20 jaar Europese Boerenbond COPA:
Van éénmanspost tot krachtcentrale
E erdaags viert het Comité van Landbouworganisaties uit de landen van de EG, COPA, haar 20-jarig bestaan. Het is in
die jaren uitgegroeid tot dé Europese boerenorganisatie. Het verenigt vrijwel alle belangrijke landbouworganisaties uit
de negen landen van de EG die in totaal ruim 6 miljoen leden tellen.
M eneer Herlitska, ik heb wel 'ns gehoord dat het COPA
in het begin zó klein was, dat U zelf alle brieven typte en
naar de post bracht, waarbij Uw verloofde U dan behulp
zaam was. Nu ratelen de telexen hier. Er werken al met al
een kleine 40 mensen in dit Brusselse hoofdkantoor. Hoe
bent U zo ver gekomen?
K
V
Gesprek met sekretaris-generaal Herlitska
Van groot naar klein
Hoogtepunten uit 20 jaar
COPA-historie
Jan Werts/Brussel
Naast een presidium (algemeen bestuur) kent het COPA werk
groepen waar de problemen van de land- en tuinbouw tot in
detail worden onderzocht. Zij bestaan uit deskundigen inzake
allerlei sektoren: granen, rijst, eieren-pluimvee, rund- en var
kensvlees, schapen, tarwe, oliën, vetten, alcohol, aardappelen,
cichorei, vlas en hennep, paarden, groenten/fruit, honing, za
den. Er zijn ook werkgroepen voor meer algemene deskundigen.
Zoals de kommissie voor de belangen van de vrouw op het
platteland.
Andere algemene kommissies en werkgroepen zijn die voor
ekonomische vraagstukken, sociaal beleid, statistiek, juridische
en fiskale zaken, dierziekten en grondpolitiek. In de werkgroe
pen wordt een probleem door de vertegenwoordigers van de
afzonderlijke boerenorganisaties eerst uitvoerig besproken. De
werkgroep algemene deskundigen koördineert dat geheel. Zij
wordt geleid door een Nederlander, drs. Maarten de Heer, al
gemeen sekretaris van het Landbouwschap.
Het presidium stelt tenslotte onder leiding van de Franse voor
zitter Gérard de Caffarelli het beleid vast. Men zoekt over en
weer naar een kompromis, zodat er niet gestemd hoeft te wor
den. Het spreekt vervolgens regelmatig met de landbouwkom-
missaris van de Europese Geméenschap. Nederland is in dat
presidium vertegenwoordigd door voorzitter Bukman van de
C.B.T.B., zijn kollega Schouten van de K.N.B.T.B. en door
K.N.L.C.-voorzitter Luteijn.
Laatstgenoemde vertegenwoordigt f
meestal ook Bukman en Schouten.
Zodat in de praktijk de heren Luteijn
en de Heer in Brussel ons land ver-i
tegenwoordigen. Aan de vooravond
van het 20-jarig bestaan van het i
COPA had onze medewerker bij de
EG, Jan Werts, een uitvoerig gesprek S
met sekretaris-generaal Herlitska die!il
vrijwel vanaf het begin bij de op- j
bouw betrokken was.
Herlitska: Het komité van landbouworganisaties uit de zesj
EG-landen is in de herfst van 1958 opgericht. Dat was na de
befaamde konferentie van Stresa. De Nederlander Knottnerus,
de Belgische professor Boon, de Fransman Deleau hebben toen
baanbrekend werk gedaan. Eerst is er sprake van geweest om bij
de CEA (de organisatie van agrariërs uit alle landen van het vrije
Europa) een afzonderlijke kommissie voor de Europese Ge
meenschap op te richten. Maar uiteindelijk koos men voor een
nieuwe klub. Dit vanwege het specifieke karakter van die EG
met haar gemeenschappelijk landbouwbeleid. De agrariërs uit
die zes landen kregen nu automatisch eigen belangen die met
die van de Europese niet-EG-landen konden verschillen.
Belangrijk was dat vanaf het eerste begin alle grote landbouw
organisaties lid zijn geworden. Prof. Boon van de Belgische
Boerenbond heeft in de herfst van 1958 de eerste maanden het
sekretariaat gevoerd. In april 1959 kwam er een vaste algemeen
sekretaris. Ik ben heel bescheiden begonnen, ja. Eerst een ka
mertje bij de verzekeringen van de Boerenbond in de Visver-
koperstraat hier. Twee middagen per week kon ik daar niet
terecht, want dan zat er een arts er patiënten voor de verzekering
te keuren. Later mocht ik dan naar een echt bureau gaan uitzien.
