o p de grens van de jaarwisseling stilstaan bij
de vraag "hoe staan we er voor?" betekent
vooral ook een blik vooruit werpen naar de po
sitie van land- en tuinbouw morgen in 1979 en
daarna in de tachtiger jaren.
KNLC KOMMENTAAR
<d»
D at betekent ook dat in de komende jaren
een verbetering van de inkomenspositie niet
zozeer bereikt zal kunnen worden via een ver
dere omzetvergroting per man, maar vooral zal
moeten komen van èn kostenbewaking èn ho
gere prijzen. Daarom zullen wij ernaar moeten
streven dat het landbouwbeleid meer en meer
gericht wordt op lastenverlichting en mogelijk
heden om de kosten te verlagen en de arbeids
omstandigheden te verlichten ten koste van een
beleid gericht op vooral vergroting van de bru-
to-produktie.
H et is ons laatste artikel voor 1978 en om die reden
dachten wij dat het goed was om op enkele zaken, waarvan
het nuttig is, uw aandacht te vestigen.
E en gebied waarop steeds weer brokken vallen is de ver
zekeringen.
Kort verslag vergadering Gewestelijke Raad
Zeeland van het Landbouwschap
Op weg naar een nieuwe
tijd
Grenzen aan de afzet
Kostenbewak ing
en hogere prijzen
Dat is zeker vandaag de dag uiterst belangrijk,
omdat alle tekenen erop wijzen dat we met onze
hele ekonomie, inklusief landbouw in een over
gangsperiode van enige jaren zitten tussen de
geweldige groei van de zestiger en begin zeven
tiger jaren en de naar alle waarschijnlijkheid
meer op konsolidatic van welvaart en verhoging
van welzijn gerichte tachtiger jaren.
Reeds ten tijde van de energiekrisis in 73/74
kwam de z.g. Club van Rome met haar theorie
van "grenzen aan de groei". Een theorie die
vooral op de beperkte hoeveelheid industriële
grondstoffen, die op deze aarde aanwezig is, was
gebaseerd. Hoewel intussen gebleken is dat de
Club van Rome een wel erg somber toekomst
perspectief heeft geschetst, blijkt wel de eko-
nomische groei duidelijk te stagneren. Nog niet
door gebrek aan grondstoffen, maar vooral door
gebrek aan afzetmogelijkheden. Dat geldt voor
belangrijke delen van onze industrie. Het geldt
zeker ook voor onze land- en tuinbouw. Bij de
industrie manifesteert zich dat in leegloop, be
drijfssluitingen en verlies van werkgelegenheid.
In de landbouw via te lage prijzen en boerenin-
komens en via vooral voorraadvorming van
overschotsprodukties.
De problematiek waar we dan ook in feite, on
der meer via Bestek 81, duidelijk midden in zit
ten, is de omschakeling naar een ekonomie
waar nog slechts ruimte is voor een zeer be
scheiden groei en waar dus niet langer «plaats is
voor èn groei van de looninkomens èn verhoging
van de overheidsuitgaven èn voldoende be
scherming van ons leefmilieu èn oplossing van
de werkeloosheid. Als aan het één wat meer
besteed zal moeten worden, zal dat andere be
stedingsmogelijkheden duidelijk beperken. In
dit kader blijft het dan ook zonder meer essen
tieel dat de overheidsuitgaven geen nog groter
beslag op ons nationaal inkomen gaan leggen.
Waar het voor 1979 en volgende jaren vooral op
aan zal komen is, dat de politieke en maat
schappelijke leiders in ons landje de durf kun
nen opbrengen om wat verder te kijken dan naar
de zeer korte termijn (of de volgende verkiezin
gen). Immers er wordt niets opgelost met het op
korte termijn kunstmatig in leven houden van
allerlei arbeidsplaatsen, wanneer dat uiteinde
lijk ten koste gaat van de verbetering van het
totale ekonomische klimaat, waardoor steeds
weer grote hoeveelheden arbeidsplaatsen op de
tocht komen te staan.
rijke land- en tuinbouwprodukten de grens van
de afzetmogelijkheden op de EEG-markt is be
reikt en soms al overschreden en dat een sterke
uitbreiding van de afzet buiten de EEG veelal
slechts beperkte mogelijkheden biedt.
In de tweede plaats lijkt de produktie-intensiteit
van onze land- en tuinbouw nu toch ook duide
lijk de grens van de mogelijkheden te naderen.
Dat geldt voor de akkerbouw, waar een nog
"Nu de inflatie is bestreden loert het spook van de recessie.
O ok in de land- en tuinbouw hebben we dui
delijk te maken met een zich steeds uitdrukke
lijker aankondigend ombuigingspunt in de ont
wikkeling naar meer en hogere produkties. Al
leen wordt de situatie daarbij voor ons land wat
vertroebeld en ondoorzichtig gemaakt omdat
we eigenlijk volledig op EEG-niveau moeten
redeneren.
