Voeren op maat van de melkproduktie PROEFBOERDERIJ CRANENDONCK ONDERZOEKT HET! W, I n de weideperiode is het aanbod van vre via het gras altijd in overmaat aanwezig. In de stalperioden is dit afhankelijk van de samenwerking van het rantsoen. Hoewel over de eiwitbehoefte en de eiwitbenutting uit het rantsoen voor melkkoeien het laat st e woord nog niet is gesproken, is het toch raadzaam om de verse koeien goed op de eiwitnorm te voeren. Op veel bedrijven in het zuiden van het land bestaat het rantsoen uit voordroog kuil en snijmais. Het percentage voedernorm ruw eiwit (vre) dat in de A-brok moet voorkomen is hoofdzakelijk afhankelijk van de hoeveelheid snijmais en voordroogkuil die in het rantsoen voorkomt. V D eze twee methoden zijn: Ing. J. Mies, V oeren op maat van de melkproduktie lijkt in een periode met een ruime voorraad aan ruwvoer en goedkoop krachtvoer een wat tegenstrijdige gedachte. Toch is juist voeren naargelang de produktie op veel bedrijven een moeilijke opgave maar wel noodzakelijk om juist een goede jaarproduktie per koe te bereiken, tegen redelijke voerkosten. D, In 't kort Mening gezondheidsraad over vleesbesmetting ongenuanceerd. Cehave N.V. bestrijdt al jaren Salmonella-infekties Herdruk boek "Melkwinning" specialist voedervoorziening bij het Konsulentschap, voor de Rundveehouderij en de Akkerbouw te Waalre In dit artikel wordt hader ingegaan op een aantal belangrijke punten in de voeding van de melkkoeien. me is op verschillende plaatsen in binnen- en buitenland on derzoek verricht. Naast normale rantsoenen wat de hoeveelheid en kwaliteit ruwvoer betreft kunnen voorlopig de volgende konklusies wor den getrokken m.n. méér dan tweemaal daags krachtvoer ver strekken heeft: geen invloed op de totale benutting van het rantsoen; geen invloed op de melkvetvornting; geen grote voordelen in het voorkómen van pensstoringen. Wel is de spreiding van krachtvoergiften belangrijk voor een hoge opname hetgeen vooral in de eerste 100 dagen van de laktatie belangrijk is voor de melkproduktie. Dat spreiding in krachtvoergift inderdaad belangrijk is voor de opname kwam naar voren in een proef op Cranendonck waarbij tweemaal daags en viermaal daags krachtvoer verstrekken naast voordroogkuil en snijmais werd vergeleken. Bij het tweemaal daags krachtvoer verstrekken werden méér resten gevonden dan bij viermaal daags verstrekken. De kwaliteit van het ruwvoer e kwaliteit van de voordroogkuilen is gemiddeld maar ma tig, terwijl de voederwaarden van snijmais naar verwachting niet veel zullen afwijken van wat normaal hier voor geldt. Vooral bij nattere partijen voordroogkuil moet rekening worden gehouden met een wat lagere opname en vooral lagere VEM- gehalten. Dit heeft tot gevolg dat in die gevallen wat minder melk uit ruwvoer kan worden verwacht en dit heeft weer tot gevolg dat extra veel krachtvoer moet worden bijgevoerd. Welke soort krachtvoer? e kunnen het krachtvoer beoordelen naar energie (VEM) en voedervorm ruw eiwit (vre). Normaal komt in 1 kg A-brok of standaardvoer 940 VEM voor. Er zijn echter firma's die brok produceren met een verhoogd energiegehalte b.v. 1000 VEM per kg. Het argument hiervóór is dat de hoogproduktieve koeien hiervan minder krachtvoer be hoeven op te nemen. De verschillen zijn echter klein en lossen niet het probleem van de te geringe opname van krachtvoer in de melkstal. Een eenvoudig voorbeeld geeft dit aan. Stel een koe heeft boven het ruwvoer 9.400 VEM uit krachtvoer nodig:~bij brok met 940 VEM/kg is 10 kg nodig, bij brok met 1000 VEM/kg is 9,4 nodig. Verschil slechts 0,6 kg. De eiwitvoorziening is belangrijk Uitgaande van gemiddelde kwaliteit voordroogkuil en snijmais zijn voor verschillende rantsoenen het vre-gehalte voor het aanvullende krachtvoer globaal weergegeven. Er is uitgegaan van een gemiddelde opname aan droge-stof van 9 kg uit ruw voer per dier per dag. Rantsoen 9 kg ds voordr. kuil vre-gehal te in het krachtvoer 9% 6 kg ds voordr. kuil 3 kg ds snijmais 12% 4.5 kg ds voordr. kuil 4,5 kg ds snijmais 15-16% 3 kg ds voordr. kuil 6 kg ds snijmais 1 kg 900-300 12% Volgens bovenstaande overzicht kan op 80-90% van de bedrij ven aan de eiwit voorziening van de koeien voldaan worden wanneer A-brok van 12% vre en ca. 15% vre verkrijgbaar is. Op bedrijven met veel snijmais in het rantsoen moet tevens ca. 11cg eiwitrijke brok 900-300 vre beschikbaar zijn. De krachtvoerverdeling oerer\ op maat van de melkgift van elke koe individueel is voor mens en dier een (te) zware opgave. De