Ik herinner me nog heel goed toen iets gevonden te hebben aan
de Wetstraat 64 (Wetstraat is zoiets als het Nederlandse Bin
nenhof in Den Haag, red.), op de zesde verdieping. Toevallig
weer bij een verzekering, de Nederlanden-Le Pays Bas. Ik had
daar twee kamers gehuurd, een grote en een kleintje en het
bestuur vroeg zich af of dat nou niet teveel van het goede was.
Er was toen dus eigenlijk nog geen vaste struktuur. Het bestuur
vergaderde en om de beurt hadden de vertegenwoordigers van
de diverse landen de voorzittershamer. In 1961 begon men in te
zien dat die bijeenkomsten beter voorbereid moesten worden.
De werkgroep "algemene deskundigen" is toen opgericht. Zij
heeft tot taak de besluitvorming van het presidium voor te
bereiden. Dat is een belangrijk moment geweest. Die deskun
digen vormden namelijk een team knappe ekonomen die er
hard tegenaan gingen. Wij zaten in 1961 middenin de opbouw
van het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Het was uitermate
belangrijk dat het COPA zich met die groep kon presenteren. Ik
denk dan aan de Nederlandse hoogleraar Kriellaars van de
K.N.B.T.B., prof. Boon van de Belgische Boerenbond, Berns uit
Luxemburg, dr. Möws uit West-Duitsland, prof. Vissochi uit
Italië, enkele Fransen.
Mansholt
meteen zeer serieus nam. Hij trad ons vanaf de start ernstig
tegemoet. Het was in die jaren dat Mansholt met zijn befaamde
grootse plan voor een gemeenschappelijk landbouwbeleid met
een systeem van heffingen en restituties aan de grenzen van de
EG kwam. Hij erkende het COPA toen al als dé representatieve
organisatie van de boeren en de tuinders uit de Europese Ge
meenschap. Ook voor de sektoriële problemen zoals de zuivel,
de bietenteelt, de granen e.a. Ge moet weten dat er in die tijd
ook nog afzonderlijke EG-sekretariaten waren voor de speci
fieke groepen. De zuivel zat als zodanig bijvoorbeeld in Milaan.
Mansholt's optreden werkte voor ons stimulerend. Met hem en
zijn naaste medewerker de Nederlander Heringa hadden wij dus
meteen een goed kontakt.
Duitsland is het enige land waar de landbouworganisaties niet
versnipperd zijn. In Nederland speeide de religie daarbij een rol,
in België het taalonderscheid. In Italië staan de grote boeren
tegenover de kleintjes. Het verbaast mij een beetje dat die groe
pen in Brussel elkaar ineens wèl in één organisatie konden vin
den...
Herlitska: Inderdaad, het was heel belangrijk dat wij erin ge
slaagd zijn één organisatie van de boeren en tuinders uit de zes
EG-landen te formeren. In Frankrijk en enkele andere landen
heb je bijvoorbeeld afzonderlijke organisaties voor de veehou
ders, de pluimveehouderij, de bietentelers, enzovoorts. Daarom
was het ook zo belangrijk dat Mansholt ons als COPA ook
meteeh erkende voor die specifieke sektoren. Tegelijk waren de
nationale landbouworganisaties wel zo verstandig om die spe
ciale zuivelbonden, tuinbouwbonden en bonden van akker
bouwers te vragen hun deskundigen naar Brussel te sturen voor
de bemanning van bepaalde werkgroepen. Aldus hebben wij
ertoe bijgedragen dat in verschillende landen de binnenlandse
rivaliteit tussen bepaalde groepen verminderde.
Knottnerus
an groot belang voor de positie van het COPA was verder
dat de landbouwkommissaris van de EG dr. Sicco Mansholt ons
18
unt U iets meer vertellen over de
manier van werken bij het COPA?
Een eerste principe van het presi
dium was altijd het pragmatisme.
Dus geen zware theoriën, maar een
op de dagelijkse praktijk afgestemd
beleid. Wij gingen geen dure institu
ten maken zolang we niet wisten of
dat wel nodig was. Daarbij speelde
eerlijk gezegd ook wel een zekere
aarzeling bij de Duitsers een rol.
Die betwijfelden in het begin of er wel ooit een echt gemeen
schappelijk landbouwbeleid tot stand zou komen. Daartegeno
ver stonden dan mensen als Knottnerus van het Nederlands
Landbouw-Komité. Die man heeft werkelijk bijzonder veel
voor de opbouw van het COPA gedaan. Hij stimuleerde ons om
met voorstellen te komen voor de uitbouw van het apparaat.
