ONDERWIJS NOTITIES Middelbaar Agrarisch Onderwijs D, I KNLC KOMMENTAAR E r is een tijd geweest, dat opleidingen op het gebied van de land- en tuinbouw in ons land vrijwel uitsluitend gevolgd werden door zoons van ouders, die zelf een bedrijf in de agrarische sektor hadden. Dat is wel veranderd, tegenwoordig komen er in alle sektoren van dit onderwijs jongeren terecht uit allerlei gezinnen, mét en zónder agrarische achtergrond. Het zijn jongens en meisjes met belangstelling voor de natuur, die zich aangetrokken voelen tot het werken in de buitenlucht en met levend materiaal. Vaak komen zij uit de grote steden, zijn zij het leven tussen beton en asfalt beu en hebben zij een romantische voorstelling van het leven buiten. D e opleidingen in het middelbaar agrarisch onderwijs duren 2 of 3 jaar. De A -opleiding duurt 3 jaarde meeste B-opleidingen duren 2 of 3 jaar. In een driejarige B- opleiding breng je wekelijks een paar dagen op school en een paar dagen in de praktijk door, bijvoorbeeld op het eigen bedrijf. De B-opleiding Aanleg en onderhoud van tuinen en groenvoorzieningen" duurt 3 volledige jaren. V onder redaktie van L. Anderson Landbouwbegroting Verkoop domeingronden Produktiekosten in de landbouw 'aar zit een beetje een gevaar in. Want dat romantische landleven ziet er in de praktijk heel wat nuchterder uit. Een agrarische opleiding is in de eerste plaats: een opleiding tot ondernemer of medewerker in een heel praktisch boerenbedrijf. Net zo praktisch als een bouwbedrijf, een drukkerij, een meu belfabriek of wat ook. Vergeet niet. dat b.v. ook de bio-industrie een verschijnsel is uit de agrarische sektor. Wie al te idealistisch tegen die hele boeren- em tuinderswereld aankijkt moet zich nog maar eens bedenken, alvorens hij na het mavo of het lbo naar een middelbare agrarische school toestapt. BREDE OPLEIDING In de eerste plaats zijn er veel prakticum-lessen in het gewone onderwijsprogramma. Daarnaast worden er kursusweken doorgebracht op de centra voor praktijkscholing voor verschil lende onderdelen van het agrarische vak. Die centra zijn er. omdat de dieren, de grond, de apparatuur waarmee daar ge werkt wordt te duur zouden zijn om ze er bij elke school op na te houden. Er bestaat, om maar eens één voorbeeld te noemen, een praktijkscholing op het gebied van landbouwwerktuigen. Daar leer je omgaan met al die ingewikkelde en omvangrijke toestel len, die in de moderne boerenbedrijven gebruikt worden. Met de praktijk kom je verder in kontakt door bedrijfsbezoeken tijdens het schooljaar, tijdens "zomerlessen" en tijdens de sta geperiodes die in elk jaar van de opleiding zijn opgenomen. Die duren ongeveer zeven weken. Toelaatbaar ben je met mavo-4; wiskunde in je pakket wordt belangrijk gevonden. Met het diploma van de Lagere Landbouwschool of een andere lagere beroepsopleiding ben je op de Middelbare Agrarische Scholen welkom, als je tenminste Nederlands, Engels en Wiskunde op C-niveau hebt gedaan en de overige vakken op B-niveau. Voor de B-opleiding zijn de toelatingseisen: Mavo-3, of LBO met minstens vier vakken op B-niveau. Nader informatiemateriaal over het Middelbaar Agrarisch Onderwijs is - behalve bij de scholen zelf - ook verkrijgbaar bij: Het Ministerie van Landbouw en Visserij Direktie Landbouwonderwijs, Postbus 20401, 2500 EK Den Haag, tel.: (070) 793911. MINDER ZWARE B-OPLEIDING "V oor de wat minder theoretisch begaafde leerlingen is er een B-opleiding. Deze opleiding is vooral bestemd voor zoons en dochters uit boeren- of tuindersgezinnen, die voorbestemd zijn om het bedrijf te zijner tijd over te nemen. ntussen zitten er aan zo'n opleiding wel veel aantrekkelijke kanten. Want, hoe het ook zij, als je belang stelt in de natuur, dan vind je in de opleiding aan een middelbare agrarische school veel van je gading. Je moet overigens ook weer niet denken, dat het agrarische onderwijs alleen te maken heeft met koeien, schapen en akker bouw. Om even kompleet te zijn, het middelbaar agrarisch on derwijs richt zich op: rundveehouderij, akkerbouw, varkens houderij, pluimveehouderij, groenten- en fruitteelt, teelt van bloembollen en boomkwekerij-gewassen, aanleg en onderhoud van tuinen en groenvoorzieningen, bloem-sierkunst, bosbouw, kuituurtechniek en levensmiddelentechnologie. De opleidingen zijn weliswaar sterk gericht op de uitoefening van een beroep in elk van deze speciale gebieden, maar ze zijn toch ook weer heel breed opgezet. Dat is nodig, omdat het tegenwoordig bij goede bedrijfsvoering niet alleen gaat om zui vere "vakkennis" van het vak waar men mee bezig is. Ook een ander soort vakkennis, de kennis van het ondernemen, is nood zakelijk. Vandaar dat bij de studie op een middelbare agrarische school ook een flink stuk algemene kennis te pas komt: natuurkunde, wiskunde, scheikunde, biologie, ekonomie, bedrijfsekonomie, Nederlands en een moderne taal (meestal Engels) om de voor naamste te noemen. OOK VEEL PRAKTIJK eel jongelui balen van alle theorie en denken aan middel baar agrarisch onderwijs, omdat ze hopen dahr wat meer "ge woon bezig te kunnen zijn". Nu, met praktische en heel tastbare dingen kom je in alle vormen van het middelbaar agrarisch onderwijs zeker aan je trekken. Hoewel het er af en toe nogal vinnig toeging tijdens de debatten rondom de landbouwbegroting, lijkt de Tweede Kamer zich uit eindelijk in meerderheid te zullen aansluiten bij het beleid van Minister Van der Stee. Dat is ook niet zo verwonderlijk. Immers het is grotendeels de voortzetting van een beleid, waarmee ook in het verleden al werd ingestemd. Uit de beantwoording van de vele vragen viel wel af te leiden dat in het kader van Bestek '81 er voor de landbouwminister dit jaar erg weinig ruimte in zit. Dat valt ons gezien het feit dat juist op landbouw nogal extra is besnoeid toch duidelijk tegen. Het houdt zeker het risiko in dat we op een aantal onderdelen, zoals de ruilverkaveling, in de naaste toe komst vastlopen. Ook de verlaging der O- en S-fonds -gelden en de wel zeer voorzichtige start met de overheidsbijdrage in de keuringskosten blijft ons een doorn in het oog. Voorts heb ik begrepen dat eigenlijk iedereen wel sympathiek staat tegenover de gedachte om de bedrijfsverzorgingsdiensten meer ruimte te geven. Alleen in het kader van Bestek '81 wilde men dit jaar in het regeringskamp de benodigde miljoenen nog niet op tafel leggen. Wel, dat houdt in dat we als landbouworganisaties zullen moeten zorgen in de komende tijd een konkreet voorstel op dit gebied te ontwerpen, wat dan met de nodige voorrang in de volgende be groting opgenomen kan worden. Overigens is het natuurlijk niet zo vreemd, dat de behandeling van deze landbouwbegroting wei nig schokkende dingen bracht. Immers, verreweg de belang rijkste zaken spelen zich in de komende maanden in Brussel af en terecht had de meerderheid er begrip voor dat de Nederlandse landbouwminister daar de nodige speelruimte dient te hebben. Nu al een volledig standpunt vastleggen en daarin eventueel zelfs de mogelijkheid van kontingentering meenemen betekent im mers in feite uitverkoop houden van onze Nederlandse zuivelbe- langen. ALS JE VERDER WILT Het middelbaar agrarisch onderwijs is voor het merendeel van de leerlingen de opleiding waarmee ze rechtstreeks de praktijk ingaan. Dat wil dan zeggen: een boerenbedrijf of een tuinders- bedrijf gaan leiden of als werknemer in zo'n bedrijf, een hove niersbedrijf of bloemisterij gaan werken. Maar er zijn ook nogal wat jongelui die terecht komen bij bedrijven, die indirekt met het agrarische bedrijf te maken hebben. Leveranciers van ma chines en materialen bijvoorbeeld. Maar aan de andere kant van de lijn, bij de afnemers van agrarische produkten, kun je ook mensen tegenkomen die een middelbare agrarische opleiding achter de rug hebben. Verder komen jongelui terecht in voorlichtingsfunkties bij handel en overheid om de boer of tuinder voor te lichten over de beste manier van bedrijfsvoering. NAAR HET HOGER BEROEPSONDERWIJS En dan zijn er natuurlijk ook mogelijkheden om verder te stu deren. Wie het diploma van de A-opleiding in z'n zak heeft is in beginsel toelaatbaar tot het hoger agrarisch onderwijs. Je moet dan wel goede cijfers hebben gehaald voor wiskunde, natuur kunde, scheikunde en biologie op de middelbare agrarische school. Elk jaar stromen enkele tientallen geslaagden uit het middelbaar agrarisch onderwijs inderdaad door naar het hoger beroepsonderwijs. Er zijn middelbare agrarische scholen in tal van plaatsen in alle provincies. Niet alle scholen bieden dezelfde mogelijkheden wat de programma's betreft. Dat hangt vaak samen met de streek, waar de school gevestigd is. Om een duidelijk voorbeeld te geven: in Lisse staat de bloembollenteelt op het programma, maar dat zal bijvoorbeeld in Goes of Groningen niet het geval zijn. ("Onderwijskrant"). In een openbare vergadering van de Bijzondere Kaïnerkommissie voor Nationale Landschapsparken is afgelopen maandag de ge dachte geopperd om een deel van de als landbouwgrond in ge bruik zijnde domeingronden te verkopen om zodoende