni
dus naar 2% brengen, maar daarmee zijn we er niet. Als hij in
dezen zijn zin krijgt (wat onwaarschijnlijk is) zou de heffing
vanaf juni iedere vier maanden veranderen. Zodra namelijk de
melkaanvoer met een bepaald percentage stijgt verdubbelt de
heffing, maar ze blijft altijd minstens 2%. Zou in een bepaalde
periode de melkaanvoer met 5% aanzwellen, wat best mogelijk
is, dan gaat de veehouder 10% van zijn melkgeld aan Brussel
verspelen.
H et pakket-Gundelach bevat verder een uitgewerkt kompro-
I n de nieuwe situatie, is een vast dienstverband wat betreft de
landbouw aangegaan op of na 1 m^art 1978, een verband voor
onbepaalde tijd met dien verstande dat het tenminste voor een
periode van 12 kalendermaanden wordt aangegaan. Het kan op
elke willekeurige datum ingaan. Na afloop van de periode van
12 maanden kan het dienstverband op elke gewenste datum
worden beëindigd met inachtneming van de bestaande opzeg
termijnen van 2, 3 of 4 maanden, zoals hierboven aangegeven.
Een belangrijk verschil met de vroegere situatie is dat in alle
gevallen voortaan een ontslagvergunning van het Gewestelijk
Arbeidsbureau is vereist, tenzij het dienstverband wordt beëin
digd met wederzijds goedvinden, of op staande voet wegens een
dringende reden. Om het voorschrift tot het vragen van een
ontslagvergunning van kracht te doen worden diende de
bovenbedoelde ontheffing te worden ingetrokken.
De intrekking vond later plaats dan is bedoeld, namelijk eerst
met ingang van 19 januari 1979. Dat late tijdstip is reden geweest
I n de nieuwe situatie mag pas worden opgezegd, nadat de
ontslagvergunning door het Gewestelijk Arbeidsbureau is ver
leend. De duur van de behandeling van een verzoek om een
ontslagvergunning is verschillend. Het verdient aanbeveling dat
men rekening houdt met een periode van 6 weken.
W at hierboven over verschillen tussen de oude en de nieuwe
situatie is vermeld heeft uitsluitend betrekking op de vaste
dienstverbanden, waarvoor de gereduceerde W.W.-premie
geldt. Voor de beëindiging van losse dienstverbanden gold en
geldt nog steeds het voorschrift dat een ontslagvergunning moet
worden aangevraagd, behalve wanneer het een los dienstver
band voor bepaalde tijd of voor een bepaald werk betrof. Tot
dusver is dat voorschrift (vrijwel) niet nageleefd. Men zal er
goed aan doen om in het vervolg in ieder geval een ontslagver
gunning te vragen voor het beëindigen van een los dienstver
band dat onafgebroken een jaar of langer duurde.
Oude situatie
Nieuwe situatie
Eerst vergunning,
daarna opzegging
Losse dienstverbanden
Aanspraak op uitkering W.W.
na beëindiging dienstverband
Jan Werts/Brussel
Ui uropees landbouwkommissaris Gundelach is van mening dat de agrariërs in het algemeen niet slecht verdienen. Hij
stelt daarom voor alle onder EG-regels vallende agrarische produkten in 1979 dezelfde prijs te laten houden. In de landen
met sterke munten, waaronder Nederland, moet het bedrijfsleven de kostenstijging dus zelf zien op te vangen. Voor de
Nederlandse veehouder heeft Brussel zelfs «en forse prijsverlaging aangekondigd. De melkheffing moet vanaf 1 januari
van 0,5 naar minstens 2%. Dit scheelt de veehouder globaal 1 cent per liter melk.
Kleine veehouder
ÏCjeine veehouders zijn vrijgesteld als zij minder dan 60.000
liter per jaar afleveren, dan wel minder dan 25 hektare grond
hebben. "Onze voorstellen zijn erop gebaseerd de boeren met
relatief veel weiland die niet veel buitenlands krachtvoer ge
bruiken en verder ook de kleine veehouder te ontzien. Drie van
de tien Europese veehouders worden aldus van de melkheffing
vrijgesteld. Zij leveren met z'n allen ook slechts 12% van alle
melk in West-Europa. Wij kunnen deze mensen gezien de grote
werkloosheid nu niet meer adviseren om uit de landbouw af te
vloeien. Part-time boeren - mensen met nog een baan elders - zo
vertelde de heer Gundelach de journalisten verder, moeten wel
de volledige melkheffing betalen.