Een tweede kenmerk hebben we eigenlijk al besproken. Wij zijn
niet alleen de centrale vertegenwoordiger van de boeren en
tuinders, maar behartigen ook de specifieke sektoren: graan-
teelt, groenten/fruit, de zuivel etc. Aldus is een enorme ver
snippering voorkomen. Zouden die sektoren zich allemaal af
zonderlijk in Brussel gaan aandienen, waar het enige tijd naar
uitzag, dan zouden ze daar tegengestelde standpunten uitdra
gen. De akkerbouwers tegenover de varkenshouders bijvoor
beeld. Ze zouden dan op het vlak van de Europese Kommissie
tegen elkaar uitgespeeld kunnen worden. Je ziet dat bij de EG-
organisatie voor de agrarische handel en industrie. Die heeft
zich nooit centraal kunnen ontwikkelen.
Een tweede voordeel van onze struktuur is, dat er werkelijke
participatie (deelname) is van de groentenkwekers, de veehou
ders, de graanverbouwers en andere groepen. Zij komen via de
werkgroepen van het COPA naar voren. Hun standpunt wordt
vervolgens in de groep van algemene deskundigen aan de alge
mene landbouwpolitiek getoetst. Het krijgt veel meer betekenis
aangezien het vervolgens een algemeen standpunt van ons
COPA wordt. Daar kan men bij de Europese Kommissie niet
meer zo makkelijk onderuit. Dat is ook van groot belang voor de
minder invloedrijke bedrijfstakken. Vlas, hennep, bietenteelt,
schapen- en paardenhouderij die nu via dit COPA hun belangen
verdedigd zien. Deze afzonderlijke sektoren kunnen dank zij de
huidige struktuur van onze organisatie rechtstreeks met de top
van de Europese Kommissie spreken. Dat zou ze anders niet
gemakkelijk lukken.
Zijn er ooit organisaties als lid geweigerd? Hoe zit het met die
kommunistisch getinte boerenorganisaties uit de zuidelijke lan
den?
Er zijn kontakten geweest met de Italiaanse Allianza Contadini,
de grote kommunistisch georiënteerde boerenorganisatie. Maar
ze hebben zich nooit als lid aangemeld. Op aandringen van de
Europese Kommissie hebben zij nu wel vertegenwoordigers in
de Raadgevende Komités voor de verschillende afdelingen.
Daar hebben wij als COPA dus ook mee ingestemd mits wij die
mensen op voorstel van de Allianza kunnen aanwijzen.
Spanningsvelden
Een akkerbouwer heeft andere belangen dan een pluimvee
houder die vooral goedkoop wil voeren. En de Nederlanders zien
het gemeenschappelijk landbouwbeleid toch anders dan de Brit
ten. Waar liggen binnen zo'n COPA nu de spanningsvelden?
Herlitska: Opmerkelijk is dat de belangen-konflikten niet zo
zeer tussen de sektoren onderling spelen zoals buitenstaanders
-altijd denken. Tot nu toe zie je de tegenstellingen meer binnen
de sektoren zelf. Dat was vooral in het begin van het geval. De
Bondsrepubliek met haar hogere graanprijzen tegenover de
Fransen en de Nederlanders met hun lagere prijspeil, waarbij de
Belgen er zo'n beetje tussenin zaten. Dan was er ook nog de
uiteenlopende visie van de op export gerichte landen als Ne
derland en de Fransen. Die laatsten waren wat meer op pro-
duktie voor de binnenlandse markt ingesteld.
Toch hebben die problemen zich vrij snel opgelost. Nederland
was destijds een beetje huiverig voor EG-maatregelen aan de
grens die reakties zouden kunnen uitlokken van derde landen.
Maar de Nederlanders ontdekten al gauw de enorme waarde
van hun "binnenlandse" EG-markt, waar zij in Frankrijk, Italië
en vooral de Bondsrepubliek voortaan vrij terecht konden. Ne
derland was in het begin ook altijd voorzichtig met het vragen
van prijsverhogingen. Zij konden dat ook rustig doen. De ge
leide loonpolitiek hield hun kosten laag. Maar sedert die is
losgelaten zijn jullie ook geen goedkoopte-eiland meer. Ja, en
dan hebben we momenteel aldus de heer Herlitska, uiteraard
nogal wat verschillen van inzicht tussen de dierlijke sektoren
(varkens-, pluimveehouders) en de graantelers. Er wordt mas
saal tapioca ingevoerd voor de diervoeding wat 40% goedkoper
is dan de granen. Bijkomend leidt dit tot konflikten tussen de
landen met sterke munten en die met zwakke valuta met name
Frankrijk en Engeland. Bij export wordt de restitutie-premie
berekend alsof er duurder graan is gevoerd. Ook bij de onder
handelingen over nieuwe landbouwprijzen zijn er uiteraard
verschillende opinies. De landen met een zwakke munt hebben
nog voldoende ruimte om los van Brussel hun prijzen voor de
agrariërs aan te passen. Nu de Europese Kommissie de land
bouwprijzen wil invriezen kunnen ze in de Benelux en de
Bondsrepubliek geen kant meer op. Terwijl de boeren in die
landen toch ook met kostenstijgingen en inflatie zitten.