melker moet voor elke koe de krachtvoergift kennen en zo dit nog mogelijk is dan is het voor de hoogproduktieve koeien niet mogelijk om deze grote giften in de melkstal op te nemen. Op veel bedrijven is dit een probleem wat tot gevolg heeft dat zowel in de weide- als in de stalperiode gemiddeld te veel krachtvoer wordt gevoerd. Door deze matige tot slechte verde ling is het rendement in melkproduktie op veel bedrijven niet wat het zou kunnen zijn. Steeds meer veehouders gaan dit pro bleem onderkennen en er wordt gezocht naar middelen om de krachtvoerverstrekking en verdeling gemakkelijker en beter te kunnen uitvoeren. Twee methoden in opmars! De vorming van produktiegroepen, De geprogrammeerde krachtvoerapparatuur. Bij de vorming van produktiegroepen kan aan de hoogproduk tieve koeien 3 a 4 kg krachtvoer aan het voerhek worden ver strekt. Bij de geprogrammeerde krachtvoerapparatuur kan b.v. 2 kg krachtvoer als lokvoer in de melkstal worden gegeven en de rest kan worden opgenomen uit voerboxen buiten de melkstal. 12 Wel vraagt de aanschaf van deze krachtvoerapparatuur een investering van 300,— - 500,— per koe. De voorzieningen nodig voor het vormen van produktiegroepen kost weinig. Bij beide methoden kunnen de hoogproduktieve koeien de grote giften krachtvoer beter opnemen. De veehouder heeft de verdeling van het krachtvoer naar pro duktie beter in de hand en kan de adviezen gegeven via het koppelingsprojekt juister uitvoeren. Proefboerderij Cranendonck onderzoekt het! D e proefboerderij Cranendonck is een echt Brabants vee houderijbedrijf met een zware veebezetting met wat de voeding betreft alle mogelijkheden en ook moeilijkheden. Het rantsoen bestaat globaal uit 3 kg ds voordroogkuil en 6 kg ds snijmais. De praktijkkoeien zijn in de stalperiode ingedeeld in produktiegroepen. De melkproduktie is de laatste jaren aan merkelijk gestegen nl. 1974 4.920 1975 1976 1977 1978 5.070 5.320 5.730 ca. 5.700 Spfeiding van de krachtvoergift is belangrijk voor een hoge op name. Uit onderzoek naar de mate van spreiding in krachtvoer opna- Door de mindere kwaliteit van de voordroogkuil zal deze winter wat meer krachtvoer nodig zijn. Vooral de verse koeien moeten goed op de eiwitnorm worden gevoerd. Met A-brok van 12% vre of 15% vre kan op veel bedrijven een juiste eiwitvoorziening wor den gerealiseerd. Op veel bedrijven kan door juister naar melkgift het krachtvoer te verdelen de melkproduktie stijgen en/of de voerkosten dalen. Goede hulpmiddelen voor een juiste krachtvoer-ver- strekking zijn: de vorming van produktiegroepen, de geprogrammeerde krachtvoerapparatuur. De spreiding in krachtvoergift is vooral belangrijk voor de opnamekapaciteit van de koeien. Voor spreiding in krachtvoeropname blijkt in normale rantsoenen wat ruwvoer betreft geen invloed te hebben op: de totale benutting van het rantsoen, het vetgehalte van de melk, het meer of minder voorkomen van pensstoringen. In een verklaring van de kant van het produktschap voor vee en vlees (pvv) wordt de ongenuanceerde berichtgeving over de ernstige besmetting van varkensvlees met salmonellabacteriën betreurd. Het pvv ontkent geenszins, dat het bedwingen van de besmettingshaarden voortdurend aandacht blijft vragen, maar wijst in dat verband ook op de intensieve controle die van de kant van het ministerie van volksgezondheid en milieuhygiëne op uit het buitenland geïmporteerde veevoedergrondstoffen wordt uitgeoefend. Daarbij tekent het pw aan dat varkensvlees, in de berichtgeving aangemerkt als dé grote besmettingsbron, door de huisvrouw vrijwel altijd in gebraden, gekookte of ge stoofde vorm opgediend wordt. Dat is een uitstekende beveili ging tegen een eventuele besmetting. De gezondheidsraad wijst dan ook terecht op de wenselijkheid daarvan. Het pw onder streept daarbij het nut van goede - ook persoonlijke - algemene hygiëne. H et pvv wijst er voorts op - in samenspraak met het produktschap voor veevoeder - dat de belangrijke besmettings haard, de veevoergrondstoffen, al in aanzienlijke mate is terug gedrongen. Zo beliep de produktie van geperst varkensvoer in bijvoorbeeld, 1971 /'72 krap 50% van de totale produktie van ruim vier miljoen ton. In 1976/'77 nam de totale varkensvoer- produktie in ons land toe tot vijf miljoen ton, maar het aandeel van het voer in geperste vorm was toen ook opgelopen tot bijna 3,5 miljoen ton (bijna 70%). Overeenkomstig de adviezen van de gezondheidsraad wordt er van die zijde op gewezen, dat door het persen van het voer in brokvorm, de