"De toekomst van een landschapsplan" M et betrekking tot de toepassing van de beleidsvoornemens in de Relatienota wil het Landbouwschap het volgende onder uw aandacht brengen. Brief Landbouwschap: D e zekerheid moet bestaan, dat ook op langere termijn gezien de in het vooruitzicht gestelde beheersvergoeding voldoende kompensatie biedt voor de gevolgen van het gevoerde beheer. Voor de beheersvergoeding zijn niet alleen bepalend de beheersverplichtingen, die uit de ge sloten overeenkomst voortvloeien, maar eveneens de ontwikkelingen van de bedrijfsvoering in de regio. Indien de ontwikkelingsmogelijkheden in de regio door plano logische maatregelen worden beperkt, zal dit direkt ge volgen hebben voor de hoogte van de beheersvergoedin gen. Wel kan het Landbouwschap er mee instemmen, dat in reservaatsgebieden de ondernemers naar eigen keuze in de gelegenheid worden gesteld beheersovereenkom sten aan te gaan. Daarbij is er een verschil met de be heersovereenkomsten in beheersgebieden, n.l. dat in een reservaatsgebied een optierecht op koop moet worden verstrekt. Dit verschil moet eveneens in de vergoeding tot uitdrukking worden gebracht. Landbouwschap Produktschap voor Landbouwzaaizaden scheppen van dé mogelijkheid tot het aangaan van beheer sovereenkomsten. De Relatienota moet worden gezien als een konstruktief beginpunt voor het tot standbrengen van een betere grondslag voor het samengaan van de landbouw met de natuur- en landschapsbescherming. Dit konkludeerde het Landbouwschap in zijn eerste reaktie op "De Drie Groene Nota's" aan uw Commissie op 15 mei 1975. Het Landbouwschap wil gaarne de opmerkingen, die in dit schrijven zijn gemaakt over het beleid, uitgestippeld in "De Drie Groene Nota's", opnieuw onder uw aandacht brengen. In aansluiting daarop zou het, mede naar aanleiding van de uitwerking van de regelingen en de voorlopige ervaringen met de toepassing er van in de praktijk, een aantal punten onder uw aandacht willen brengen. 1. Het georganiseerd agrarisch bedrijfsleven heeft getracht konstruktief mee te werken aan de besluitvorming over de uitvoeringsbepalingen van de Beschikking Beheersovereen komsten. Het realiseert zich. dat het een geheel nieuw terrein is waarmee nog veel ervaring moet worden opgedaan. Het is van doorslaggevend belang, dat de ondernemers in de beheersgebieden een zodanig vertrouwen hebben in het be leid en de uitgangspunten voor het beheersplan, dat zij be reid zullen blijken uit eigen vrije wil een beheersovereen komst met de Staat aan te gaan. Deze vertrouwensbasis kan alleen worden verkregen wanneer het beheersplan en de uit de overeenkomst voortvloeiende verplichtingen duidelijk en konkreet zijn en voor de ondernemer aanvaardbaar. De be heersvergoeding zal dan zodanig moeten worden vastges teld. dat de ondernemer ook op langere termijn gezien, ze kerheid heeft, dat deze opweegt tegen de gevolgen van de uit de overeenkomst voortvloeiende verplichtingen. 2. De bereidheid tot het aangaan van beheersovereenkomsten zal mede afhankelijk zijn van de vraag of en in welke mate het georganiseerd agrarisch bedrijfsleven zich achter het be leid kan stellen en zijn leden in positieve zin kan adviseren een overeenkomst aan te gaan. Het Landbouwschap is van mening, dat dan aan een aantal voorwaarden moet zijn voldaan. a. A an het begrip vrijwilligheid moet reële inhoud worden gegeven. De ondernemers moeten in volle vrijheid kun nen beslissen dat in de bestemmingsplannen geen beper kende bepalingen mogen worden opgenomen, die in op vrijwillige basis aan te gane beheersovereenkomsten thuishoren. Naarmate in het gebied meer beperkingen zullen gelden zal de keuzevrijheid voor de betrokken ondernemers zijn beperkt en het begrip vrijwilligheid een holle frase blijken te zijn. Het Landbouwschap zou een dergelijke ontwikkeling ten zeerste betreuren; het zou een onvoldoende basis zijn voor de vertrouwensrelatie, die noodzakelijk is voor de bereidheid van de ondernemers om hun bedrijfsvoering af te stemmen op de beoogde bescherming van natuur en landschap. Het is duidelijk, dat indien deze tendens zich zou voor doen, dit de noodzakelijk geachte vertrouwensbasis di rekt zal aantasten. Toetssteen voor dit beleid is het