de finan ciering van natuurgebieden vlotter rond te krijgen. Ook zou in dit kader de vraag aan de orde kunnen komen of niet een gedeelte van de nieuw uit te geven bedrijven in de Flevopolder in eigendom zou moeten worden uitgegeven. Ik geloof dat het zeer gewenst is dat deze ideeën nauwgezet op korte termijn worden bestudeerd. Immers, op het eerste gezicht lijken er zeer veel positieve kanten aan te zitten. Verkoop van domeingronden kan er mede toe bijdragen dat de prijsontwikkeling van landbouwgronden in de hand wordt gehouden en het aksentueert nog eens dat het streven er fundamenteel op gericht blijft grond zoveel mogelijk in parti- kuliere handen te houden. Aan de andere kant zou wat meer financiële armslag voor aankoop en beheer van natuurgebieden kunnen inhouden dat hier op korte termijn voor de betrokken belanghebbenden eveneens de nodige duidelijkheid ontstond. Wel ben ik van mening dat de overheid haar pachters niet tot een aankoop moet dwingen. Indien het om maar enige procenten van alle domeingronden gaat, kan dat immers best op basis van vrij willigheid gebeuren. LUTEYN. De ontwikkeling van de produktiekosten in de landbouw is in alle lidstaten van de Europese Gemeenschap anders geweest, omdat de prijzen van de verschillende kostenelementen zich uiteen, lopend hebben ontwikkeld en door het aandeel van die elementen in de kostenopbouw. De voornaamste oorzaak voor de ontwikkeling werd gevormd door de ekonomische situatie en door de inflatie, verschillen in de lidstaten. Zo blijkt dat tussen 1973 en 1977 in de landen met een hoog inflatiepercentage zich een aanzienlijke stijging van de produktiekosten heeft voorgedaan (in 1974 Frankrijk, Italië, het Verenigd Koninkrijk, Ierland en Denemarken: in 1975-1977 Italië, het Verenigd Koninkrijk, Ierland). H et is stil rond het rapport Hofstra met betrekking tot de zogenaamde inflatieneutrale belastingheffing. Op 20 december 1977 is het rapport aan de Minister van Financiën overhandigd. Het kabinet is blijkbaar nog steeds aan het studeren omdat naar hun mening, en die mening wordt door vrijwel ieder gedeeld, de problematiek van de inflatieneutrale belasting heffing zo komplex van aard is dat een beslissing eerst kan worden genomen na zorgvuldige afweging en analyse van alle problemen en de daaraan verbonden aspekten. De reakties uit de samenleving zijn nog niet vele. Het pro bleem is blijkbaar te ingewikkeld. Vooral de oplossing voor de problemen met betrekking tot de ondernemingen is zeer groot. In het bestaande systeem van de berekening van het inko men wordt tijdens de bestaandsduur van een onderneming als winst aangemerkt de toeneming van het vermogen van de onderneming, boven hetgeen daarin is gebracht. Er wordt geen rekening gehouden met de geringere waarde die de gulden door inflatie heeft verkregen. Professor Hofstra heeft nu als kernpunt van zijn rapport aangedragen dat niet meer in guldens moet worden gemeten maar in de koopkracht van de guldens. Dit leidt er toe dat als totale winst slechts kan worden beschouwd al hetgeen de onderneming meer aan koop kracht oplevert dan wat daarin aan koopkracht is inge bracht. In beginsel is de totale winst van een onderneming dus het aanwezige eindvermogen minus de koopkracht van het be ginvermogen, welk beginvermogen wordt uitgedrukt in guldens van nu. Het beginvermogen moet daarvoor worden herrekend. Omreden de winst per jaar wordt berekend en per jaar wordt belast, dient het principe, aanpassing van het beginvermo gen, per jaar te worden toegepast. De jaarwinst dient te worden gezuiverd van inflatiewinst. Als middel hiertoe wordt het hanteren van een indexcijfer voorgesteld. Het voorstel van professor Hofstra houdt dus in de inflatoire groei van het eigen vermogen buiten de fiskale winst te hou den. In deze beperking van het eigen vermogen verbergt zich een groot probleem. De betekenis van de voorgestelde maatregel neemt toe naarmate de bedrijven die winst maken meer met eigen vermogen hebben gefinancierd. Een jong ondernemer die praktisch geen eigen vermogen heeft zal dan ook weinig soulaas vinden in de voorgestelde maatregelen, die beogen de gevolgen van de inflatie buiten de winstsfeer te houden. Zijn eigen vermogen is klein, en op vreemd vermogen geniet hij geen inflatiekorrektie. De toepassing van de voorgestelde maatregelen in de prak tijk laat zowel ten aanzien van de hanteerbaarheid als ten aanzien van het resultaat nog vele vragen open. Paauwe 3

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1978 | | pagina 3