Het wonder van Gunilla o m die verwondering, gaat het met kerstmis. 'Komt, verwondert u hier, mensen, ziet dat nieuwgeboren kind, H et gebeurde vijf jaar geleden. Win kelend in de drukke Haagse j binnen stad, waar men de Klazen len Pieten net had verwisseld voor de kerstman in zijn arreslee, viel mijn oog op een zo op het eerste gezicht onopvallend win keltje met lijstjes, kitsch schilderijtjes en glimmende tubetjes olieverf waar menige Rembrandt-in-de-dop zijn hart aan op zou halen. Meer starend dan kijkend stond ik voor de etalage. Hier geen oogverblindend geflinker van kerstballen en neonlicht, maar een slordig, kaal geheel van om den brode vervaardigde pseudo-kunst. De be kende lonkende zigeunerin met haar uitpuilende ballonborsten leunde ver moeid tegen een merrie met veulen, terwijl dit schilderwerkje weer ge schraagd werd doorblozendbaasje met een zeepbel van een traan op z'n rechter wangetje. Het geheel zag eruit alsof het ieder moment als een kaar tenhuis ineen zou storten, maar de kunst van de etaleur had dat voorko men: Alles stond, of hing, zij het in wankel evenwicht. Z o af en toe zult u uw ogen weer eens uit moeten wrijven om heel bewust stil te staan bij een onnozel lijstenwin keltje. Misschien ontdekt u daar een schilderij van een schilder wiens naam in geen enkele encyclopedie te vinden is. Wellicht kunt u uw ogen niet gelo ven wanneer u daar verwonderde mensen ontdekt, geschaard rond een kribbe met een gewoon mensenkind, een Mensenzoon die ons allen iets te zeggfen heeft, niet alleen op kerstdag. Die doorbraak in uw leven, een oog voordat wonder, wens ik u allen toe. I k wilde net doorlopen toen ik rechts in een hoek een smal schilderij ontdekte, dat onverwacht m'n aandacht trok. Als uit een droom weggelopen, haar pyjama nog aan, stond ze daar in 't wit tegen een bosgroene achtergrond: Een meisje van een jaar of vier, met op haar vinger een knalgele kanarie. Ik vroeg me af wat er zo bijzonder was aan dit schil derwerk. Liet ik me nu zo beetnemen, dat ik het onbenullige er niet van zag? Zo op het eerste gezicht hoorde het im mers helemaal thuis tussen de lonken de zigeunerin, de merrie met veulen het jongetje met de zeepbel traan? Wat boeide me dan zo? Ik keek nog eens goed...toen ontdekte ik het. De schilder had op twee punten iets overdreven, dat was het. Met net iets te groot ge schilderde uitpuilende ogen liet hij het kind vol verbazing staren naar het vo geltje op haar vinger. En ook met dat beestje was iets aan de hand: De schil der had het met z'n gele kwast maar even aangeraakt, waardoor het er on nozel, haast dom uitzag. Hij had niet eens de moeite genomen het oog van de vogel te schilderen, dat liet hij gewoon open, een klein groen gaatje van de zelfde kleur als de achtergrond. Eenmaal in de winkel vroeg ik de naam van de schilder. De oude baas keek me verbaasd aan: Van dat geval letje daar? Wacht u maar, dan vis ik het er even uit. 'Waar ik buiten al bang voor was, gebeurde: Met een donde rend lawaai viel de hele uitstalling in elkaar. De man scheen er geen erg in te hebben. Hij nam het schilderij en hield het tegen het licht. Samen lazen we van boven naar beneden de blokletters: 'Gunilla'. 'Nooit van gehoord', mom pelde de man, 'zal wel een Spanjaard wezen'. Daar hielden we het maar op. Ik betaalde hem de zes tientjes die hij ervoor vroeg 'alleen het ontspiegelde glas en de lijst zijn die prijs al waard', mompelde hij terwijl hij de deur voor me openhield. Thuisgekomen bekeek ik mijn aan winst van alle kanten. Toen ik het om draaide, ontdekte ik een plakkertje. Behalve de naam van de schilder stond er in vier talen het opschrift dat hij z'n werk had meegegeven: 'Het wonder..'. Opnieuw draaide ik de lijst om en be keek de reuze-ogen van het kleine meisje voor wie een onnozele kanarie op haar vinger een wonder was. Na onze verhuizing van de Randstad naar Beveland belandde het schilderij op onze slaapkamer. In deze kersttijd moet ik er vaak naar kijken. Ik denk aan de simpele manier waarop Jozef en Maria hun kind kregen, in een stin kende stal, gewoon tussen de beesten. Gunilla had ze met een enkele streek neergezet en de ogen van het kind had hij dezelfde kleur gegeven als die van hout en stro. Maar daaromheen had hij herders neergezet en koningen, met open mond, de handen omhoog, hun ogen groter dan elk mensenoog, sta rend naar wat daar in die kribbe ligt: 'Het wonder...'zo had hij het geschil derd en het was terechtgekomen in een oud lijstenwinkeltje, ergens in Den Haag, tussen een zigeunerin en een merrie met veulen. De mensen van nu zouden er voorbijlopen, gehaast, met tassen vol op weg naar hun kerstfeest. Misschien zou een kind of een ver moeide wandelaar even stilstaan voor de winkelruit om de ogen uit te wrijven van al het feestgeflonker. Wanneer zij hun) ogen daarna weer openden, zou den zij misschien het wonder ontdek ken van de God die mens wilde worden, die met de mensen de stank wilde delen van een aardse stal. 'zingen we op kerstdag. Maar bijna niemand ziet meer, we kijken alleen nog maar, niemand verwondert zich meer. De man rent vanachter z'n och tendblad naar z'n werk, hij merkt niet eens dat de kus voor z'n vrouw half naast d'r hoofd terecht komt. De kin deren zijn zelden thuis, ze vliegen van de voetbal naar de soos, van de fuif naar de Willem Ruysshow. We schieten langs elkaar heen als stripfiguurtjes in een te snel afgedraaide tekenfilm. En zo ontdekken we nooit de wonderen in elkaar, de zorg, de trouw, de humor, schatten die tijd vragen om opgedolven te worden. Aandacht voor het wonder vraagt een zeer bewust geleefd leven. Je zult moeten vechten tegen de tijd geest, de telefoon en de bel moeten soms af, het vraagt veel oefening en trouw. Dat geldt van ons leven met elkaar, dat geldt ook van ons leven met God en met Zijn Zoon. We hoeven geen vroom ge zicht te zetten wanneer we onze han den vouwen of een kerk binnenstap pen. Er wordt geen bepaalde houding van ons verwacht, wel een openheid voor het onverwachte, het verrassende, het wonder. Wolphaartsdijk, ds. R.E. da Costa.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1978 | | pagina 27