Konservenpeulvruchten I n het Zuidwestelijk kleigebied komt een belangrijke oppervlakte konservenpeulvruchten voor. Volgens gegevens van het C.B.S. in 1977: D, G, G. D D. B ij de keuze van het te telen ras dient rekening te worden gehouden met de geschiktheid voor zomer- en late teelt, de gevoeligheid voor ziekten, de opbrengst en de bestemming van de bonen. Rassen die in de tabel genoemd worden als zijnde geschikt voor de late teelt, geven bij té late zaai (na 10 juli) veelal een tegenvallende opbrengst. Ing. P.A. den Hollander C.A.R. Zevenbergen Doperwten Stamslabonen Tuinbonen Z.W. kleigebied 2.765 ha 2.443 ha 623 ha Nederland 5.232 ha 6.094 ha 2.192 ha Totaal 5.831 ha 13.518 ha In het Z.W. is West-Brabant het belangrijkste teeltgebied. In sommigle jaren is er enige teelt van Flageoletbonen. Deze teelt komt in hoofdzaak overeen met stamslabonen en is in Frankrijk meer bekend. De teelt van doperwten bestaat vrijwel uitsluitend uit rondzadige rassen. Sinds kort is er wat belangstelling voor gekreuktzadige rassen. De tuinbonenteelt voor de industrie be staat uit blankblijvende en bruinkokende rassen. In dit artikel worden enkele punten aangegeven die aansluiten bij het rassenbericht elders in dit blad. Het ras e teler heeft weinig invloed op de rassen- keuze. Meer bewustwording is noodzakelijk. Het is van belang dat hij op de hoogte is van de eigenschappen en de opbrengst van de rassen. Beperking van teeltrisiko's is een belangrijke bijdrage tot het behalen van goede resultaten. Er zijn een aantal nieuwere rassen die oude bekende hebben vervangen, omdat deze in één of meerdere opzichten beter zijn. Soms worden rassen onder een andere naam aangeboden. In het rassenbericht wordt steeds de officiële naam vermeld en staat aangegeven onder wel ke naam een bepaald ras ook wel bekend is. Het gebruik van verschillende benamingen voor hetzelfde ras geeft verwarring. Daarom wordt aangeraden alleen de officiële rasnaam te gebruiken. Zaaizaad en standruimte ebruik zaaizaad dat aan de N.A.K.-G. eisen voldoet. Vooral bij kreukerwten is de kiemkracht van belang. Bij een lage kiem- kracht van bijv. 80 a 85% is de veldopkomst bij kreukerwten slechts 55 a 65%. Bij de rondzadi ge erwten is deze dan 70 a 75%. Het zaaizaad moet behandeld zijn tegen kiemschimmels. De zaaizaadhoeveelheid staat in relatie met het 1.000-korrelgewicht. De te gebruiken hoeveel heid zaaizaad per ras kan daardoor sterk uiteenlopen. Bij doperwten wordt uitgegaan van 100 planten per m2 voor de vroege rassen tot 60 planten per m2 voor de late rassen. Ge zaaid wordt op een rijenafstand van 20-25 cm, maar ook steeds meer op 10 - 12 'A cm. Voor stamslabonen varieert het plantgetal van 20-40 planten per m2. Een fors gewas vraagt minder planten per m2 dan een schraal gewas. Ook de grondsoort speelt een rol. Afhankelijk van de zaadgrootte kan de zaaizaadhoeveel heid uiteenlopen van ca. 50-115 kg per ha. Voorkom kiembeschadiging bij het zaaien met de precisiezaaimachine. Uitzeven van zaad in frakties bevordert de verzaaibaarheid. De rije nafstand varieert tussen 37 Vi tot 50 cm. Voor de frontplukker 37 Vi cm, voor de rijenplukker 44 tot 50 cm. Voor 30 planten per m2 en een veldopkomst van 90% moeten bij een rijenafstand van 37 'A cm 12 zaden per strekkende meter worden ge zaaid en bij een rijenafstand van 44 cm 15 za den per strekkende meter. Uit een proef met tuinbonen, aangelegd in 1976 door het P.A.G.V. te Lelystad, bleek door verhoging van het plantenaantal van 13 naar 24 per m2 bij een 6-tal rassen de korrelopbrengst toe te nemen met 14%. Wanneer de kosten van Drie-rijige frontplukker aan het werk in stamslabonen. het zaaizaad in rekening wordt gebracht, is het rendementsverschil nog slechts gering. Zaaitijd