I 1 I De glimlach van Marije Symons D, H A EMILE BUYSSE H M Kerstverhaal, voor deze Z.L.M.-bijdrage geschreven rond de laatste jaren van de Brugse vrijmeester Hans Memling (overleden: Brugge, aug. 1494) In de gang hoort hij het huishoudstertje grote en kleine blokken droog hout in manden klassenberk, beuk en eik. In een aparte rieten korf stort zij kortgehakte brokjes dennehout. Zij neuriet er bij: Wat is er te doen, zo vroeg in 't seizoen. Dat alle die boomkens daar staan in het groen? Een Kindje geboren al in enen stal!. Het is er den Here toch van ons èl. De man die in de grote kamer ernaast bij het haardvuur is gaan zitten, luistert aandachtig. Hij kent de woorden, van zijn leerling op het atelier, Passchier van der Mersch. Doch die is er vandaag niet, ook. niet de andere "cnape"(leerjongen), Jan Verhanneman. Héél de dag van Kerstavond wordt er niet gewerkt. Zelfs de werck-clocke op het belfort heeft niet geluid in die donkere morgen. Gelukkig dat de oude, hinkende huisknecht, Thone Vriese, die met zijn bevende handen het atelier schoonhoudt, voor het brandhout heeft gezorgd. Zelfs het zware Kerstblok ligt gereed op de groene tegeltjes voor de haard. e jonge vrouw die neuriede schijnt te zijn vergeten dat Meester Hans mogelijk slaapt, na het gezamenlijk genoten noenmaal van boe- reténen (tuinbonen) met bonekruid en dob belsteentjes uitgebakken spek en met hompjes masteluinbrood (tarwe, gemengd met rogge), want nu zingt zij. Een zéér oud liedje dat Meester Hans heeft meegebracht uit Seligen- stadt, aan een zijriviertje van de Main gelegen. Beschreven staat het nergens, hijzelf meent dat hij er in 1434 geboren werd. Hij is zeer jong van huis weggegaan, van vader Hanneman (of Harman) van Mimnelinghe en moeder Lucia Stirn. Moeder zong zo graag in de winter wat de Brugse jonge vrouw in de gang van hém heeft geleerd: Als Jesu Christ geboren ward, Da war es kalt en daarom zei Jozef tot Maria: Fraue, liebste Fraue mein, Steh'auf und mach'ein Feuerlein! en tenslotte: Maria hatt' ein Pfannelein, Und das war kléin; Da kocht sie ihrem Kind ein Muesl' *5 War lauter und rein..! (een papje, moes, van diverse geperste zaden en stukjes vruchten, dat zuiver was, rein, in warme melk toebereid). De man bij het vuur ziet zichzelf als kind er om lachen, maar hij wordt er nu alleen maar ern stig door. Dat doet zijn mystieke aard, die hem vroom gemaakt heeft, wijs en zwijgzaam. Hij Evenals het drieluik "De Aanbidding der Wijzen" schilderde Hans Memling ook in het jaar 1479 (en eveneens in het St.-Jansgasthuis te Brugge), de weergaloos prachtige triptiek: "Het mystiek Huwelijk van Sinte Catharina", één en al schoonheid en verscheidenheid van coloriet èn van voorstelling, van de verfijndheid van talrijke details niet minder. (Foto: A.C.L., Brussel). Het Jezuskind, op Maria's schoot, steekt de ring aan de vinger van de H. Catharina, die links geknield ligt. Déze heilige zou het portret van Maria van Boergondië voorstellen! Eén van de vele legendes die Memling en zijn oeuvre omgeven, en die in dit geval een "vervolg" heeft op hetzelfde middenpaneel. Want de rechts knielende H. Barbara, lezend in een boek, zou Margaretha van York voorstellen, met wie Karei de Stoute in 1468 trouwde. denkt: behalve zijn dochtertje Cornelia hebben de kinderen het nooit gezongen, Hans, de oudste, die in Oudenaarde woont bij een ont werper van patronen voor de tapijtweefkunst, en Nicolaas, die in de Brugse Vuldersstraat de stiel leert van goudsmid voor het fijnste werk, bij Michel Pardaens. Cornelis komt in deze Kersttijd zéker niet naar Meester Hans' wo ning. Zij wilde vroeger in zijn atelier de minia tuurkunst beoefenen, naar de trant van de oude Gentse meester Bening, de vader van Simon, doch nadat zij kennis gemaakt had met de Ar me Klaren van het klooster in de Sulferen- bergstraat, heeft zij daar als "klopje" (eigen lijk: begijntje), heuf intrek genomen. Deze Kerstavond zal zij er niet genoeg warm voedsel kunnen bereiden in de enorm grote keuken, om alle bedelaars