SCHAPEN
HOUDERIJ
D e inhoud van een silo moet voldoende zijn
om krachtvoer voor 2 3 weken in op te slaan.
Bij de bestelling moet rekening gehouden
worden met het volume van het voer. Als de
hoeveelheid krachtvoer te groot is, kan de silo
kapotgeblazen worden.
M ochten overhouders nog niet drachtig zijn
dan verdient het aanbeveling om deze dieren
rond half december bij de ram vandaan te ha
len. Er zou te veel van de dieren gevergd wor
den als ze na half mei lammeren en in septem
ber weer bij de ram moeten.
H et is niet nodig om de ooien de eerste drie
maanden van de drachtextra te voeren, mits ze
voldoende gras of ruwvoer kunnen opnemen.
In deze periode is krachtvoer verstrekken niet
nodig als de dieren in een goede conditie ver
keren. Te zware ooien hebben zelfs kans op
problemen bij de geboorte van de lammeren.
Als de eerste drie maanden van de dracht ver
lopen zijn, krijgen de ooien geleidelijk aan
krachtvoer. Het beste is om te beginnen met
zo'n 0,2 kg per ooi per dag. Aan de hand van de
conditie van de dieren wordt de hoeveelheid
krachtvoer bepaald. Jonge ooien krijgen een
jeugdtoeslag van 0,1 k 0,2 kg krachtvoer. Het
voeren van rundveebrok aan schapen is af te
raden in verband met het gevaar van koper
vergiftiging. Het beste is om schapenkorrels te
voeren. Dit speciale krachtvoer bevat minder
koper.
D e produktie van de koeien kan door middel
van voeding, gezondheidszorg, huisvesting enz.
goed beïnvloed worden. Iets beïnvloeden wat
er niet is, is onmogelijk dus een koe moet de
aanleg wel hebben. Door middel van de stie
renkeuze kan nu invloed uitgeoefend worden
op de erfelijke aanleg.
D it apparaat heeft vele voordelen o.a.:
G oede grassen kunnen slecht tegen watero
verlast. In dit verband is het belangrijk om een
goede ontwatering te hebben. Dit heeft verder
als voordeel dat men dan 's winters tijdens
werkzaamheden het weiland minder stukrijdt.
Om vorstschade te beperken mag ouder gras
land niet korter dan 6 7 cm zijn als het de
winter in gaat. Om een mooi weiland te krijgen
in het voorjaar kunnen nu de bossen nog ge
maaid of door schapen afgegraasd worden.
In de winter komen er nogal eens mollen voor.
De grootste schade onstaat doordat deze bees
ten de grasmat vernielen. Er zijn meerdere be-
strijdingsmethoden; de meest bekende metho
de is met de beugelklemmen.
Grasland
Krachtvoersilo's
Maatregelen bij vorst
Overhouders niet te laat bij de
ram
Voeding drachtige ooien
Enten tegen "het bloed"
Het inseminatieplan
De kalveropfok kuilvoersnijder
Drijfmest.
Doordat het voet met de buitenlucht in ver
binding staat via de vul- en ontluchtingspijp
kan de lucht vrij circuleren. Vochtige lucht en
het stof van het krachtvoer vormen samen een
muffe afzetting boven in de silo en de ontluch
tingspijp. Deze laag moet regelmatig verwij
derd worden, waarbij de ontluchtingspijp niet
mag worden vergeten. Leegstaande silo's wer
ken als een schoorsteen. Er ontstaat een con
stante luchtstroom in de silo en als die niet goed
schoon is ontstaat bovengenoemd proces. Dit
kan later problemen geven als brokken van
deze afzetting naar beneden vallen. Een goed
schoongemaakte kunstmestsilo kan soms, af
hankelijk van de situatie, goed dienst doen
voor opslag van krachtvoer. Bij het schoonma
ken moeten de silo's leeg zijn om ongelukken te
voorkomen.
Het zelf sleutelen aan de silo's is erg riskant.
Verschillende keren is het gebeurd dat een silo
omsloeg doordat verbindingen waren losge
schroefd.
oederbieten en aardappelen moeten goed
tegen vorst beschermd worden. Het voederen
van bevroren produkten bevordert de opname
niet. Bevroren voer kan voedingsstoornissen
veroorzaken, hetgeen een ongunstige invloed
heeft op de produktie.
Kuilhopen die afgedekt zijn met een laag be
vroren grond zijn moeilijk open te maken zon
der het plastic te beschadigen. Aan de hand van
de weersvooruitzichten kan de kuil meer of
minder ontbloot worden. Bij strenge vorst
kunnen waterleidingen bevriezen. Het is nodig
om hieraan de nodige aandacht te besteden,
zodat de dieren steeds drinkwater hebben.