Zo zijn er de laatste 10 jaar steeds wel mensen
geweest die voorspeld hebben, dat het nu toch
wel mis moest gaan met de sterk groeiende
melkproduktie, varkensstapel, glastuinbouw of
bijvoorbeeld pootaardappelteelt. Steeds weer
evenwel kregen de pessimisten ongelijk en bleek
er voldoende afzet te vinden. Toch zou het van
enige kortzichtigheid getuigen om nu maar te
redeneren dat het daarom ook in de toekomst
met de afzet voor bepaalde sterk stijgende
agrarische produkties wel zal meevallen.
In de eerste plaats is er immers het feit dat waar
in het verleden er nog ruimte op de EEG-markt
was, het duidelijk is dat voor heel wat belang
intensiever bouwplan niet meer mogelijk lijkt en
alles eerder in de andere richting lijkt te wijzen
(graanontwikkelingen). Dat geldt ook voor de
melkveehouderij- en veredelingssektoren waar
de beperkingen uit hoofde van milieu en land
schap toenemen en waar de steeds grotere af
hankelijkheid van, weliswaar nog steeds zeer
goedkope, veevoedergrondstoffen van overzee,
ons toch wel tot bezinning moet brengen. En dat
geldt ook voor de tuinbouw, waar in vele centra
elke meter grond met goud betaald moet worden
en waar in een zich met Middellandse Zeelan
den uitbreidende EEG enige voorzichtigheid
geboden is.
Toch betekent dit alles naar mijn overtuiging
geenszins dat we nu een tijd van stilstand in de
ontwikkelingen binnen de land- en tuinbouw
tegemoet gaan.
De toepassing van nieuwe, efficiëntere en ar-
beidsverlichtende produktietechnieken zal on
getwijfeld doorgaan. Dat moet ook, als we in de
pas met de wereld om ons heen willen blijven
lopen. Alleen lijkt het gewenst dat het beleid
daarbij wat meer gericht wordt op verbetering
van de kwaliteit van de produktie in plaats van
verdere vergroting van de geproduceerde hoe
veelheden.
Kortom minder ruimte voor produktieverho-
gende EEG (rente)-subsidieregelingen of voor
daadwerkelijke sanering van bedrijven anders
dan via natuurlijk verloop. En meer richten op
een markt en prijsbeleid, zodat uiteindelijk via
de konsument de boer en tuinder een reële prijs
voor zijn produkt ontvangt, die hem in staat
stelt een aanvaardbaar inkomen bij redelijke
werktijden, te ontvangen.
En die hem bovendien in staat stelt een aan
trekkelijk landschap te blijven kreërer. en on
derhouden, waarbij slechts in een aantal bij
zondere situaties extra overheidshulp en regels
geboden is. Duidelijkheid over die overheids
hulp via met name beheersovereenkomsten is
overigens op korte termijn dan wel gewenst.
Voorts zullen wij bijdragen van de overheid blij
ven nodig hebben bij de verdere verbetering van
de nog volstrekt ontoereikende kultuurtechni-
sche omstandigheden waaronder vele boeren
moeten produceren en bijvoorbeeld bij de ver
dere uitbouw van samenwerkingsorganen ge
richt op een betere arbeidsvoorziening, zoals de
bedrijfsverzorgingsdiensten.
Is misschien door de diskussie rondom de
grondpolitiek, de landschapsbescherming en
het natuurbehoud, de overschottenproblema-
tiek e.d. in de afgelopen tijd de zorg om het
boereninkomen schijnbaar wat op de achter
grond geraakt.
Voor de naaste toekomst wil ik er geen enkele
twijfel over laten bestaan dat juist die zorg voor
het inkomen van boer en tuinder, nu en in de
toekomst, bij ons handelen vanuit het KNLC
uitdrukkelijk centraal zal staan.
Verwezenlijking van een goed boereninkomen
blijft immers onze eerste en belangrijkste op
dracht als belangenorganisaties van boeren en
tuinders. Ook in 1979. Ook in de tachtiger ja
ren. LU TEIJN
Jaar Jaarindexcijfer Stijging v.d. Vermenigvuldigings
bouwkosten bouwkosten cijfer t.o.v. medio
betreffende jaar
Het gaat dan om verschillende zaken, zoals bij voorbeeld het
punt van de regelingen met betrekking tot de bedrijfsover-
gang. De moeilijkheden op dit gebied vallen dikwijls samen
met de problemen rond het onroerend goed.
Deze problemen worden niet opgelost door ze te laten lig
gen, vroegtijdige oplossingen voorkomen veelal ernstiger
problemen en bovendien de beroepskeuze moet op jonge
leeftijd worden gedaan en als die gaat in de richting van
opvolging van het ouderlijk bedrijf heeft die keuze de kon-
sekwentie dat ook de optimale omstandigheden worden ge
schapen om de opvolging mogelijk te maken.
