ONDERWIJS NOTITIES DE "GROENE" OPLEIDING KNLC KOMMENTAAR w ie denkt dat het agrarisch onderwijs alleen bestemd is voor kinderen van boeren en tuinders zit er stevig naast. De landbouwscholen, zo blijkt uit de praktijk, zijn voor steeds meer kinderen uit niet-agrarische gezinnen aantrekkelijk. Al bijna de helft van alle leerlingen uit het lager agrarisch onderwijs heeft thuis weinig of niets met de land- en tuinbouw te maken gehad. Toch hadden zij voldoende belangstelling om te kiezen voor zo'n "groene" opleiding. H et gaat om overdracht van agrarische bedrijven door ouders aan kinderen. H et Nederlands Agrarisch Jongeren Kontakt (N.A.J.K.), sa menwerkingsorgaan van de 3 Centrale Plattelands Jongeren Organisaties, heeft zich de afgelopen tijd uitvoerig bezig gehou den met de toekomst van de landbouw, het landbouwbeleid en vooral de positie van (jonge) boeren en tuinders. De diskussie- nota "Boer blijven", welke ik afgelopen zaterdag tijdens de Agrarische Jongeren Manifestatie op de Flevohof kreeg aange boden, vormt het resultaat van al deze inspanningen. Op zich zeker een verheugend verschijnsel dat de laatste paar jaar de agrarische jongeren zich volop met de problemen waarmee land en tuinbouw te maken hebben, bezighouden. Niet alleen via hun vertegenwoordigers in onder meer landbouwschap en 3 CLO's, maar ook intern. Dat de agrarische jongeren daarbij de behoefte voelen om duidelijk hun eigen inzichten op papier te zetten en naar buiten te brengen, kan ik mij zeer wel voorstellen. Zeker zolang het volstrekt duidelijk is dat we met z'n allen hetzelfde doel nastreven, namelijk het verbeteren van de positie van boer en tuinder, is het daarbij geen ramp dat de jongerenvisie hier en daar afwijkt van de meningen binnen de CLO's. Integendeel. Het Boer blijven I O Luteijn onder redaktie van L. Anderson roeger waren het inderdaad bijna uitsluitend boerenzoons en -dochters die de banken van de land- en tuinbouwscholen bevolkten. Andere kinderen (en hun ouders) dachten er een voudig niet aan om zo'n speciale vorm van onderwijs te kiezen. Vooral de laatste tien jaar is hier sterk verandering in gekomen. Men ontdekte dat de landbouwscholen heus niet als enig doel hebben om goed geschoolde boeren en tuinders af te leveren, maar dat ze nog heel wat andere beroepsmogelijkheden openen. De naam landbouw- of agrarisch onderwijs kan dus een beetje misleidend werken. Als ouders zou u al gauw geneigd kunnen zijn om te denken dat er voor uw zoon of dochter niets te zoeken is. Uit dit artikel zal hopelijk blijken dat dat nogal kan meeval len. Als uw kind een duidelijke belangstelling heeft voor de natuur, en het moet in het lager beroepsonderwijs zijn plekje zoeken, dan zou het lager landbouwonderwijs wel eens de weg naar een onvermoed en leuk beroep kunnen openen. Uitwaaieren over veel beroepen D e leerlingen van het agrarisch onderwijs komen later op de meest uiteenlopende plaatsen terecht. Het spreekt vanzelf dat een deel van hen ondernemer of werknemer wordt in de land- of tuinbouw maar een groter deel belandt op aanverwante gebie den. Een stel voorbeelden: de bosbouw, natuurbescherming, landschapsverzorging, rekreatie, plantsoendiensten, proefsta tions, toeleveringsbedrijven, het veilingwezen, boerenleenban ken, de levensmiddelenindustrie, handelsorganisaties of koö- peraties. De opsomming is hiermee nog lang niet volledig, maar geeft wel een indruk van het uitwaaieren van deze leerlingen over een beroepenveld, dat even wijds als gevarieerd is. Dit beroepenveld kan men verdelen in verschillende groepen. Een aantal beroepen heeft heel duidelijk te maken met de eerste funktie van