lobaal genomen is de beste zaaitijd voor stamslabonen de laatste week van mei en de eerste week van juni. Soms wordt voor hoofd teelt nog tot ver in juni gezaaid. Voor nateelt moet niet later worden gezaaid dan 10 juli. Later zaaien, geeft teleurstellingen. Door de snel korter wordende dagen neemt de groei sterk af. Tuinbonen laten een vrij grote spreiding in zaaitijd toe. Zolang de zaaitijd niet later valt dan half april is nauwelijks een lagere op brengst te verwachten vergeleken met vroege zaai. Zaaitijden later dan half april zullen ge middeld lagere opbrengsten geven, lager naar mate later wordt gezaaid. Witbloeiende rassen geven bij late zaai een grotere opbrengstde pressie dan bontbloeiende rassen. Afgelopen jaar werd in West-Brabant noq tot 10 mei gezaaid. Ondanks de behaalde goede op brengsten is dit toch wel erg laat. In koele ge bieden, zoals de kuststreken, geeft begin mei- zaai nog vrij normale opbrengsten. Bij doperwten is door een aangepaste rassen- keuze een grote periode te overbruggen. Naar mate later wordt gezaaid dan half april zal de opbrengst verder teruglopen. Globaal geeft zaaien tot half april weinig of geen opbrengst derving. In het algemeen geldt: later zaaien, geeft meer kans op droogte, minder goed zaai- bed, meer vogelschade, meer topvergeling, dus meer risiko. Oogsten operwten en tuinbonen worden vrij alge meen vanuit het zwad gedorst. Om verliezen en beschadiging te voorkomen, is het van groot belang dat de machines goed worden afgesteld. Bij doperwten zijn er verschillen in dorsbaar- heid tussen de rassen. Rassen waarvan de peulwand de korrel nauw omsluit, zoals het ras Uvo en Cobri, zijn moeilijker dorsbaar. Rassen waarvan de rasnaam eindigt op "ette" hebben in het algemeen een vrij strak peultype. Een vers gewas dorst beter dan een verwelkt gewas. Een nog jeugdig gewas geeft meer oogstverlie- zen door moeilijker uitdorsen en meer kapot geslagen korrels. Bij een goede opbrengststaf- fel moeten deze verliezen zijn ingebouwd. Bij tuinbonen kunnen om dezelfde redenen als bij doperwten oogstverliezen optreden. Het ras Suprifin is bij een laag toerental reeds goed te dorsen, terwijl de rassen Ite (Beryl) en Rowena een relatief hoog toerental nodig hebben. Er zijn echter jaarverschillen. Soms blijft het gewas, wanneer in het zwad wordt gemaaid te lang liggen, waardoor het te sterk verwelkt. De korrelopbrengst is dan lager en de hardheid hoger. Ook bij toepassing van een opbrengst- en prijsstaffel ontvangt de teler dan een te lage geldopbrengst. Bij een grotere hardheid is de prijs immers lager, terwijl door de lange ligtijd bovendien de kg-opbrengst la ger is. Bij stamslabonen geven stevig opstaande ge wassen, waarbij de peulen los van de grond hangen, de minste verliezen. Voor frontpluk kers is een vlak zaaibed zonder oneffenheden noodzakelijk. Een rijenplukker is minder ge voelig voor plukverliezen in fijnere en/of laag groeiende gewassen dan de breedplukkers. Er wordt bij stamslabonen vrijwel niet gewerkt met een opbrengst- en prijsstaffel. Dat betekent dat onvoldoende rekening wordt gehouden met opbrengst en kwaliteit. Behalve de zaadlengte is daarvoor de peuldiameter hanteerbaar. Konsulentschappen voor de akkerbouw en rundveehoude rij in Zuidwest Nederland Rijksinstituut voor het rassenonderzoek van kuituurge wassen te Wageningen Proefstation voor de akkerbouw en groenteteelt in de vol- legrond te Lelystad Proefboerderijen "Rusthoeve" en "Westmaas" DOPERWTEN e oppervlakte doperwten neemt geleidelijk af. Het aantal rassen is vrij omvangrijk en het is niet zo gemakkelijk hierover een goede voorlichting te geven. Behalve het ras is ook het tijdstip van dorsen belangrijk voor de opbrengst. Kontrakteren op hardheid is daarom