Een ander spanningsveld in het Europees landbouwbeleid is dat
tussen de landen rond de Middellandse Zee en de rest. In het
zuiden willen ze ook marktregelingen, struktuurverbeteringen
en een betere bescherming ten opzichte van derde landen. Het
COPA heeft dan ook om tot een beter evenwicht binnen de
gemeenschap te komen eensgezind gepleit voor een versterking
van het landbouwbeleid voor deze gebieden. Steeds weer blijkt
dat wij binnen dat COPA met respekt voor de positie van de
andere partners tot overeenstemming kunnen komen, zo besluit
de heer Herlitska.
André Herlitska, sekretaris-generaal van het COPA, is
een vlotte Vlaming, afkomstig uit de streek tussen Tonge
ren en Maastricht. Dr. in de rechten en licentiaat in de
ekonomie bij de Katholieke Universiteit van Leuven. Maar
dat merk je niet aan de naam. De Belgen gebruiken immers
geen titels.
Het COPA was tot voor kort gevestigd in de Brusselse Spastraat.
Kort gelegen verhuisde men naar het machtige nieuwe kanto-
renkomplex van de Belgische Boerenbond-ABB-verzekeringen
in de Wetenschapstraat. Op vijf minuten lopen van Berlaymont,
het imposante stervormige gebouw van de Europese Kommis
sie. Men zit hier onder één dak met het Cogeca, dat is het
Komité van landbouworganisaties uit de landen van de Euro
pese Gemeenschap.
Op het einde van het gesprek met de heer Herlitska vragen wij
naar enkele hoogtepunten van het juist 20-jarige COPA.
"In 1963 hebben wij de massale vergadering van Straatsburg
gehad. De Staten-Generaal van de Europese landbouw. Bijna
600 afgevaardigden uit de zes oorspronkelijke Euromarkt-lan-
den kozen daar voor een gemeenschappelijk landbouwbeleid.
Zij legden aldus de hoofdlijnen van dit beleid vast. Zij waren
waarschijnlijk ook de eerste belangengroep die toen al officieel
vroeg om een rechtstreeks verkozen Europees Parlement."
Een jaar later bereikten wij ook een historisch moment, zo gaat
de heer Herlitska verder. Ondanks sterke Duitse aarzeling werd
men het in de Raad van Ministers eens over gemeenschappe
lijke prijzen voor de graanteelt in de hele EG. Op dat moment
passeerden wij het befaamde point of no return, zodat wij met
die Euromarkt eigenlijk niet meer terug konden.
Een derde stimulans voor ons was de uitbreiding van de Ge
meenschap van zes naar negen landen. De machtige Britse Na
tional Farmers Union, kwam ons hier in Brussel versterken.
Politicologen en sociologen zijn van oordeel dat de vergadering
van het COPA van mei 1968 inzake de melkprijs van bijzonder
belang is geweest. In Parijs was toen de mei-revolutie begonnen.
Half Frankrijk staakte. President De Gaulle was met onbekende
bestemming vertrokken. Sommigen verwachtten zelfs een bur
geroorlog. Wij vergaderden hier in Brussel in de Madeleine-zaal
met 3 tot 4.000 Franse boeren voor de deur. Die mensen waren
dus niet naar Parijs getrokken. Neen, zij wisten toen al dat hun
belangen in Brussel bij de EG lagen. Talrijke mensen uit de
wetenschap van de politiek hebben mij later verzekerd dat dit
een historische gebeurtenis was.
Van grote betekenis was uiteraard ook de massale boerenbeto-
ging in 1971. Ze had tot gevolg dat de Ministerraad en Mansholt
besloten om eindelijk een einde te maken aan de bevriezing van
de landbouwprijzen. Wij hadden ongeveer 5.000 voornamelijk
Belgische mensen verwacht. Maar er kwamen er drie keer zo
veel uit alle landen van de Europese Gemeenschap, ook veel uit
Nederland.
Herlitska verwacht dat de uitbreiding met Griekenland, Spanje
en Portugal het COPA verder zal versterken, wanneer dit ten
minste onder de gewenste voorwaarden gebeurt. De nadruk van
het werk zal dan wat meer naar het zuiden verschuiven. Hij
gelooft echter niet dat het karakter van zijn organisatie daardoor
zal veranderen. "Wel zal er dan voor enkele werktalen gekozen
moeten worden. Nu proberen wij alles nog te vertalen. Gevolg is
dat momenteel al éénderde van onze gehele begroting weggaat
aan tolken en vertaaldiensten. In de Gemeenschap van twaalf
landen zijn er zelfs negen officiële talen", aldus de heer Her
litska.