de landbouw: het produceren van voedsel, agrari sche grondstoffen, siergewassen e.d. Andere beroepen hebben veel meer te maken met wat wordt genoemd "het beheer van de groene ruimte". Daaronder verstaat men de zorg voor siertui- nen, plantsoenen, parken en bossen, maar ook de zorg voor het milieu en het landschap in het algemeen. Bovendien zijn er nog gebieden als de verwerking van agrarische produkten (bloem- sierkunst, levensmiddelentechnologie) en dienstverlening (han del, administratie, transport e.d.). Hieruit blijkt al, dat de leer lingen in het lager agrarisch onderwijs weliswaar een gemeen schappelijke belangstelling hebben voor planten, bloemen en dieren, maar dat ze tijdens hun opleiding zich op heel verschil lende manieren kunnen ontplooien. In deze eerste periode van voortgezet onderwijs - die eerste vier jaar op de landbouwschool - kunnen ze met een aantal gebieden kennis maken. In verdere studie of werk moeten ze de stappen zetten, die nodig zijn om een goede vakbekwaamheid in een bepaald beroep te bereiken. Het lager agrarisch onderwijs maakt deel uit van het lager be roepsonderwijs. Het gaat er in dit onderwijs niet om uw kind in vier jaar klaar te stomen voor één bepaald beroep. In de eerste plaats krijgen de leerlingen een flink stuk algemene kennis en vorming door vakken als Nederlands, Engels, geschiedenis, aardrijkskunde, maatschappijleer, wiskunde e.d. Dat hebben ze later nodig in de maatschappij of in een verdere studie. Daar naast krijgen zij een voorbereiding en oriëntatie op de beroepen waarvoor ze later in aanmerking willen komen. Omdat in het beroepsonderwijs veel nadruk wordt gelegd op het doen, ge beurt dat voor een groot deel door middel van praktijkvakken. Dat gaat dus ook zo in het lager agrarisch onderwijs. Flink wat techniek (3 m misverstanden te voorkomen, het onderwijs op deze scholen bestaat niet enkel uit liefdevolle verzorging van plantjes en dieren. Zowel in de algemene als de beroepsgerichte vakken moet heel wat worden geleerd, met de neus in de boeken of met de handen in de praktijk. In land- en tuinbouw - om maar eens een voorbeeld te noemen - heeft de techniek een grote opmars gekend, die nog altijd niet tot stilstand gekomen is. Kennis en ervaring met die technieken zijn vereist wil men later goed aan de slag komen. Landbouwwerktuigen, bedrijfsinrichting, me chanisatie van allerlei taken in het moderne agrarische bedrijf moet men heel goed kennen. Zelfs de komputer doet al zijn intrede in de groene sektor, b.v. in de tuinbouw voor het automatisch regelen van beregening en beluchting in kassen. Je kunt zeggen dat vakkundigheid tegen woordig meer is dan zorg voor de natuur. Kennis en praktijkervaring, techniek en bedrijfsbeheer, zijn as- pekten die met elkaar de doorslag geven voor een goede uitoe fening van beroep en bedrijf. Het lager agrarisch onderwijs moet u zien als een basisopleiding. Het is onmogelijk om uw kind, van zijn twaalfde schooljaar af, in vier jaar tijds alles bij te brengen voor een volledige vakbekwaamheid. Dat zal daarna moeten gebeuren. Er kan dan gekozen worden uit verscheidene wegen: verder leren aan een middelbare agrarische school of een kombinatie van werken en studeren in het leerlingenstelsel. Ook zijn er nog verschillende aparte vakscholen. Het is mogelijk om met het diploma in de hand naar een andere beroepsopleiding over te stappen. Een niet te verwaarlozen deel van de leerlingen doet dit, om zeer uiteenlopende redenen. Wy lazen in de krant een kort verslag over een vergade ring van de vereniging van commiezen van 's Rijks-belas- tingen. In dat verslag stond dat de commiezen vinden