besmettingskansen worden teruggedrongen. Daarnaast is, aldus het pw, door modernisering, betere bege leiding en verscherpt toezicht in de slachterijsector en de vlees verwerkende industrie, de kans op onderlinge besmetting van varkensvlees met salmonellae, teruggedrongen. Het pw wijst er tenslotte op, dat het verzoek van de bewinds man van volksgezondheid en milieuhygiëne om het salmonel laprobleem opnieuw te bestuderen, dateert van 19 juli 1972. De nu recentelijk uitgebrachte bestemmingspercentages van var kensvlees en slachtkuikens, dateren van 'een recent routineon- derzoek', aldus de ministeriële brief van 1972. De studie van de commissie heeft derhalve zes jaar geduurd; de commissie kwam voor het laatst in juni 1976 bijeen, aldus het in september 1978 uitgebrachte rapport. In de persmedia is erg veel ophef gemaakt naar aanleiding van een rapport dat uit is gebracht door de Gezondheidsraad be treffende het voorkomen van salmonella-bakteriën. Hierbij werd ook en vooral de mengvoederindustrie sterk aan gevallen. Naar de mening van de Cehave is dit een onvolledig gefundeerde, zo niet onterechte aanval. In de persberichten over het rapport van de Gezondheidsraad wordt een groot deel van de besmetting van de voedingsmidde len voor de mens via het dier aan de mengvoederindustrie toe geschreven. Ons inziens is dit een onjuiste beschuldiging. Al 25 jaar worden de CHV-mengvoeders onder hoge temperaturen geperst waar door de kans op salmonella-bakteriën in het mengvoeder uiterst gering is. Tevens ondergaat het eindprodukt een zeer nauwge zette kontróle op deze bakteriën in het laboratorium. De kans dat er een besmetting door salmonella-bakteriën via het mengvoeder en het dier de mens bereikt is dan ook uiterst gering. Omdat salmonella-bakteriën al jarenlang in het milieu voorko men kunnen dieren (maar ook andere produkten) die niet hy giënisch zijn behandeld deze bakteriën bevatten. Salmonella-bakteriën kunnen dus inderdaad voorkomen in de voedingsmiddelen die bestemd zijn voor mens en dier. Voor gezonde dieren en ook mensen kunnen deze bakteriën, in geringe hoeveelheden geen kwaad. Onder ongunstige gezond heidsomstandigheden en grote hoeveelheden salmonella-bak teriën kan een besmetting zich uiten in diarree, braken, buikpijn en vrijwel steeds koortsverschijnselen. Maar slechts twee typen van de 1600 nu bekende typen salmo nella-bakteriën veroorzaken een ernstiger ziektebeeld, te weten typhus en para-typhus. Gelukkig komen deze in Nederland vrijwel niet voor. Een goede hygiëne en bereidingswijze van de te konsumeren voedingsmiddelen zorgen voor een vrijwel on schadelijk maken van deze salmonella-bakteriën. Het is daarom onzin om de jaarlijkse sterfte van enkele tiental len mensen toe te schrijven aan de aktiviteiten die de mengvoe derindustrie ontplooit op voedingsgebied. De Cehave N.V. is ervan overtuigd dat door de moderne pro- duktiemethoden die zij hanteert salmonella-bakteriën in haar mengvoeders vrijwel niet voorkomen. De dynamische ontwikkelingen zowel in de melkveehouderij als in de zuivelindustrie hebben een direkte invloed op de melk winning en melkbewaring op de boerderij. Men kan hierbij denken aan de plaats waar en de wijze waarop gemolken wordt, de gekoelde opslag van de melk, de technische ontwikkeling van de apparatuur, de bewaking van de uierge zondheid en de zorg voor de kwaliteit van de melk. Het boek "Melkwinning" dient als handboek en als studieboek de huidige situatie zo veel mogelijk weer te geven. Daarom is bij de voorbereiding van de 3e druk, die een dezer dagen is ver schenen, veel aandacht besteed aan de aanpassing en de bij stelling van de tekst. Ook de afbeeldingen en foto's zijn voor een belangrijk deel vervangen door materiaal, dat de moderne vorm van melkwinning laat zien. Het boek blijft hierdoor een in- struktief en volledig studieboek voor het agrarisch onderwijs. Maar ook voor de praktijk is het een goed gedokumenteerd handboek. Zowel voor de praktische melker, de voorlichter als de leverancier van apparatuur kan dit boek een nuttig naslag werk zijn. De prijs is 15,— Bestellingen kunnen schriftelijk of telefonisch worden gedaan bij het Konsulentschap voor Melkwinning, Melkhygiëne en Boe renkaasbereiding, postbus 343, 6700 AH Wageningen, tel. 08370-19113, of door storting van 15,— per exemplaar op gironummer 2914954 ten name van het bovengenoemde konsu lentschap, met vermelding van "bestelling boek Melkwinning".

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1978 | | pagina 12