Leidingen die in de winter in onbruik zijn
kunnen het beste afgetapt worden. Eventuele
weidepompen worden voor de winter leegge
maakt, nagekeken en gesmeerd alvorens ze op
te bergen.
Misschien is het de moeite waard om de anti
vries in de trekker ook even te controleren.
O p sommige bedrijven komt deze ziekte
voor. Hiertegen kan men laten enten. Dit ge
beurt door de ooien twee keer te behandelen.
Tussen de behandelingen zit een tijdsbestek
van 5 weken. De tweede injectie moet 2 tot 3
weken vóór het einde van de dracht gegeven
worden.
Ooien die vorig jaar geënt zijn kunnen met één
injectie 2-3 weken voor het lammeren volstaan.
9
- een goede hygiëne bij het afkalven;
- het waarnemen van tochtigheid. Dit moet
minstens drie keer per dag gebeuren. Het
liefst 's morgens voor het melken, 's mid
dags na het eten en 's avonds voor het naar
bed gaan. Deze tijdstippen zijn gekozen
omdat tijdens werkzaamheden in de stal de
dieren te onrustig zijn en geen goede waar
neming mogelijk is;
- het op tijd insemineren. Dit is bij gezonde
dieren tussen de 40e en de 60e dag na de
geboorte van het kalf. Bij jongvee is dat als
ze 300 kg wegen;
- Een goede administratie. Een zorgvuldig
bijgehouden lijst waarop alle waarnemin
gen met betrekking tot ziekten en tochtig
heid worden genoteerd.
Het is dan ook belangrijk genoeg om een pas
sende stier bij de individuele koe te zoeken.
Gebruik maken van stieren met goede bekende
verervingsgegevens is dan ook aan te bevelen.
biest. Met de speenemmer krijgt het dier on
beperkt biest;
4 - 14 dagen, vier liter kunstmelk per dag;
3 - 7 weken, vijf liter kunstmelk per dag;
8e week, drie liter kunstmelk per dag.
Vanaf de derde week krijgt het kalf hooi,
schoon water en wat krachtvoer. Na bovenge
noemde melkperiode nemen de dieren onge
veer kg krachtvoer op. Als het kalf ongeveer
70 kg weegt, kan het van de melk af.
Om de overgang naar de jongveestal niet te
abrupt te laten verlopen, blijven de kalveren na
de melkperiode nog enkele weken in de op-
fokstal.
Bij de speenmethode is er meer melk nodig,
namelijk 6 a 7 liter per dag dan op de traditio
nele manier.
Het onthoornen van jongvee kan binnen 6 we
ken electrisch gebeuren door de dierenarts of
binnen 10 dagen met een pasta.
Voor een goede hygiëne is het belangrijk dat
emmers, mixers e.d. na gebruik meteen goed
schoon worden gemaakt. De leeg gekomen
boxen moeten direct goed gereinigd en ontsmet
worden. Het is raadzaam de hele stal een keer
per jaar helemaal goed schoon te maken en te
desinfecteren.
Op de leeftijd van ongeveer 3 maanden geeft
men onbeperkt goed ruwvoer en 2-1 kg
krachtvoer per dag. Van 6-9 maanden krijgen
ze 1-0 kg krachtvoer en onbeperkt goed ruw
voer.
O mtrent de hygiëne rond de geboorte is al
veel gezegd en geschreven. Het ontsmetten van
het achterstel van de koe, het desinfecteren van
de touwtjes, de houtjes en de handen zijn een
eerste vereiste.
In de ligboxenstal wordt de kalvende koe tijdig
apart gezet. Het kalf wordt in schoon stro op
gevangen. De koe blijft 24 uur in observatie
waarna ze, als alles goed is, teruggaat naar de
koppel. Het pasgeboren kalf wordt met een
schone strowis drooggewreven en het slijm
wordt uit de mond en de neus gehaald.
De navelstreng wordt gedesinfecteerd met een
10% oplossing van jodiumtinctuur. Het kalf
wordt apart opgestald in een box met schoon
stro. Deze box moet op een tochtvrije plaats
staan waar de luchtvochtigheid laag is. Binnen
drie uur na de geboorte wordt biest verstrekt.
Deze biest is nodig om het kalf te voorzien van
afweerstoffen tegen ziekten. Na 3 dagen, als het
kalf ongeveer 20 liter biest op heeft, kan over
gestapt worden op 4 liter kunstmelk per dag.
Het laten drinken van de individuele kalveren
heeft als voordeel dat ze goed geobserveerd
kunnen worden.
De andere mogelijkheid is het verstrekken van
kunstmelk door rrtiddel van de speenemmer.
Kunstmelk wordt gegeven volgens de aanwij-
zigingen van de fabrikant.