dat zij hun werk tegenwoordig niet meer goed kunnen doen. Ze klagen erover dat de belastingbetalers de wet ontduiken of op an dere manier frauderen en dat zij daartegen veel te weinig kunnen doen. De wetten die ze moeten uitvoeren zijn te ingewikkeld. Dat laatste is zeker het geval. Ze hebben er nu over ge schreven naar hun baas, de Minister van Financiën en naar de Kamer. Ze zullen zelf ook wel niet verwachten dat het veel helpt. Het grootste ongeluk dat op belastinggebied kan gebeuren is dat er een maatregel komt die de uitvoering van een belastingwet eenvoudiger moet maken. Het wordt er altijd alleen maar moeilijker door. Raar maar waar. Verder zullen wij het daar nu niet over hebben, maar de aandacht vestigen op iets dat in een aantal gevallen in de agrarische sektor van belang is maar waarvan wij gemerkt hebben dat het wat minder bekend is dan wij dachten. A Is het bedrijf niet van te voren verpacht is wordt vrije grond en vrije gebouwen overgedragen. Deze hebben dan dus ook een vrije waarde, maar de overdracht gebeurt tegen agrari sche waarde. Deze ligt lager, veel lager zelfs dan de vrije waarde. Dat weet iedereen. A Is men een zaak aan een ander verkoopt voor belangrijk minder dan de werkelijke waarde, dan doet men een schen king aan de koper. Deze geniet wat men noemt een mate riële bevoordeling. Volgens de bepalingen van de successie wet moet in dat geval schenkingsrecht worden betaald. Nu heeft echter de Minister van Financiën in een brief aan de belastingdienst, in de vaktaal resolutie genoemd, voor geschreven dat, als het kind dat de boerderij koopt, het landbouwbedrijf voortzet, er geen schenkingsaangifte ge daan behoeft te worden. Er wordt in die gevallen dus ook geen schenkingsrecht geheven. Die resolutie is niet nieuw, ze is n.l. al van 25 augustus 1965. Dat wij er nu toch de aandacht op vestigen komt doordat wij hebben ervaren dat blijkt dat ze hier en daar toch niet, of niet meer bekend is. Zelfs in het notariaat, als de notaris tenminste niet zoveel met landbouw te maken heeft, is de al wat oude resolutie soms wat in het vergeetboek geraakt. Mocht dat ergens het geval zijn, dan kan het dienstig zijn te weten dat ze te vinden is in de Vakstudie Successiewet in aantekening 158 op artikel 1. Er zijn aan toepassing van de resolutie een aantal voor waarden gesteld. In de eerste plaats moet vaststaan dat het bedrijf nog gedu rende langere tijd wordt voortgezet. Het mag niet zo zijn dat al binnen korte tijd tegen vrije waarde wordt verkocht. A Is de inspekteur van registratie en successie eraan twijfelt of dit het geval zal zijn, kan hij vorderen dat het kind-op volger ëen schriftelijke overeenkomst met hem aangaat, waarbij hij zich verbindt om het bedrijf gedurende tenminste 10 jaar na de overeenkomst voort te zetten, terwijl het de verplichting op zich neemt om alsnog schenkingsrecht over het verschil tussen vrije en verpachte waarde te betalen als hij het bedrijf eerder zou staken. Het moet ook vaststaan dat ouders en de kinderen die in het bedrijf opvolgen, ook inderdaad zaken doen op de agrari sche waarde. Men mag niet na bepaalde foef]es toch in feite voor de onderlinge verhouding uitgaan van hogere bedra- gen. Aan het slot van de aantekening in de Vakstudie Succes siewet lezen wij dat de resolutie ook geldt voor overdrachten aan kleinkinderen en aan pleegkinderen. Ze geldt dus niet als het gaat om overdrachten aan b.v. broers of neefs. A Is die tegen agrarische waarde kunnen kopen, terwijl het vrije grond betreft moet schenkingsrecht betaald worden. Voor hen geldt de resolutie naar de letter niet. En dat is zeer te betreuren. Misschien wordt