te spijzen in het voorhuis, terwijl de zustertjes het andere Werk van Barmhar tigheid doen: de zieken verplegen. Zij brengen zachte zalven aan op afzichtelijke, stinkende zweren en wonden, en omwikkelen die dan met windsels van zuiver neteldoek. Héén de jonge Marije Symon laat hem niet alleen. Nooit. Een thuis heeft zij niet meer, haar ouders zijn aan de pokken bezweken toen zij nog een pril meisje was. Dan heeft de abdis van Sint-Jans Gasthuys zich over de wees ont fermd: Marije heeft er de kruidentuin leren verzorgen, met inbegrip van het drogen en mengen van geneeskrachtige bloesem, blade ren, stengel en fijngesneden wortels. In die tijd was de kundige "beildemaecker", "beildscri- Op de omlijsting van dit tweeluik van Hans Memling, evenals alle andere hierbij afgebeelde schilderijen berustend in het Memlingmuseum, voormalig St. Janshospitaal, Brugge, staat duide lijk te lezen, dat MAARTEN VAN NIEUWENHOVE dit werk liet maken in 1487, het jaar waarin Memlings vrouw overleed. Rechts: de toen 23-jarige Maarten van Nieuwenhove van Brugge, links de H. Maagd, als borst beeld, met het Kind, dat zij een appel toereikt. Links boven het hoofd van Maria: het wapenschild van Van Nieuwenhove. Uiterst rechts: een glas in lood-venster met Sint-Maarten, de patroon van de schenker. ver" (kunstschilder), in een apart kamertje van Sint-Jans zijn door enkele zusters en broeders bestelde paneeltjes komen conterfeiten; Mees ter Hans Memling, die dan nog met zijn goede Anna de Valckenaere woonde in de veel te sombere huizing in de Wulhuusstrate (Wolle- straat). Marije heeft hem in het gasthuys vol bewondering aan het werk gezien, tót zij als jongste kameniertje werd aanvaard in de weel de en de pracht van het Prinsenhof, het paleis der Boergondiërs te Brugge, bij Karei de Stou- te's dochter, Maria van Boergondië, kort nadat de hertog voor de derde maal getrouwd was (1468) met de jonge zuster van de Engelse ko ning Edward IVprinses Margaretha van York. glanzend-koperen kandelaber heeft geschon ken. waarop plaats is voor wel 24 "waslichten", wassen kaarsen. Die staat, ongebruikt, dichtbij de haard. eester Hans, die in het statige huis in de Brugse St.-Jorisstraat is komen wonen met Anna, kort voordat zij regelmatig door uitput tende koortsen gekweld werd, heeft na de dood van Maria van Boergondië, 1482, Marije daar teruggezien, toen de intussen 22-jarige zéér schone jonge vrouw op raad van de abdis van St. Jans, haar diensten had aangeboden, om de altijd vermoeide echtgenote het werk en allerlei andere zorgen uit handen te nemen. Het verwondert Meester Hans op deze Kerst avond van het jaar 1489 wel, dat Marije zingt; hij heeft haar karakteristiek Brugs gezichtje, met de wat dikke oogleden, een fijn neusje en een donker-koraalrood mondje als een roze- knop, nog nooit écht vrolijk gezien; haar ernst heeft hij zelfs nooit door een glimlach versierd gezien, en dat had hij zo gaarne gewild. Hij is een rijk man geworden, dé meester van tien tallen portretten, triptieken drieluiken, de Vrijmeester van het St. Lucasgilde (1467), die zich bekwaamd heeft op zijn tocht naar Brug ge, dat is zo lang geleden!, bij Meester Stephan Lochner in Keulen en later te Brussel in de wat té weelderige "werkplaats" van Rogier van der Weyden, waar de mooiste jonge vrouwen van Brabant elkaar ontmoeten, èn "maitre Rogier", die hij het hof maakt.... terwijl hij tekent! Hij behoort al in 1475 tot de 18 rijkste Brugse burgers, een aanzienlijk man, lid van de No bele Confrérie van Onser Lieve Vrouwe-ter- Sneeuw. Meester Hans gaat aan het venster met de vele kristallen ruitjes staan. Boven de kleine huizen aan de overkant is de lucht loodkleurige som berte, en waar het wat lichter is, ziet hij strepen van vuil solfergeel. Sneeuw, denkt hij. dat zal deze kleine wereld nog verstilder maken. Hij luistert gespannen-aandachtig. Ook zijn wo ning is een stilte; hij voelt zich eenzaam in de rijkgestoffeerde kamer met de lichte geur van houtrook. - Het zou wierook moeten zijn, nu