uitgangspunt in de M.v.A. op de Relatienota, dat voorkomen moet worden, dat in het kader van de ruimtelijke ordening met be trekking tot de agrarische gebieden buiten de aan te wijzen reservaten en beheersgebieden zodanige voor waarden ten aanzien van de agrarische bedrijsuitoefe ning worden gesteld, dat in feite een toestand wordt ge schapen, die identiek is aan een relatienota-situatie zonder dat daar echter toereikende vergoedingen als door de Relatienota, worden beoogd, tegenover staan. Het agrarisch bedrijfsleven vertrouwt er op, dat deze passage geen loze kreet betekent, maar dat hieraan bij de opstelling en de goedkeuring van bestemmingsplannen reële inhoud wordt gegeven. Dit betekent ook, dat z.g. bufferzones, waarvoor met het oog op de bescherming van natuur- en landschappelijke waarden bepaalde beperkingen in inrichting of beheer noodzakelijk worden geacht, binnen de begrenzing van de beheersgebieden, resp. reservaatsgebieden dienen te liggen. c. Vanaf de aanvang dient er voldoende duidelijkheid over te bestaan of een bepaald gebied is aangewezen tot beheersgebied of tot reservaat. Dit is mede met het oog op de noodzakelijke vertrou wensrelatie van het grootste belang, opdat de onderne mer weet waar hij aan toe is. Het zou onjuist zijn en het vertrouwen in het beleid in sterke mate ondergraven indien, nadat de agrarische ondernemers gedurende een aantal jaren in een beheers gebied de bedrijfsvoering mede hebben afgestemd op de doeleinden van natuur- en landschapsbeheer, het be trokken gebied tot reservaat wordt aangemerkt. Rond oude boerenhoeven werd een landschap uit de "grond" gestampt, van geslacht op geslacht. d. u e aanwijzing en realisering van beheersgebieden en reservaten kan konsekwenties hebben voor de op de be trokken agrarische bedrijven aanwezige werknemers. Indien agrarische werknemers hierdoor hun werkkring verliezen, zal de hierdoor geleden schade volledig moeten worden vergoed. Voorts wordt in overweging gegeven of een facultatief stellen van het optierecht, zoals ook in de Beschikking Onderhoudsovereenkomsten is opgenomen, een soepele uitvoering van de Relatienota - wat dit onderdeel betreft - niet aanzienlijk zou kunnen bevorderen. 3. In de door de Stichting Beheer Landbouwgronden vastges telde uitvoeringsbesluiten is terecht een grote ruimte gelaten voor inspraak van de leden van de Adviescommissies met de betrokken regio. Het Landbouwschap acht dit van groot belang met het oog op het noodzakelijke vertrouwen, dat de agrarische onder nemers in dit beleid dienen te hebben. Ook de eerste fase van de aanwijzing van de beheersgebie den en reservaten is onderdeel van het beleid. In deze fase is eveneens het oordeel van de streek van belang. Voorzover de gebieden in het kader van de ruilverkaveling worden aan gewezen, is deze terugkoppeling naar de streek verzekerd in de voorbereidingsprocedure. Anders ligt het in de aan te wijzen gebieden buiten ruilverkavelingen. Ook daar dient de inspraak vanaf de besluitvorming in de eerste fase verzekerd te zijn. 4. Terecht heeft de Regering besloten om de gebieden waar zich knelpunten voordoen, de Relatienota bij voorrang van toepassing te verklaren. De besluitvorming in de eerste fase van de voorrangsaanwijzing blijkt trager te verlopen dan was voorzien. Het Landbouwschap vraag zich af of dit niet symptomatisch zal zijn voor dit beleid. Het acht het voor de duidelijkheid van het beleid en de rechtszekerheid van de ondernemers in het gebied van het grootste belang, dat een aanwijzing tot reservaat of beheersgebied zo spoedig mogelijk gevolgd wordt door de vaststelling van een beheersplan en het 5. Bovenstaande geldt in het bijzonder voor ruilverkavelings- gebieden in voorbereiding. Indien besloten wordt tijdens de voorbereiding van de ruil verkaveling, voor een deel van het te verkavelen gebied, met het oog op de daar aanwezige landschappelijke en natuur wetenschappelijke waarden, bepaalde kultuurtechnische verbeteringen achterwege te laten en de Relatienota van toepassing te verklaren, wordt de konkrete begrenzing voor dat toekomstige beheersgebied of reservaat vastgesteld te gelijkertijd met de vaststelling van het ruilverkavelingsplan (rapport ex art. 34 