De heffing, zo leert ons een berekening in de marge van het
notitieblok, gaat de Nederlandse veehouderij op jaarbasis glo
baal 100 miljoen kosten. Dit berekend op basis van een cent
per liter en uitgaande van de jaarlijkse produktie van 10 miljoen
ton melk. De hele opbrengst gaat naar de gemeenschappelijke
organisatie van de melksektor in de EG. Het geld wordt besteed
om er de produktie mee af te remmen en ook om de konsument in
de landen van de gemeenschap goedkopere roomboter te ver
schaffen. De bestaande subsidie ten behoeve van die konsument
op echte boter wordt verdubbeld. Ze gaat nu ongeveer 35 cent per
pakje belopen en het is de bedoeling dat meer landen (Neder
land?) deze regeling gaan toepassen.
Ook andere bestaande stimulansen, bijvoorbeeld om melkpoe
der te verkopen voor diervoeding, blijven gehandhaafd. Verder
dienen bestaande subsidieregelingen op investeringen in de
veehouderij te worden opgeschort. Tenslotte blijven de premies
voor veehouders die ermee stoppen dan wel overgaan op rund-
vleesproduktie gelden.
Kompromis monetaire kompensaties
mis-voorstel voor de afbraak van de monetaire kompensaties in
de landbouw. Die kwestie belet de Europese Gemeenschap
zoals bekend om met het nieuwe muntstelsel EMS van start te
gaan. Ze is daarom extra belangrijk. Het komt erop neer dat
nieuwe kompensaties in de toekomst vermeden worden en dat"
de bestaande in vier jaar tijd afgebroken worden. Zou de gulden
in de toekomst nog eens met bijvoorbeeld 2% revalueren dan
moet de Nederlandse boer de evengrote prijsverlaging die
daaraan vastzit, in twee jaar verwerken. Bij de eerste prijsronde
na de revaluatie de helft en het jaar daarop nogmaals 1%.
Overigens wil de Europese Kommissie waardeveranderingen
van de munten in de toekomst zoveel mogelijk vermijden. Er
wordt in Brussel gezegd dat ze niet meer zo vaak nodig zijn met
een EMS. Wat dat betreft moeten de agrariërs zich toch maar
niet te veel wijs laten maken: monetaire deskundigen in Brussel
zijn in het algemeen nogal onzeker over de gevolgen van het
muntstelsel zodra het eenmaal gaat funktioneren. Er zijn sug
gesties gedaan om de ministers van landbouw mee te laten
praten over toekomstige re- of devaluaties van de munt, maar
dat wordt door de machtige ministers van Financiën stellig van
de hand gewezen. Men zal er dus in Nederland wel degelijk
rekening mee moeten houden dat als gevolg van het EMS de
gulden nog eens duurder kan worden zodat dan de Europese
landbouwprijzen extra onder druk komen te staan. Minister
Van der Stee is zich dat trouwens ook wel bewust.
Geen zorgen over inkomens
O ver de inkomens in de agrarische sektor maakt men zich bij
de EG kennelijk geen zorgen. Gundelach zei er dit van: "Ik
spreek niet over een bevriezing van de prijzen. Die geldt immers
alleen voor de landen met sterke munten. Voor Frankrijk, Italië
en Groot-Brittannië stellen wij een afbraak van de monetaire
kompensaties - een prijsverhoging dus - met 5% voor en voor
Ierland 3%. Gezien deze prijsvoorstellen willen wij van de lan
den met een sterke munt, dus West-Duitsland en de Benelux
geen afbraak van de monetaire kompensaties (prijsverlaging)
verwachten. In het algemeen zijn de bedrijfskosten van de
agrariërs overal sedert driejaar aan het verminderen. Het reeële
inkomen in de landbouw neemt sedert 1970 jaarlijks met ge
middeld 3,5% toe. Dat is een beetje meer dan in de andere
sektoren van het bedrijfsleven met gemiddeld 3% inkomens-
groei", aldus nog steeds Gundelach.
Woordvoerder Mares van het Landbouwschap zegt in een eerste
reaktie dat wat nu wordt voorgesteld nog achterblijft bij de toch
al geringe verwachtingen van zijn organisatie. Het Schap had
immers om 2 tot 4% prijsverhoging gevraagd. Hij voorziet dat de
konkurrentiepositie van de Nederlandse zuivel wordt scheefge
trokken. Besluiten wij met de vermelding dat minister Van der
Stee al bijvoorbaat met een bevriezing van de prijzen had inge
stemd.
IVlet ingang van het C.A.O.-jaar 1978/1979 (voor de
landbouw is dat 1 maart 1978) is het karakter van de vaste
dienstverbanden gewijzigd. Deze wijziging heeft gevolgen
voor de regels bij de beëindiging van het dienstverband.
I n de oude situatie, die geldt voor vaste dienstverbanden die
vóór 1 maart 1978 zijn aangegaan, kon alleen tegen 1 maart
worden opgezegd. In verband met de opzegtermijn van 2
maanden voor de werknemer resp. 2, 3 of 4 maanden voor de
werkgever moest de werknemer in alle gevallen vóór 1 januari
opzeggen, de werkgever vóór 1 januari als het ging om een
werknemer jonger dan 45 jaar, vóór 1 december als de werkne
mer tussen 45 en 55 jaar oud was en vóór 1 november wanneer
de werknemer 55 jaar of ouder was.
