Speenbetrappen bij melkkoeien in
rundveestallen
Bemesting van grasland
V
U it bemestingsoogpunt bezien lijkt mij een gift van 30 ton per
ha wel verantwoord, mits verdeeld over 2 giften, nl. 15 ton vóór 1
januari en 15 ton in de periode februari/maart.
H et is algemeen bekend en ook aangetoond dat bepaalde koeien meer kans lopen zich te betrappen dan andere. Een
belangrijke reden hierbij is de afstand van de speen tot de grond. In de weken rond het afkalven en enkele weken erna is de
frekwentie het hoogst.
H et vloeranker wordt geplaatst op 5 a 10 cm. achter de zulbalk
(knieboom). Bij het brengen van de bovenbevestiger (lengte 20
cm.) moet het voorste gat zich op ongeveer 20 cm. achter het
voorste gat van het vloeranker bevinden. De knieboom mag niet
hoger zijn dan 10cm. en rond worden afgewerkt. De standlengte
van de koeplaats van 150 cm. (drijfmeststal) tot 160 cm. (stal met
gescheiden mestbewaring). Bij de nu in de handel gebrachte
vastzetsystemen voor grupstallen is het zeer verstandig de
richtlijnen van de fabrikant op te volgen.
D<
D
H et graslandbedrijf, zoals wij dit thans in Brabant aantreffen, verschilt in veel opzichten met het bedrijf van vóór 1960.
Een beperkte oppervlakte wordt nog slechts als bouwland gebruikt n.l. voor de teelt van voedergewassen; hoofdzakelijk
snijmais. Verder bestaan er ruime mogelijkheden tot aankoop van ruwvoer en eiwitrijk krachtvoer.
D e gewenste pH van grasland ligt tussen pH 4.8 en 5.5. Uit
gegevens van het grondonderzoek blijkt, dat 60% van de on
derzochte percelen binnen genoemde waardering vallen. Van
wege de hoge N-giften die thans op grasland worden toegepast,
wordt er wat meer kalk aan de grond onttrokken. Het is mogelijk
op bestaande grasland een onderhoudsbekalking toe te passen,
gebruik makend van een hoeveelheid kalkmeststof, van maxi
maal 1.500 kg CaC03 per ha. Een betere methode is om bij
vernieuwing van grasland de pH van de grond te laten bepalen,
en zonodig, de pH op het^goede peil te brengen. Het in de
grondwerken van de kalk lijkt mij een beter effekt te hebben dan
tijdens de graslandperiode een onderhoudsbekalking toe te
passen.
ing. C. van Bragt
Exportwaarde varkenssektor
3 miljard
Ing. S. Jorissen,
Melkveestapel met 4% toegenomen
C.A.R. Zevenbergen
Spec. Boerderijbouw en
Inrichting
Naast deze oorzaken kan ook de ligplaats in de stal het speen beïnvloeden.
Door de volgende oorzaken wordt speenbetrappen in de hand gewerkt:
a. Een te harde ondervloer.
b. Een standplaats die te smal is.
c. Belemmering van de bewegingsvrijheid bij het opstaan.
an genoemde faktoren kunnen er in elke stal wel één of
meerdere voorkomen. Het is ook daarom dat in alle typen stal
len speenbetrappen voorkomt. Komen meerdere ongunstige
faktoren gelijktijdig in een staltype voor, dan is daar de frek
wentie het hoogst. De grupstal, zowel met gescheiden rnestbe-
waring als de drijfmeststal, is dikwijls een type stal waar meer
dere faktoren aanwezig kunnen zijn. Dit is bij het onderzoek ook
wel naar voren gekomen.
a. Een hardere vloer geeft ernstiger speenbeschadiging dan een
zachte ondervloer omdat dan de spenen immers tussen twee
hardere objekten worden ingeklemd.
b. Een te smalle stand beïnvloed het speenbetrappen. Afschei
dingen tussen de koeien verkleinen de kans op betrappen door
de buurkoe. Als de dieren tegen elkaar aanliggen, kan het zeer
goed mogelijk zijn dat ze hun achterbenen bij het opstaan niet
vrij kunnen bewegen. Doordat de klauwen dan zeer kort tegen
de uier getrokken zijn, is de kans zeer groot dat ze zichzelf
betrappen.
c. De bewegingsvrijheid van de dieren is ook dikwijls begrensd,
zowel naar voor als naar achter. Het dier kan in dit geval moei
lijk of niet normaal opstaan en door een te hoge knieboom en
een te korte afstand komt het gelijk een paard omhoog. De voor-
en achterbegrenzingen komen voor op de grupstal tussen knie
boom en grup. In de grupstal wordt het al of niet gemakkelijk
opstaan in belangrijke mate bepaald door het vastzetsysteem.
Uit de praktijk is bekend dat de hangketting strak gespannen het
speenbetrappen in de hand werkt. De afstelling van de schoft
boom in de ligboxstallen kan eveneens speenbetrappen in de
hand werken. Dit gebeurt bijvoorbeeld als de schoftboom te ver
naar de roostervloer of dichte vloer wordt gesteld. Het strak
vastzetten van de koeien in een grupstal en het verder naar
achter plaatsen van de schoftboom in de ligboxenstal wordt
gedaan om de koeien zindelijk te houden. Het dier beperken in
het opstaan zal vrijwel altijd tot gevolg hebben dat de kans op
speenbetrappen sterk toeneemt.