Een eenvoudige handleiding is:
0 - 3 dagen, drie tot vier keer per dag, 1,5 liter
- gemakkelijker en lichter werken;
- minder snel broei in het uitgehaalde pro-
dukt;
- minder verlies in de kuil door het rechte
snijvlak;
- minder vaak open- en dichtmaken van de
kuil;
- minder aan- en afkoppelen.
Deze machine stelt echter wel bepaalde eisen
aan de trekker. Het gaat niet zozeer om de
trekkracht dan wel over het hefvermogen en
het gewicht van de trekker. Veel trekkers heb
ben contragewichten nodig omdat ze te licht op
de voorbrug worden en neiging tot steigeren
vertonen.
Het gewicht van het blok kuilvoer is sterk af
hankelijk van het droge stofgehalte en de kuil-
hoogte. Ook de snijhoogte van de kuilvoers
nijder en de hoogte van de rijkuilen moeten op
elkaar afgestemd zijn.
Hoe hoger de kuil des te zwaarder zal het blok
wegen. In het algemeen is er voor een kuil
voersnijder al gauw een trekker van ongeveer
60 pk met een hefvermogen van 1500 kg en
meer nodig. In hoeverre een aanwezige trekker
aangepast kan worden aan de eisen van een
kuilvoersnijder kan het beste worden overlegd
met de trekkerdealer.
Het individueel laten drinken heeft als voordeel dat de kalveren rustig geobserveerd kunnen
worden.
De gangen van de mol lopen meestal vanaf de
perceelsranden naar het midden toe. Dit zijn de
zogenaamde loopgangen. Deze verbinden de
drinkplaats, de sloot met het midden van het
terrein waar de mol naar voedsel zoekt. Het
aantal klemmen dat nodig is hangt van de
molleninvasie af. Meestal is een 10-tal klem
men wel voldoende. De klemmen worden en
kele meters uit de slootrand, in een recht stuk
van een loopgang, geplaatst. De gang wordt
open- en schoongemaakt en de klem wordt ge
zet. Bij de klem met gladde bek komt het ont
spanningsplaatje op de bodem van de gang.
Daarna wordt de gang gesloten. Bij de klem
met de getande bek komt het lipje op de grond
boven de gang terecht. Hiervoor wordt de gang
eerst wat ingedrukt. De poten van de klemmen
komen in de randen van de gang te staan. De
klemmen worden dagelijks gecontroleerd.
Soms wil het nog wel eens gebeuren dat men
een klem vergeet. Dit is te voorkomen door
naast de klem een stokje in de grond te steken.
Schade door mollen. Op deze plaatsen kan in
het voorjaar veel onkruid ontstaan.
De loopgangen worden door meerdere mollen
gebruikt. De klemmen kunnen daarom meer
dere keren op dezelfde plaats gezet worden.
Het is vaak nodig om langer dan een week op
één perceel mollen te vangen. Blijven de
klemmen enige dagen leeg dan kan door het
slechten van de molshopen gecontroleerd wor
den oï de beesten verdwenen zijn. Eventueel
wordt de vangpartij hervat.
B ij het uitrijden van drijfmest op grasland
moet insporing zoveel mogelijk worden voor
komen. Dit is enigszins te ondervangen door
speciale banden op de mengmesttank een
dubbel lucht op de trekker te monteren. Een
lagere bandenspanning kan het effect nog wat
versterken. Een onregelmatige verspreiding
van drijfmest op de grasmat kan verbranding
tot gevolg hebben. Goed roeren in de drijf-
mestkelder is in dit verband ook nodig. Drijf
mest en gier op bevroren land of over de
sneeuw werken de verbranding in 4e rijsporen
in de hand. Geadviseerd wordt om niet meer
dan 15 ton drijfmest per ha grasland uit te
rijden.
Volgens publicaties kan drijfmest schade be
rokkenen door schaduwwerking bij de aan
wending in het voorjaar en de zomer. Deze
schade wordt bepaald door de fijnheid van
verdeling. Door uitspoeling in de herfst en
winter gaat veel stikstof verloren. De uitspoe
ling van kali op de kleigronden is gering. De
stikstofwaarde in het voorjaar is 60%, in de
herfst is dit 45%.
De waarde van de organische stof voor gras
land is gering aangezien grasland jaarlijks on
geveer 6000 kg organische stof krijgt in de vorm
van afgestorven wortels, stoppelresten en van
wat er achter blijft na oogsten en door vertrap
ping. Op grond van deze gegevens komt de
mest beter tot zijn recht op akkerbouwgrond en
maïsland.
Met een kuilvoersnijder wordt de kuil mooi recht afgesneden, zodat het blok weinig met de
buitenlucht in aanraking komt waardoor minder snel broei ontstaat.