het best. Bij te vroeg dorsen kunnen ook ekstra dorsverliezen optreden. Er kunnen in de praktijk rasverschillen optreden bij het uitdorsen. Moeilijk dorsbare rassen moeten dan bij een hoger toerental worden gedorst. In het volgende overzicht zijn de opbrengsten in verhoudingsgetallen en de voornaamste eigen schappen van een aantal rondzadige doperwtenrassen vermeld. Bij de hoeveelheid zaaizaad is uitgegaan van 100 planten per m2 voor de vroege rassen tot 60 planten per m2 voor de late rassen. Uit een tweejarig onderzoek van het P.A.G.V. is gebleken dat bij vroege rassen (Odé - Danielle) het plantgetal kan worden verhoogd tot 120 per m2. Overzicht van de raseigenschappen en zaaizaadhoeveelheden bij doperwten vroeg 1.000 gem. stro nei relatie fijnheid RAS heid korrel zaai lengte ging ve kor van de gew. zaad 4) tot rel op erwt 2) hoe v. door- brengst per kg bloeien per ha 3) vroeg Odé (Danielle) 9 180 225 6 8 95 8 Florix 9 160 170 9 8 100 8 middenvroeg Cirano 8 150 140 7 8 90 8,5 Aldot 7 140 170 3 7 92 9 Margo 7 140 130 6 8 110 9 Colmo 5,5 170 160 6 6 105 8 Evi (Bonette) 5,5 130 100 7 6 90 9,5 Profino 5,5 140 125 5 8 95 7 Uvo (Coquette) 5 130 110 6 5 85 9,5 middenlaat Cobri 4 180 150 4 6 115 7,5 Harolt 4 155 160 6 7 110 8,5 Mercurio 3,5 140 125 6 5 95 8,5 Polarette 3,5 140 115 5 5 95 8,5 8 Spiket 3 130 115 5 5 90 Ytar (Perlette) 3 130 95 6 8 100 7,5 Mercato 1,5 140 140 6 5 100 8,5 1) Vroegheid, kort stro, weinig neiging tot doorbloeien en een kleine erwt zijn door een hoog cijfer aangege ven. 2) Kan vrij sterk variëren. 3) Het is gewenst op gronden die veel stro leveren wat minder en op stro-arme gronden wat meer zaaizaad te gebruiken. 4) Rassen met een 9 kunnen onder bepaalde omstandigheden te kort blijven. ST AMSPERZIEBONEN Voor machinale pluk is vooral van belang dat de peulafrijping uniform en de sortering nauw is. De bepaling van het oogsttijdstip mag niet afhangen van de maksimale peulopbrengst of van de meest gunstige peulsortering zonder dat een opbrengst- en prijsstaffel gebruikt wordt. Overzicht van de raseigenschappen en zaaizaadhoeveelheden bij stamsperzieboon De rassen zijn gerangschikt naar vroegheid. geschikt kg gevoe- vat- ste- geschikt voorfijn- door-relatieve op- voor zaai- lig- baar- vig- machi- blik- diep- snij- heid snede brengst zomer- late zaad heid heid heid nale konser- vrie- den peul peul in '78 lande- teelt teelt per ha voor voor stro pluk ven zen 6) 7) te lijk 2) Ivorin rolmo-5) West- (meer- 3) zaïek maas jarig) 4) RAS Prelude 90 4 7 7 7 7 7 5 4 7 123 110 Prevato 85 4 9 7 7 7 7 5 7 62 95 Centrum 1) 80 3 6 6 6 7 6 5 5 6 92 105 Gro (Amicron) 50 9 8 7 7 9 86 105 Lam 80 1 7 6 6 7 7 7 8 97 100 Tuf 70 2 9 8 7 5 9 94 110 Fran (Toccate) 65 1 9 8 7 6 6 6 9 134 115 Pepita 80 3 9 8 6 7 7 6 9 85 115 Pros (Gitana) 65 3 9 8 7 8 9 109 105 Rofin 80 1 9 7 6 7 6 6 9 115 110 Stratego 80 9 6. 6 7 9 104 105 komt voor de desbetreffende eigenschap of bestemming in het algemeen niet in aanmerking. geen of onvoldoende gegevens bekend. 1) Synoniemen: Docent, Nr. 21, Recent, Record en Resulta. 2) Het aangegeven gewicht voor zaaizaad per ha is een gemiddelde waarde. Op zandgrond kan in de regel met wat minder zaaizaad worden volstaan, terwijl op zware zavel en klei wat meer zaaizaad nodig is. 3) Dit betreft de in kiemplantstadium bepaalde gevoeligheid. Kwalifikatie van een ras als gevoelig betekent dat de kans op schade groot is als de omstandigheden ongunstig zijn (zware neerslag en humusarme grond); 1 zeer gevoelig; 9 zeer weinig gevoelig. 4) 1 zeer vatbaar; 9 niet vatbaar. 5) 1 totaal ingezakt; 9 zeer stevig. 6) 1 zeer grof; 9 zeer fijn. 7) 3 plat-ovaal; 5 ovaal; 7 ovaal-rond; 9 rond. 13

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1979 | | pagina 33