hier nog wel eens iets aan gedaan. Het zou billijk zijn. Maar ja, daarom gebeurt het nog niet altijd. Paauwe 7f kan een goede diskussie en standpuntbepaling juist bevorderen. Overigens is het mij opgevallen dat de Nota der Agrarische Jongeren op zo veel belangrijke punten zeer dicht tegen onze opvattingen binnen de CLO's aanligt. n de eerste plaats de algemene lijn dat de jongeren, hoewel de noodzaak van een zekere groei ter versterking van de konkur- rentiepostie onderkennend, nog slechts een beperkte jaarlijkse teruggang van het aantal werkenden in de land- en tuinbouw wensen en dan nog alleen via natuurlijk verloop. Ik dacht dat wij als CLO's de laatste tijd ook duidelijk op deze lijn zaten. Ook het meer richten van het beleid op de middengroep van bedrijven sluit bij onze visie aan. Alleen willen de jongeren naar mijn mening het beleid te exklusief voor alleen de middenbedrijven bestemmen. Zo vind ik het ongewenst om aan bedrijven die aan 2 of meer vaste arbeidskrachten werk bieden alle groeimogelijkheden te ontnemen, zoals de nota wil. Wel moeten we blijven werken aan een weren van Mammoetbedrijven en agrarische produktie-een- heden van toeleverende- of afnemende industriën. Het uitgangspunt dat op langere termijn de opbrengst van de produkten het inkomen van boer en tuinder moet leveren, is geheel het onze. Ook als men aangeeft dat de prijzen op de kostenontwikkeling van het doorsnee bedrijf moet zijn afgestemd en dat bij falend prijsbeleid, bepaalde vormen van inkomensaan vulling moeten kunnen plaatsvinden. Het is duidelijk dat ook de jongeren worstelen met aan de ene kant hun wens om het zelf standig ondernemersschap in de landbouw te behouden en aan de andere kant de vraag hoe in bepaalde situaties een toch wel gewenste inkomensaanvulling moet plaatsvinden. Veel verwacht het rapport voorts van een stringente produktie- beheersing. Met name dan konlingentering. Dat vraag en aanbod nauwer op elkaar afgestemd zullen moeten worden en dat daar maatregelen voor nodig zijn is ook mijn mening. Evenwel men moet bij het zoeken naar oplossingen wel degelijk rekening hou den met de hedendaagse Europese politieke praktijk. verigens is een gebrek aan Europese dimensie in deze nota, één van de dingen die mij in dit rapport tegenvalt. En juist in dat Europa ligt toch de toekomst van de Nederlandse boer en tuin der. Wat ik ook mis is de rol van de boerenkoöperatie. Zeker daar waar de nota zo breed de afhankelijkheid van de boer van indus trie, handel e.d uitmeet. Alles bijeen niettemin een interessant werkstuk, waarin wij be hoorlijk wat van onze ideeën terugvinden en waarover wij graag met de Agrarische jongeren van gedachten zullen wisselen. Daarom betreur ik het dan ook zeer dat op de eerder aangehaalde jongerenmanifestatie een werkelijke zinvolle diskussie over de landbouwproblemen van met name ook de jongeren niet mogelijk bleek. Daarvoor werd deze dag te zeer beheerst door allerlei groeperingen die niet of slechts zeer zijdelings met de agrarische jongeren te maken hadden. Echte toekomstige en jonge boeren kwamen nauwelijks aan bod. Slechts weinigen van al diegenen die zo nodig hun "wereldhervormende of vervormende ideeën" moesten spuien, had ik, en met mij de vele agrarische jongeren die zich ook aan deze vertoning ergerden, die morgen in de natte klei bij de ploegkampioenschappen gezien. En daarvan was de jongerendag toch min of meer de afsluiting. Het N.A.J.K.-bes- tuur zou er dan ook verstandig aan doen een dergelijke dag wat meer op de problemen en inbreng van de eigen mensen te richten.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1978 | | pagina 3