Oplossingen om speenbetrappen in grupstallen tot een minimum
te beperken
Standbreedte
e standbreedte zou goed zijn als de dieren elkaar niet hin
deren als ze alle gelijk zouden opstaan. Een goede standbreedte
is 1.05-1.10 m.. Wanneer er tussenafscheidingen worden ge
bruikt, moet de standbreedte voor melkkoeien 1.10 m. bedra
gen.
Ervaringen met koe-trainers
e ervaringen met koe-trainers zijn op de grupstallen met
De voorzitter van het produktschap voor vee en vlees, de heer
Meijer, wees er in zijn nieuwjaarstoespraak op dat de export
waarde van de Nederlandse vee en vleessektor in 78 met rond de
100 miljoen gulden is gestegen tot een totaal van 4,5 miljard.
Het aandeel van de varkenssektor hierin is rond de 3 miljard,
met een dienovereenkomstige bijdrage aan werkgelegenheid in
ons land van circa 200.000 mensen.
De varkenssektor groeit uit tot een van de belangrijkste in de
Nederlandse volkshuishouding en dat zonder strukturele over
heidsfinanciering. De varkensvleesproduktie blijft nog steeds
toenemen. In 1978 met 7%. De rundvleesproduktie liep met 7%
terug, terwijl de produktie van schape- en kalfsvlees gelijk
bleven. In 1978 was er een niveau van 14 miljoen slachtvarkens.
Niet alleen onze betalingsbalans heeft daarvan geprofiteerd.
Aan levende varkens en varkensvlees ging in '78 ruim 75.000 ton
méér de grens over en dat betekent een extra deviezenopbrengst
van rondweg 178 miljoen. Ook de konsumenten in ons eigen
land hebben zich niet onbetuigd gelaten. Vergeleken met de
cijfers over 1977 mag zelfs gesproken worden van een relatief
sterke toename van de binnenlandse vleeskonsumptie. En wel
tot rond 65 kg per hoofd van de bevolking.
Wel vallen onderlinge verschuivingen op. Het varkensvleesver-
bruik blijkt namelijk met meer dan tien procent te zijn toege
nomen. Het is zelfs niet uitgesloten, aldus de pw-voorzitter, dat
dit verbruik, wanneer de definitieve cijfers met die van 1977
vergeleken kunnen worden, tot boven de 15% zal blijken te zijn
toegenomen.
14
gescheiden mestbewaring en op de drijfmeststallen zeer gunstig.
Men behoudt nl. ook op langere afstanden schone dieren. De
koe-trainer maakt het nl. mogelijk de stand voor de dieren goed
aan te passen. Bij koe-trainers is het mogelijk om de dieren
voldoende ruimte te geven om op te staan en bij het staan op de
stand blijven ze goed schoon. Nadelige gevolgen zijn bij een
onderzoek naar het gebruik van de koe-trainer niet naar voren
gekomen.
De ligbox met verhard ligbed
T er voorkoming van vuile boxen is de veehouder al gauw
geneigd een oplossing te zoeken om dat te voorkomen. Hij
neemt dan zijn toevlucht door de schoftboom naar achter te
gaan plaatsen. Hiertegen moet toch wel worden gewaarschuwd.
Meestal zullen de dieren hierdoor moeilijker in de box kunnen
opstaan. Door deze belemmering bij het opstaan, zal de frek
wentie van speenbetrappen in de ligboxenstal toenemen. De
gunstige eigenschap van de ligboxenstal, minder speenbetrap
pen dan op de grupstal, gaat dan verloren.
Bij een wat kleinere koemaat is de plaatsing van de schoftboom
anders dan bij een grotere koemaat (denk aan kruisingen HF).
Een gebruikelijke maat van de achterrand box naar de schoft
boom is 1.80-1.90 m.. De schoftboomhoogte, gemeten vanaf de
verharde vloer, bedraagt 95 cm. tot 100 cm.
Speenbetrappen heeft vele schadelijke gevolgen. Om dit euvel
zoveel mogelijk te voorkomen, zullen de dieren in de stal vol
doende ruimte moeten hebben voor staan, opstaan en te gaan
liggen. Wanneer aan deze drie onderdelen is voldaan, is er ter
voorkoming van speenbetrappen al veel bereikt.
Bij deze drijfmeststal is aanpassing van de standlengte goed
mogelijk.
CRA-Waalre.
Aangepaste rundveestalling maakt het mogelijk om per werkkracht veel meer vee te kunnen verzorgen. Vooral de
moderne bewaring van de mengmest in kelders en de mogelijkheid om de loonwerker in te schakelen voor de verspreiding
van deze mest geven belangrijke arbeidsbesparing.