de mens de geboorte van Onze Heer ge denken gaat, peinst hij, toch vervuld van de blijdschap om de Heilige Avond, waarin hij een van zijn eigen tafereeltjes ontwaart, met het Kindje op Maria's schoot. Hoe vaak heeft hij de Madonna vér-beeld. Hij weet nü: dat het waar is wat een heel jonge kunstbroeder hem eens verweten heeft: "Nooit hebben uw Lie vevrouwen ook maar iéts van de glimlach der Vreugde." En bij al de vrouwen, mannen en t&l van kinderen, door hem geportretteerd met hun ouders, op hun gelaat is de ernst verstard tot een begrip van onpersoonlijkheid. Alleen in sómmige vrouwenogen heeft hij levensvreugde kunnen leggen, zoals in die van de schone Ma ria Maddalena Portinari, die hem rijkelijk met goudgeld heeft beloond, en die hem de staande ij gaat aarzelend weer in zijn zetel zitten; hij ziet het snel duister worden, hij verzinkt in meditatie, hij voelt de innigheid daarvan over gaan in droom, en soms dénkt hij dat hij slaapt, maar zijn geest streelt toch de taferelen der wèrkelijkheid van lang voorbije dingen en van hetgeen vandaag is. Hij hoort zijn kleine Cor nelia lezen in het "Bouc vanden Ambachten", waaruit zij Frans leerde bij de Picardische schoolmeester. Hij ziet zijn uitgeteerde Anna de Valckenaere de ogen sluiten voorgoed; hij hoopt dat die vóór het bréken van die sprankel van leven nog daarin, het blauwzilverige schijnsel hebben ontmoet van de eindelijke rust, die leidt tot de eeuwigheid. Meester Hans wil Anna terugroepen, maar hij kan het niet. Zij komt wel voor hem staan, maar zij vervluchtigt door hem heen, en aan de einder ligt zijn geboortehuis in Seligenstadt, tussen geurige witte rozen. De bloemen worden tot grote zilveren schakels van de ketting die de schout draagt als Meester Hans, januari 1465, getuige is van zijn inschrijving in het Poorter- boek van het Brugge, dat hem overweldigt met zijn levendigheid van handel en bedrijf en dat hem verschrikt óók door de grenzeloze armoe de van vélen. Al zijn zelfgeborstelde panelen ziet hij voorbij zich gaan, zij tonen vrijwel alle welgedaanheid en rijkdom; alleen in't lijden en sterven van Onze Heer breekt het leed, óók alle menselijke leed, dóór. Hij voelt het dunne penseel tussen de vingers, als een ganzeveer, waarmee hij bloemkelkjes, vochtig en geurig, schildert tussen gras en kruid. Doorzichtige bloemblaadjes die groter worden en waaruit een sereen, lief gelaat met éven geopende vochtige lipjes op hem toekomt. Ziet hij een lichtstreep onder de deur? Hij weet het niet; hij weet evenmin dat hij duidelijk verstaanbaar die lieve naam noemt van haar, naar wie hij de armen uitstrekt. - Marije, Ma rije, mijnliefste, zegt hij; de zoete naam zingt in hem voort, terwijl hij denkt en weet: - Ik word oud, ik bén oud, en ik heb nog nooit héar glimlach mogen zien. ier is wat licht, Meester Hans, zegt Marije Simons, die met een kandelaber met vier goudkleurige getooide waskaarsen vlakbij hem is gekomen. De kaarsevlammen vormen één grote, geurige klaarte, waarin Marije zich naar hem overbuigt, zodat hij het sobere maar ver rukkelijke parfum riekt van heur haar en van het huifje van fijn neteldoek daarover, waarbij hij klaverbloesem opsnuift en het eerste bloei en van de Meidoorn. Zij houdt het glanzende viervoudige kaarslicht dichter bij haar gezicht je dat rozig is, met de prachtige, glanzende ogen en daarin wat vonkjes van goud, sterret jes, niet groter dan het scherpste naaldpuntje. Zij behoudt de tere, even blijde als trouwharti ge glimlach, die het frisse gelaat bijna kinder lijk-jong maakt. Zij klemt even de lipjes op elkaar, omdat zij niet wil, en niet kan zeggen, dat zij hem heür naam zo liefderijk heeft horen uitspreken; Marije, Marije, mijn liefste... Beseffend dat zij anders niet zou kunnen zwij gen, plaatst zij het waslicht op tafel en soepel beweegt zij zich naar het hout, naast het alleen nog zwak gloeiende vuur onder de fijne asse, die zij wegrakelt om plaats te maken voor een

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1978 | | pagina 32