Ruilverkavelingswet) door de Centrale Cultuurtechnische Commissie. Bij de stemming over hel ruilverkavelingsplan dienen de stemgerechtigde eigenaren en gebrukers niet geheel in het onzekere te worden gelaten over de globale inhoud van het naderhand voor deze gebie den op te stellen beheersplan en de daarop gebaseerde be heersovereenkomsten. Het Landbouwschap is daarom van oordeel, dat de ver plichting dient te gelden dat onmiddellijk na de formele aanwijzing van de gebieden door de Centrale Cultuurtech- Het bestuur van het Landbouwschap heeft aan de Bijzondere Tweede Kamercommissie een brief ges tuurd inzake het beleid "landschapsparken en "Re latie-nota". Gezien de belangrijkheid van deze zaak waaraan voor de landbouw op korte termijn diep gaande konsekwenties kunnen zitten, leek het ons nuttig u kennis te laten nemen van de volledige in houd van deze brief. nische Commissie, de Stichting Beheer Landbouwgronden voor de betrokken gebieden een beheersplan c.q. een ont- werp-beheersplan moet voorbereiden. Hiermee kan worden bereikt, dat bij de voorlichting over het ruilverkavelingsplan ter voorbereiding van de stemming de nodige informatie kan worden verstrekt overxle doelstellingen van het te voeren beheer en de eventueel bij overeenkomst aan te gaan be heersverplichtingen. 6. Naast de mogelijkheid tot het aangaan van beheersovereen komsten geeft de Relatienota eveneens aan de mogelijkheid tot het aangaan van onderhoudsovereenkomsten. Het in de praktijk toepassen van onderhoudsovereenkomsten is ech ter, behoudens in enkele bijzondere situaties, nog niet van de grond gekomen. De nodige uitvoeringsbesluiten zijn hier voor nog niet van kracht. Het Landbouwschap is van mening, dat met name de on derhoudsovereenkomsten in de praktijk een belangrijke bij drage kunnen betekenen voor een fraai en goed verzorgd landschap. Het is van oordeel dat dit onderdeel van de Re latienota teveel in de schaduw blijft door het te grote aksent op het konserverende karakter in beheersgebieden en reser vaten. Tot slot wil het Landbouwschap er op wijzen, dat de uitvoe ring van de Relatienota voor de agrarische bedrijfstak een krachtproef is, die zeer veel van de bedrijfsgenoten in de betrokken gebieden vergt. Het vertrouwt erop dat bij de realisering van het beleid met deze factor voldoende rekening wordt gehouden. Het wil in verband hiermee bovenstaande opmerkingen in Uw bijzon dere aandacht aanbevelen. Met gevoelens van verschuldigde hoogachting. (Drs. M.L. de Heer, secretaris) MARKTBERICHT GRASZADEN NR. 1 Van de belangrijkste grassoorten wordt hieronder een overzicht gegeven van de marktprijzen per eind oktober. Het gaat hier om de groothandelsprijzen af graszaadfirma voor direkte levering in het binnenland. Voor buitenlandse leveringen werden overi gens dezelfde prijzen gemaakt. Bij Engels raaigras bestond er geen grote aktiviteit en was er sprake van een stabiele markt. De prijzen van de weidetypen lagen rond 2,70 per kg. De prijzen van de hooitypen waren wat lager; voor de diploïde-rassen rond 2,35 per kg. Van Italiaans raaigras bewegen de prijzen zich al een hele tijd op een laag niveau. Eind oktober werden voor 1,40 tot 1,25 per kg zaken gedaan. Westerwolds raaigras lag iets hoger in prijs n.l. rond 1,60 per kg, met een eveneens flauwe tendens. De weidetypen van Veldbeemdgras deden prijzen van 3,80 tot 4,— per kg. De meeste rassen van de gazontypen werden voor om en nabij 4,50 per kg verhandeld. Gewoon Roodzwenkgras deed afhankelijk van kwaliteit en ras 4,— tot 4,25 per kg^ terwijl Roodzwenkgras met forse uit lopers goedkoper was, n.l. van 2,80 tot 3,— per kg. Van Beemdlangbloem voor de weidemengsels waren de prijzen rond 4,25 per kg. Op grond van de door de graszaadfirma's opgegeven gekon- trakteerde arealen kan de verwachte oppervlakte van de be langrijkste grassoorten voor oogst 1979 vastgesteld worden. Deze arealen worden hieronder vermeld met daarbij de bij de N.A.K. aangegeven oppervlakten van 1978. in ha I979 1978 Engels raaigras (alle typen) 8.000 7.390 Italiaans raaigras 1.750 2.985 Veldbeemdgras 4.700 3.375 Roodzwenkgras (alle typen) 3.000 2.375 Beemdlangbloem 350 460 13

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1978 | | pagina 13