Voor aan de landbouw verwante sektoren die een andere pe
riode voor de jaarkontrakten hanteren dan 1 maart - 1 maart,
gelden uiteraard andere dan de hierboven genoemde data.
Voor het beëindigen van deze dienstverbanden was geen toe
stemming nodig van de direkteur van het Gewestelijk Arbeids
bureau. Van het in het Buitengewoon Besluit arbeidsverhou
dingen 1945 gegeven voorschrift tot het vragen van de zoge
noemde ontslagvergunning was namelijk ontheffing verleend.
om in de desbetreffende intrekkingsbeschikking te bepalen dat
voor de beëindiging van een vast dienstverband met inachtne
ming van de daarvoor in de C.A.O. gestelde termijn is opgezegd
vóór 19 januari 1979. Voorts is voor de boomkwekerij, die nog
oude kontrakten kent voor de periode 1 mei tot 1 mei, bepaald
jdat geen ontslagvergunning is vereist indien met inachtneming
van de in de C.A.O. gestelde termijn het dienstverband is opge
zegd vóór 1 maart 1979.
Wil men dus op een bepaalde datum het dienstverband beëin
digen, dan moet men zich 6 weken voordat de opzegtermijn van
2, 3 of 4 maanden ingaat, tot het Gewestelijk Arbeidsbureau
wenden.
Het A.S.F. ging dus niet na om welke reden het dienstverband
was beëindigd. Het A.S.F. zal die gedragslijn ook volgen in die
gevallen, waarin bij het beëindigen van het dienstverband ook
nu nog geen ontslagvergunning is vereist. Dat zijn dus de ge
vallen, waarin het dienstverband met inachtneming van de
daarvoor voorgeschreven termijn is opgezegd vóór 19 januari
1979; voorde boomkwekerij vóór 1 maart 1979. Die gedragslijn
zal niet worden gevolgd in de gevallen, waarin het voorschrift
tot het vragen van een ontslagvergunning van kracht zal zijn. Is
een ontslagvergunning verleend, dan wil dat nog niet zeggen dat
aanspraak op uitkering W.W. kan worden gemaakt. Er is een
dienstverband beëindigd dat voor onbepaalde tijd was aange
gaan en het A.S.F. zal dus moeten nagaan wat de reden van die
beëindiging was. De ontslagvergunning zal die reden als regel
niet voldoende duidelijk aangeven. Het A.S.F. zal daar een
nader onderzoek naar moeten instellen. Op grond van de nadere
gegevens moet dan worden beslist of er al dan niet sprake is van
onvrijwillige werkloosheid, m.a.w. of al dan niet uitkering W.W.
kan worden verleend.
Is er geen ontslagvergunning aanwezig en ook niet vereist, om
dat de werknemer wegens een dringende reden is ontslagen
ofwel omdat hij heeft berust in het aangezegde ontslag en geen
gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid daarover het oor
deel van de direkteur van het Gewestelijk Arbeidsbureau te
vragen (ontslag met wederzijds goedvinden), dan zal er in prin
cipe van wórden uitgegaan dat de werknemer niet-onvrijwillig
werkloos is en dus geen aanspraak kan maken op uitkering
W.W. In deze gevallen (geen ontslagvergunning) zal slechts
onvrijwillige werkloosheid kunnen worden aangenomen indien
is vast te stellen dat het vragen van een ontslagvergunning geen
enkele zin had omdat het de werkgever zowel als de werknemer
volkomen duidelijk was dat het dienstverband tengevolge van
door hen niet te beïnvloeden omstandigheden niet kon worden
voortgezet.
Het A.S.F. zal de hierboven aangegeven gedragslijnen niet al
leen hanteren t.a.v. beëindigde vaste dienstverbanden, doch ook
t.a.v. losse dienstverbanden ingeval deze onafgebroken een jaar
of langer hebben geduurd.
Hetgeen hiervoor over de aanspraak op uitkering W.W. is ge
zegd, kan schematisch als volgt worden weergegeven.
Het vaste dienstverband danwel het losse dienstverband, dat
onafgebroken een jaar of langer duurde, is beëindigd
met een ontslagvergunning
onderzoek naar reden van beëindiging; op grond van ver
kregen gegevens wordt beslist of er recht is op uitkering.
zonder ontslagvergunning
er wordt uitgegaan van niet- onvrijwillige werkloosheid;
derhalve geen recht op uitkering.
Slechts in gevallen waarin zeer duidelijk is dat de wer
kloosheid een onvrijwillige is en dat het vragen van een
ontslagvergunning geen zin had, zal uitkering kunnen wor
den verleend.
10