Dichte veebezetting
.A. ankoopmogelijkheden van ruwvoer en krachtvoer hebben
tot gevolg een dichte veebezetting per ha eigen grond. Een
rundveedichtheid van 3 4 stuks omgerekende groot vee-een
heid per ha eigen grasland voedergewassen vormt geen uit
zondering.
Volgens de thans geldende normen is de mestproduktie per
stuks grootvee gedurende een normale stalperiode van 180 da
gen 10 m3 drijfmest. Op gezette tijden wordt de mestkelder
geledigd. Voor een belangrijk gedeelte wordt deze mest naar het
grasland gebracht en het resterend gedeelte wordt in het wat
latere voorjaar gebruikt op het met snijmais te betelen bouw
land.
Welke hoeveelheden
Teneinde beschadiging van de zode te vermijden moet U zorgen
voor een gelijkmatige verdeling en niet tijdens een vorstperiode
aanwenden.
30 ton runderdrijfmest bevat:
60 kg P205 (volledig werkzaam); 150 kg K20; 120 kg N (voor lA
werkzaam 40 kg); 30 kg MgO; 30 kg Na20.
Als men dit bemestingsschema volgt zal na enige jaren bij he
ronderzoek van de grond blijken:
a. Het fosfaatcijfer van de grond zal gelijk gebleven zijn of iets
gestegen. Aanvullende bemesting met fosfaat in kunstmest-
vorm is dus weinig zinvol.
b. Het kaligetal zal gelijk gebleven zijn of iets gedaald, mede als
gevolg van uitspoelingsverliezen. Vooral na een winter met
grotere neerslag dan normaal kan een aanvullende bemes
ting met 40 - 60 kg K20 per ha nuttig zijn. Voor een optimale
groei van het gras gedurende de gehele zomer is tenslotte kali
zeer belangrijk.
c. Magnesium en natrium. Ofschoon beide elementen van
minder belang zijn voor de groei van het gras zijn ze van
groot belang voor de samenstelling van het mineralenbes-
tanddeel in het gras ls veevoeder. In 30 ton gegeven drijfmest
is lang niet voldoende magnesium en natrium aanwezig.
Blijkens het grondonderzoek bevat 50% van de onderzochte
monsters een laag Mg-cijfer en 70% van de onderzochte
grondmonsters een laag Na-cijfer. In het algemeen gesteld:
toediening van bemestingszouten is hier voolopig nog op zijn
plaats. Als voorbeeld zou kunnen worden genoemd 200 kg
kieseriet 100 kg landbouwzout in het vooijaar. In de loop
van het groeiseizoen hebben wij nog een goede mogelijkheid
bij de hand wat extra magnesium toe te dienen. Bijvoorbeeld
in de vorm van magnesammonsalpeter in zijn nieuwe sa
menstelling (22% N 7 kg MgO in de vorm van dolomiet).
Koper en cobalt
1Z andgronden bevatten van nature weinig of geen koper en
cobalt. Dit zijn elementen die in' zij het slechts geringe, mate
nodig zijn. In het gehele bemestingsbeleid moet men er wel de
nodige aandacht aan besteden. Een op grasland veel gebruikte
meststof is kopperslakkenbloem. Dit is een produkt dat zowel
koper als cobalt bevat en een verhouding die goed past in het
bemestingsplan.
Een gift van 300 kg van dit produkt is toereikend voor 4 - 5 jaren.
Kalktoestand en bekalking
Tenslotte
V oor een optimale groei van het gras en voor een goede
minerale samenstelling dient men veel aandacht te besteden aan
een juiste basisbemesting. Dit is van des te meer belang naar
mate de te geven N-hoeveelheid per groeiseizoen wordt ver
hoogd.
Uitbreiding varkensstapel gaat nog steeds door
De totale rundveestapel nam toe van 4.632.000 op 1 november
1977 tot 4.755.000 op 1 november 1978 3%). De melkvees
tapel is met 92.000 stuks of 4% toegenomen.
Dit o.m. blijkt uit de uitkomsten van de steekproef "Land-
bouwproduktie" per 1 november 1978 van het C.B.S.
Het gedekte jongvee daarentegen bleef duidelijk achter bij het
aantal op 1 november 1977 (- 4%).
De groep "ander rundvee, bestemd voor de fokkerij" was op 1
november 1978 bijna 40.000 stuks groter dan op 1 november
1977. Deze toeneming komt vrijwel volledig voor rekening van
het jongvee, bestemd voor de fokkerij, jonger dan 1 jaar.
Het aantal mestvee nam toe van 673.000 op 1 november 1977 tot
693.000 op 1 november 1978 3%).
Varkens
Alle onderscheiden kategoriën varkens bleken per 1 november
1978 duidelijk boven het niveau van 1 november 1977 te liggen.
Ook de rubrieken die een beeld geven van de te verwachten
varkens in de zomer 1979 namen even sterk toe als de gehele
varkensstapel. Dit betekent dat geen einde komt aan de uitbre-
ding van de varkensstapel voor de herfst van'dit jaar.
Leghennen
De totale leghennenstapel was op 1 november 1978 9% groter
dan op 1 november 1977. Vooral het aantal kuikens en nog niet
legrijpe jonge hennen is sterk toegenomen.