Een ander punt is het maken van een testament, of wat soms
ook ernstige overweging verdient of een soms vroeger ge
maakt testament nog voldoet aan de omstandigheden van
vandaag.
De omstandigheden kunnen sterk wijzigen, zowel wat be
treft gezinsverhoudingen als wat betreft externe omstan
digheden, zoals grondprijzen of veranderde maatschappe
lijke opvattingen, zodat herzieningen noodzakelijk zijn.
Vooral aanpassingen van brandverzekeringspolissen blij
ken steeds meer achterwege te blijven.
Wij werden hieraan weer eens herinnerd, toen wij de in
dexcijfers van de bouwkosten onder ogen kregen.
De bouwkostenindex ziet er thans als volgt uit (De jaarin
dexcijfers zijn gebaseerd op 1966 is 100).
1977
265
8%
1.08
1976
243
18%
1.18
1975
223
29%
1.29
1974
207
39%
1.39
1973
182
58%
1.58
1972
163
76%
1.76
1971
151
90%
1.90
1970
133
116%
2.16
1969
119
141%
2.41
1968
107
168%
2.68
1967
100
187%
2.87
I960
70
310%
4.10
1955
62
363%
4.63
1950
44
552%
6.52
De indexcijfers zijn van het C B S. Als het gaat om een
gebouw wat gebouwd is in 1955, moet V dus de bouwkosten
van toen vermenigvuldigen met 4.63 en dan hebt (J de
bouwkosten van medio 1978.
Is er gebouwd in 1970 is dat vermenigvuldigingscijfer 2.16
en van 1975 1.29.
o is het ook met de dode en levende inventaris. Bij brand
blijken de verzekerde sommen dikwijls veel te laag.
Gelukkig zijn er nogal wat polissen waarop de indexclau
sule van toepassing is, maar dit sluit niet uit dat periodieke
kontröle en aanpassing nodig is.
Met deze opmerkingen over geld en goed sluiten wij onze
artikeltjes voor 1978 af
Gaarne wenst uw rubriekschrijver V toe gezegende Kerst
dagen en een goed 1979. Paauwe
Provinciale wegen. De raad nam met waardering kennis van het
door de sekretaris in overleg met Belanghebbenden opgemaakte
plan voor vrijwillige verkaveling en besloot het plan voor te
leggen aan de H.I.D. van de Provinciale Waterstaat, met het
verzoek de goedkeuring van Gedeputeerde Staten te vragen,
waardoor de grondverwerving ten behoeve van de rondweg om
Biggekerke kan geschieden via een kavelruilprocedure met de
direkt betrokken landbouwers.
De raad kon zich in principe verenigen met de voorlopige
plannen tot verbetering van het wegvak Zierikzee - Zeeland-
brug.
Voorrangsinventarisatie relatienota. De raad nam kennis van de
voorrangsinventarisatie inzake nader aan te wijzen beheersge
bieden en eventuele reservaten en kon zich in grote lijnen ver
enigen met de voorstellen.
Kursus voor taxateurs. De raad besloot op korte termijn aan te
vangen met de voorbereiding van een kursus voor taxateurs. De
landbouworganisaties zullen de deelnemers voor de kursus bij
de raad voordragen. De Gewestelijke Raad zal volgens nader te
stellen regels beslissen over de toelating tot de kursus.
Hoogspanningsmasten. De raad besloot nader te overleggen met
de direktie van de P.Z.E.M. omtrent de aanpassing van de ver
goedingen voorde bestaande hoogspanningsmasten.
Bestrijding vergelingsziekte. De raad nam kennis van het rap
port over 1978 van de kontrole-kommissie inzake ontheffings
voorwaarden van de verordening bestrijding vergelingsziekte
bij bieten en konstateerde dat er over de naleving van de voor
waarden geen klachten waren.
In verband met een eventuele ontheffing van de verordening
voor het teeltjaar 1979 zal op korte termijn overleg gevoerd
worden met het kweekbedrijf.
De teelt van wintergerst. De raad konstateerde een belangrijke
toename van de verzoeken om ontheffing van het verbod voor
de teelt van wintergerst. In het jaar 19*77-1978 bedroeg de ge
teelde oppervlakte 183.97 ha en in 1978-1979 zal de teelt 553.66
ha bestrijken, waarvoor inmiddels ontheffingen zijn verleend.
Seismisch onderzoek. De raad besloot medewerking te verlenen
aan het door de Nederlandse Aardolie Maatschappij te ver
richten seismisch onderzoek op Noord- en Zuid-Beveland.
Benoeming. Tot adviserend lid van de Gewestelijke Raad werd
benoemd de heer Ir. M. Sanders. H.I.D. voor de Bedrijfsont
wikkeling in Zeeland.
Afscheid. De raad nam afscheid van één van de leden van de
raad. de heer P. Minnaard te Goes, die gedurende 20 jaar zitting
had in de raad en diverse kommissies. De heer Minnaard werd
dank gebracht voor zijn inzet in het belang van de gehele
Zeeuwse landbouw.
3